Verslag van de vergadering van 10 maart 2020 (2019/2020 nr. 23)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.58 uur
Mevrouw De Blécourt-Wouterse i (VVD):
Dank u, voorzitter. Allereerst mijn hartelijke gelukwensen aan mevrouw Veldhoen, die later vandaag eveneens haar maidenspeech zal houden. Mij is verteld dat het bij een maidenspeech goed gebruik is om een persoonlijke noot toe te voegen. Laat ik dat dan ook meteen maar doen.
Voorzitter. Zoals u wellicht weet, houd ik mij al geruime tijd bezig met het thema "diversiteit" en dan met name de vrouwenzaak. Op 25-jarige leeftijd startte ik mijn werkzame leven bij Baker & McKenzie, destijds Caron & Stevens. De grondlegger van het kantoor, Willem Stevens, was mijn grote voorbeeld, niet in de laatste plaats omdat hij zitting had in de Eerste Kamer.
Wie had kunnen bedenken dat ik zoveel jaren later in zijn voetsporen zou treden, al is het dan voor een andere partij? Zou hij zelf al die jaren geleden voorspeld hebben dat hij zou worden opgevolgd door een vrouw? Willem, welkom terug in dit huis. Ook vandaag kijk ik nog tegen je op en niet alleen omdat je hoger op het balkon zit. Zoals jij een voorbeeld was en bent voor mij, hoop ik weer een voorbeeld te zijn voor jongere vrouwen en mannen en voor mijn kinderen, waarvan er een ook op het balkon zit.
Voorzitter. Wij bevinden ons in de chambre de réflexion, een benaming waar wij niet te licht aan voorbij moeten gaan, juist omdat die reflectie in onze huidige maatschappij, waar wij vaak bij de waan van de dag leven, cruciaal is voor het toetsen van wetten.
De democratische rechtsstaat is het fundament van onze samenleving en op de World Justice Project Rule of Law Index 2019 staat Nederland op een uitstekende vijfde plaats. Nederland doet het goed als je het bijvoorbeeld vergelijkt met Polen. Een sterke democratische rechtsstaat is van groot belang om de uitdagingen van een snel veranderende en gefragmenteerde maatschappij in vertrouwen met elkaar aan te kunnen. Waakzaamheid is geboden, want ook ónze rechtsstaat kent bedreigingen.
De bedreigingen waar ik vandaag, na wat algemenere beschouwing, langer bij stil zal staan, zijn de toegang tot het recht en de veiligheid. In onze democratische rechtsstaat houden macht en tegenmacht elkaar in evenwicht; het is vandaag al vaker benoemd. Juist dat evenwicht ontbreekt in bijvoorbeeld Polen, waar hervormingen hebben geleid tot een beperking van de bevoegdheden van het Grondwettelijk Hof, een omstreden mediawet en meer invloed van de politiek op de rechterlijke macht. Maar er ontbreekt daar nog iets anders, iets wat fundamenteel is voor een democratische rechtsstaat, namelijk de vrijheid om kritisch te zijn, om de dialoog te kunnen voeren.
Voorzitter. Recent heeft een aantal rechterlijke uitspraken in Nederland veel stof doen opwaaien. Deze uitspraken stemmen tot reflectie. Het mooie in Nederland is dat wij vrij zijn om met elkaar van gedachten te wisselen over rechterlijke uitspraken. Wij mogen daar zelfs kritiek op hebben. Het debat is als het ware een apk van de rechtsstaat. Het noopt soms tot bijschaving van de wetgeving als we ons niet in rechterlijke beslissingen kunnen vinden. De rechtsstaat is daarom nooit af. Na debat en reflectie zal hij door wetswijzigingen een beetje bijgeschaafd kunnen worden. Daar is gelukkig ruimte voor in Nederland. Voor de wetgevende macht biedt dat een uitgelezen moment om in de spiegel te kijken — daar hebben we de spiegel weer — en om ons af te vragen op welke manier wij een bijdrage kunnen leveren aan het bijschaven van de rechtsstaat. Het is belangrijk om daar als wetgevende macht in verbinding met de brede samenleving over in discussie te blijven en ook kennis te nemen van en open te staan voor de inbreng van de rechterlijke macht en de uitvoerende macht. Dit altijd met respect voor de scheiding der machten als fundament van onze samenleving. Op die manier kan de wetgeving zodanig verbeterd worden dat de maatschappij die makkelijker zal aanvaarden en zich gehoord voelt. De wetgevende macht heeft immers de taak om in directe verbinding met burgers ook na de verkiezingen wetten tot stand te brengen, niet als reflex op een incident, maar gericht op de lange termijn, gericht op bestendigheid en duurzaamheid.
