Verslag van de vergadering van 7 april 2020 (2019/2020 nr. 24)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.49 uur
De heer Nicolaï i (PvdD):
Voorzitter. Ik ben blij met de laatste woorden van de heer Van der Burg. In een debat leer je van elkaar, en leer je, als het goed is, ook luisteren. Ik heb goed geluisterd naar de minister, die ook ik dank voor de uitvoerige beantwoording - hoewel hij af en toe een beetje om de hete brij probeerde heen te draaien, maar dat hoort bij het politieke spel. Ik denk dat ik sowieso bij dezen motie D intrek. En het was even ingewikkeld: ik bedoelde inderdaad de evaluatie van als er dingen misgaan. De minister zat steeds maar op de evaluatie van of we door moeten gaan. Maar het is mij helder geworden dat er ook goed gekeken gaat worden of er misschien gaandeweg dingen naar boven komen waarvan we zeggen: dat hebben we zo niet bedoeld. Zo heb ik tenminste de woorden van de minister begrepen.
Ik ben tijdens deze beraadslaging toch ook wel onder de indruk geraakt van de grote zorg die er bij een aantal van de leden leeft over mensen in de volksvertegenwoordiging die tot de kwetsbare groepen horen of die een kwetsbaar iemand thuis hebben, waardoor zij verhinderd zijn om aan het proces deel te nemen. Ik ben er eerlijk gezegd nog steeds niet helemaal uit, want je hebt toch eigenlijk gewoon ... Die afweging hoort eigenlijk ook thuis in zo'n debat. Daar is zo'n debat ook voor bedoeld. De afweging wordt dan scherper. De afweging is namelijk: gaan we die mensen beschermen? Daar is kennelijk behoefte aan, want ook uit het land komen er vragen: kunnen we niet digitaal gaan vergaderen? Dat is het ene. Het andere belang — daar hoeven we ook geen doekje om te winden, want volgens mij is iedereen het daar wel mee eens — is: als je fysiek vergadert en fysiek een politiek debat voert, dan is dat honderdmaal prettiger en functioneert dat beter dan een digitaal debat.
Mijn grote angst, die ik ook heb uitgesproken en waardoor ik mij van begin af aan verzet heb tegen deze wet ... De avond nadat de Tweede Kamer het had aangenomen, heb ik al dit stuk geschreven, om ook mee te doen in de te korte tijd die we hebben. Wat dat betreft hebben we dus op hetzelfde spoor gezeten. Maar hoe je het ook wendt of keert, ik denk dat mijn afweging toch nog steeds is dat het mijn angst is dat dat politieke debat gaat verwateren. We gaan echt hele zware tijden tegemoet, denk ik. Mijn angst is dat dat politieke debat gaat verwateren. Dat weegt voor mij toch zwaarder dan het belang, dat ik zeer respecteer en dat door diverse senatoren naar voren is gebracht, van de mensen die misschien niet mee kunnen doen. Ik denk dat de mensen die niet mee kunnen doen ... Als het quorum er is, kan de vergadering gewoon plaatsvinden. Er moet dan een middel gezocht worden om die mensen erbij te kunnen betrekken. Dat is ook mogelijk. Het is volgens mij praktisch en feitelijk mogelijk om eventueel wel te vergaderen in een fysieke omgeving, met die RIVM-richtlijnen in de hand. Als dat kan, weegt dat voor mij nog steeds het zwaarste.
Dat is de reden dat ik tegen de wet zal stemmen, hoewel ik zeer respecteer dat er ook andere belangen zijn. Die moeten meegewogen worden, maar je zal toch ergens een keer een afweging moeten maken.
Dan over mijn andere motie. Of het nou technisch een amendement is ja of nee, laat ik hier nu maar even in het midden. Ik heb geworsteld met de volgende vraag. Zegt de minister nou: het primaat is eigenlijk dat als het kan, we het fysiek moeten doen? Dat zegt hij ook. Dat heeft hij vandaag nog een keer uitgesproken. Maar bedoelt hij daarmee: in het coronatijdperk doen we dat dus niet? Of bedoelt hij: in het coronatijdperk, in de periode van deze tijdelijke wet, moeten we ...
De voorzitter:
Meneer Nicolaï, ik ga u even onderbreken. Dit begint op een derde termijn te lijken. Dat is niet de bedoeling. Ik wil u vragen om kort uw stemgedrag toe te lichten. We gaan ervan uit dat u voor uw eigen motie stemt. Daar bent u mee bezig. Als u dat nog kort wilt toelichten, dan weten we dat en kunnen we gaan stemmen.
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik wilde toelichten waarom ik die andere motie wel handhaaf. Dat was eigenlijk het punt. Ik handhaaf die, omdat ik niet de zekerheid heb dat er echt mee bedoeld wordt wat ik daarmee bedoeld heb en omdat de minister de ene keer dit zegt en de andere keer dat, en we er in de Kamer niet veel wijzer van geworden zijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nicolaï. Wenst een van de overige leden nog een stemverklaring af te leggen over het wetsvoorstel of over de twee moties? Dat is niet het geval.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Nicolaï c.s. (35424, letter D) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.
Dan gaan we nu stemmen. We stemmen bij zitten en opstaan.