Voorzitter. Wetgeving mag niet te licht tot stand komen, maar mag pas na reflectie en gedegen toetsing aan de Grondwet, verdragen en jurisprudentie tot stand komen. Dat is precies waar ik me voor wil inzetten in de Eerste Kamer.
Voorzitter. Zo kom ik aan bij de twee onderwerpen die een belangrijke rol spelen in onze rechtsstaat: de toegang tot het recht en ondermijnende criminaliteit. Het recht op demonstratie is een van de verworvenheden van onze democratische rechtsstaat en is opgenomen in artikel 9 van de Grondwet. Het draagt bij aan het in stand houden van onze democratische rechtsorde. Het afgelopen jaar is er veel gedemonstreerd in Nederland. Zo gingen boeren, leraren, de bouw, scholieren, de zorg en — in dit verband niet onbelangrijk — ook de advocatuur de straat op. De sociaal advocaten demonstreerden voor toegang tot het recht en tegen bezuinigingen op het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand. In zijn jaarlijkse rapportage gaf ook het College voor de Rechten van de Mens aan dat de toegang tot het recht onder druk staat. We moeten ons realiseren dat als de toegang tot het recht onder druk komt te staan, daarmee ook het vertrouwen in de rechtsstaat onder druk komt te staan.
In het debat heeft de nadruk het laatste jaar met name gelegen op de hoogte van de griffierechten en de gefinancierde rechtshulp. Dat is belangrijk omdat de toegang tot het recht voor iedereen, ook de minder daadkrachtigen, moet worden gewaarborgd. Dat is inherent aan een sterke rechtsstaat. Maar toegang tot het recht voor de middengroep is net zo belangrijk. De stelselherziening rechtsbijstand en de maatschappelijk effectieve rechtspraak moeten stapsgewijs een noodzakelijke oplossing bieden voor overbelaste rechters en hoge kosten, waarbij ingezet wordt op innovatie en verdere digitalisering.
Voorzitter. Op dit moment lopen er pilots om te bekijken of toegang tot het recht op een meer laagdrempelige en andere manier vormgegeven kan worden. De VVD juicht dat toe, en dan vooral het feit dat de initiatieven vanuit een behoefte vanuit de maatschappij zijn opgezet en zij kleinschalig en lokaal zijn. Daarmee kan namelijk op een overzichtelijke manier worden bekeken of het idee ook echt werkt en of het brengt wat de rechtzoekenden ervan hadden verwacht.
Voorzitter. Uiteraard vindt de VVD het van belang om de pilots op gezette tijden te evalueren, maar zij vindt het vooral van belang om de samenhang tussen de verschillende pilots inzichtelijk te maken, waarbij het hogere doel niet uit het oog wordt verloren. Dat is mede van belang voor de kenbaarheid van de rechtzoekende. Mag ik de minister vragen hoe hij ervoor gaat zorgen dat rechtzoekenden hun weg kunnen vinden en dat het overzicht op en de samenhang tussen de pilots niet verloren gaat? De VVD-fractie zou de minister verder willen vragen hoe hij ervoor zorgt dat iedereen in Nederland, ook advocaten en rechters, op tijd zijn klaargestoomd om deze digitale en innovatieve veranderingen aan te kunnen. Ik zou dit onderwerp willen afsluiten door aan de minister te vragen om een langeretermijnvisie op het probleem dat veel breder in Nederland speelt, te weten: hoe de rechtspraak de juiste mensen uit de markt aan zich kan binden en een veilige en gezonde werkomgeving kan bieden. Zijn daar al stappen gemaakt?
Voorzitter. Dan kom ik op de veiligheid. Met een zeventiende plaats op de Global Peace Index van 2019 is Nederland, vergeleken met vele andere landen, een veilig land om in te leven. Echter, ook de veiligheid in Nederland kent bedreigingen. Vandaag zal ik stilstaan bij een van deze bedreigingen, en dat is de georganiseerde criminaliteit. Zware georganiseerde criminaliteit is veelal ondermijnend. Het gaat daarbij niet alleen om de onderwereld die infiltreert in de bovenwereld, maar het gaat ook om het ontwrichten van de samenhang in wijken, het op grote schaal systematisch schenden van wettelijke normen, intimidatie, omkoping van burgers, bedrijven, bestuurders en het ambtelijk apparaat. Zware georganiseerde criminaliteit is veranderd. Criminelen hebben de afgelopen jaren aanzienlijk geïnvesteerd in de bovenwereld en in hun defensieve informatiebeveiliging. Denk daarbij bijvoorbeeld aan beveiligde online drugsmarkten, Hansa Market, beveiligde telecommunicatie, Ennetcom, en beveiligde hosting, CyberBunker. Criminelen hebben ook hun offensieve beveiliging opgevoerd. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de trieste gebeurtenis van 18 september 2019: de liquidatie van advocaat Derk Wiersum. Het is vandaag al vaker genoemd. Criminelen bedienen zich daarnaast van juridische en financiële veiligheid.
Voorzitter. De overheid staat mijns inziens voor de grote uitdaging om daar effectief tegen op te treden. Als dat niet lukt, tast dat fundamenteel onze rechtsstaat aan. De uitdaging waar wij voor staan, is hoe wij het begrip "effectief optreden tegen ondermijning" gaan definiëren om onze democratische rechtsstaat overeind te houden. Het aanpakken van criminele veiligheid mag immers niet ten koste gaan van onze eigen veiligheid, de veiligheid en de privacy van de burger als individu en de veiligheid van de maatschappij als geheel. Ik zal dat toelichten.
Voorzitter. De regering focust in 2020 op ondermijning en dan met name op drugshandel en criminele geldstromen. Een pakket aan ondermijningswetgeving zal de Eerste Kamer naar alle waarschijnlijkheid nog dit jaar bereiken. Ondermijning heeft vele gezichten. Zo zien we bijvoorbeeld internationale en ook digitale campagnes ter ondermijning van de rechtsstaat en van democratische instituties. Een en ander is ook gelinkt aan de ondermijning van vrouwen en vrouwenrechten, en die vergen weer een ander soort aanpak. Nieuwe vormen van criminaliteit vragen wellicht om nieuwe vormen van opsporing. De VVD-fractie is van mening dat daarbij past dat kritisch moet worden gekeken naar de organisatie en capaciteiten van politie en de samenwerking tussen politie, justitie en mensen in het veld (politie, gemeentebesturen en burgemeesters), maar dat er ook aandacht wordt besteed aan de manier van opsporen in een snel veranderende omgeving. Een sociaal-maatschappelijk offensief in kansarme buurten is daarbij onontbeerlijk. Ingezet moet worden op zichtbare handhaving van de rechtsstaat door inzet van de wijkagent met rechtspraak in de buurt. De uitdaging voor politie en justitie is om de complexiteit van zware georganiseerde criminaliteit bij te houden en het hoofd te bieden. Het vereist een verandering in de manier van opsporing die aansluit bij de veranderende maatschappij. De succesvolle aanpak van eerdergenoemde beveiligingsleveranciers, Hansa Market, CyberBunker en Ennetcom, laat zien dat dit een tijdperk is van grote hoeveelheden abstracte bewijsbronnen. Dat betekent dat we databronnen aan elkaar moeten kunnen koppelen en moeten investeren in onder andere data science om verdachte patronen te herkennen en om kwetsbaarheden in door criminelen opgezette beveiliging te gebruiken.
Voorzitter. Dit informatietijdperk vraagt om datagedreven bestrijding van ondermijning, maar dat roept vragen op over de huidige interpretatie van juridische principes als dataminimalisatie en -retentie en het verstrekken van politiegegevens aan derden om ondermijning effectief te bestrijden. Tegelijkertijd realiseer ik mij dat dat een zorgvuldige afweging van onze fundamentele vrijheden en grondrechten vergt, waarin burgers worden beschermd tegen de inbreuken van criminelen maar ook tegen de inbreuk op onze privacy. Zou ik de minister in dat kader zijn visie op dit thema mogen vragen? Bestaat er al een visie op datagedreven bestrijding en opsporing? Zo ja, zou ik de minister dan mogen vragen hoe hij omgaat met het privacydilemma?
Voorzitter. Ik vraag de minister hoe een effectieve interventie op ondermijning wordt gemeten als daar geen strafzaak uit voortvloeit maar er wel een adequate verstoring van het criminele businessmodel mee wordt bereikt. Dezelfde vraag heeft de VVD ten aanzien van de wijkagent. Het kan toch niet zo zijn dat het rendement van de wijkagent ter discussie kan komen te staan omdat zijn of haar werk niet kan worden gemeten in voldoende strafzaken of gedocumenteerde contacturen?
Voorzitter. De veranderende sociale en digitale maatschappij vereist een ander soort capaciteiten en kwaliteiten van medewerkers bij de politie en het OM. Programma's voor de verbetering van loopbaanperspectief en een veilige en gezonde werkomgeving zijn onontbeerlijk. Zou ik de minister mogen vragen om te reflecteren op de mogelijke maatregelen die hij voor ogen heeft om ervan verzekerd te zijn dat de politie en het OM in staat zullen zijn de juiste mensen aan te trekken, te behouden en op te leiden en om hun eigen mensen een verbeterd loopbaanperspectief en een veilige en gezonde werkomgeving te bieden, juist met het oog op hoogwaardige criminaliteitsbestrijding? Mag ik de minister vragen hoe hij in dat kader aankijkt tegen de universitaire rechercheopleiding die professor P.J. van Koppen voorstaat, nu binnen drie jaar 15.000 rechercheurs nodig zullen zijn?
Voorzitter. Zo kom ik tot mijn conclusie. Onze rechtsstaat is nooit af. We moeten er met elkaar over in gesprek blijven. Niet ieder verkokerd in zijn eigen pijler binnen de trias politica, maar in verbinding over de pijlers heen en in contact met de complexe maatschappij. We moeten als wetgever de macht in de spiegel durven kijken. We moeten reflecteren, waarna de staat van de rechtsstaat kan worden bijgeschaafd zonder het evenwicht te verstoren. De rechtsstaat verdient bescherming, juist in een snel veranderende, gefragmenteerde digitale wereld. Goede wetten zijn daarbij onontbeerlijk. Montesquieu, de grondlegger van de trias politica, heeft dat treffend als volgt verwoord: "Iets is niet juist omdat het de wet is; maar het moet de wet zijn, omdat het juist is."
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw De Blécourt. Blijft u nog even staan. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen.
Na uw studies civiel en fiscaal recht aan de Rijksuniversiteit Leiden ging u in 1990 werken als advocaat-associate bij advocatenkantoor Baker McKenzie in Amsterdam. Negen jaar later werd u internationaal partner en hoofd van de Amsterdamse sectie arbeidsrecht en pensioenen bij hetzelfde kantoor. Van 2003 tot 2007 was u bovendien lid van de raad van bestuur van Baker McKenzie.
U bent verder bestuurslid van de stichting African Parks Foundation en van de American European Community Association, die tot doel heeft de dialoog over economische en politieke zaken te bevorderen. Tevens bent u voorzitter van de raad van toezicht van Rutgers, het kenniscentrum seksualiteit.
Onlangs verschenen uw memoires, getiteld "Vrijgevochten. Mijn ongebaande pad naar de top", waarin u schrijft over de reden waarom u zich bent gaan inzetten voor, in uw woorden, de "vrouwenzaak". Dat was namelijk het moment waarop u werd gepasseerd als mogelijke partner en een mannelijke collega wel partner werd. U realiseerde zich dat mannen en vrouwen niet met dezelfde bril bekeken werden.
Die ervaring leidde ertoe dat u in 2006 met een aantal anderen Women on Top oprichtte, dat een einde wilde maken aan het mannenkartel. Ook schreef u mee aan een wet voor een evenwichtige zetelverdeling tussen mannen en vrouwen in de raad van bestuur en de raad van commissarissen van grote ondernemingen. Toen de wet op 31 mei 2011 werd aangenomen in deze Kamer, hief Women on Top zich onmiddellijk op. Met de wettelijke streefcijfers was de belangrijkste doelstelling, meer vrouwen in topposities, in vervulling gegaan.
In dagblad Trouw constateerde u onlangs dat het effect van de wet mogelijk beperkt is, omdat het aannemen van vrouwen geen verplichting is. U zei, ik citeer: "Misschien moeten we hardere maatregelen nemen." In datzelfde interview ging u ook in op uw Eerste Kamerlidmaatschap voor de VVD. Ik citeer opnieuw: "Ik heb vaak een grote mond. Als ik denk dat ik het beter kan, dan moet ik ook maar verantwoordelijkheid nemen. Het biedt me bovendien een nieuw platform om de vrouwenzaak onder de aandacht te brengen."
Wij kijken ernaar uit. Nogmaals, van harte welkom.
Ik schors de vergadering nu voor enkele ogenblikken, zodat de leden u kunnen feliciteren. Ik verzoek u zich op te stellen voor het rostrum voor de felicitaties. Als voorzitter feliciteer ik u graag als eerste. Zoals eerder gememoreerd, gebeurt dat zonder handen schudden.