Verslag van de vergadering van 19 mei 2020 (2019/2020 nr. 27)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.53 uur
De heer De Vries i (Fractie-Otten):
Voorzitter. De afgelopen decennia is er een wildgroei ontstaan in de diverse Wajong-regelingen. 245.000 mensen met een arbeidsbeperking vallen nu onder Wajong-regimes. Zo kennen we de zogenaamde oWajong, de maatmanwissel, de Bremanregeling en de Wajong 2010. In totaal zijn er circa 245.000 Wajong-uitkeringsgerechtigden, waarvan 114.000 met arbeidsvermogen. Van die 114.000 mensen met arbeidsvermogen zijn er ruim 60.000 aan het werk. Ik baseer me hierbij op de cijfers van de UWV Monitor Arbeidsparticipatie 2019. De helft van de mensen die vallen onder de Wajong heeft dus mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Hiervan is ruim 80% jonger dan 35 jaar. Kortom, het is een regeling die voor veel, vooral jonge mensen, van levensbelang is.
Dat de staatssecretaris in het bestaande Wajong-woud van regelingen een harmonisatieslag wil aanbrengen, is begrijpelijk. En dat is op zich ook een goede zaak. Ook de principes van participatie moeten worden gestimuleerd. Werken, en meer werken, moet lonen. Dat het doen van een studie of opleiding gestimuleerd moet worden, dat begrijpen wij. Naar de mening van onze fractie zijn dat ook de goede elementen van het voorliggende Wajong-harmonisatievoorstel.
Bij veel jonggehandicapten bestaat de angst dat wanneer zij gaan werken, ze hun recht op een uitkering verliezen, of het recht niet meer kunnen laten herleven in de toekomst. Dit kan in de praktijk leiden tot belemmeringen om de zo gewenste participatie te realiseren. De versoepeling van het recht om de Wajong in dat soort situaties te laten herleven, is dan ook een praktische, participatiebevorderende maatregel. Echter, door deze harmonisatie van de Wajong-regelingen komen in de praktijk onbedoeld ook een aantal mensen tussen wal en schip te vallen, die daar zonder daar zelf enige invloed op te hebben slachtoffer van worden. Net als een aantal vorige sprekers heeft de fractie-GO ook vele mails met schrijnende voorbeelden ontvangen. We hebben daar goed kennis van genomen en geconcludeerd dat hier een oplossing voor moet worden gevonden. Zeker aangezien deze harmonisatieregeling op 7 november 2019 met slechts een krappe meerderheid, dankzij SGP en FvD, werd aangenomen in de Tweede Kamer. Let wel, dit was nog in het precoronatijdperk. Inmiddels is de situatie op de arbeidsmarkt enorm verslechterd en praten we mogelijk over jarendertigachtige situaties. De jonggehandicapten met een Wajong-uitkering vormen in de praktijk een van de meest kwetsbare groepen op deze snel verslechterende arbeidsmarkt.
Voorzitter. Zoals gezegd, nemen ruim 60.000 van de 245.000 Wajong-gerechtigden deel aan het arbeidsproces. Circa 30% van deze groep, dus ongeveer 17.000 mensen, verdient meer dan het wettelijk minimumloon. Circa 15.000 werken meer dan 30 uur per week. Wij krijgen de indruk dat vooral deze groep actieven relatief sterk wordt getroffen door de harmonisatieregeling. Het ligt daarnaast voor de hand dat juist deze groep het hardst wordt getroffen door het mislopen van gratificaties, zoals eindejaarsuitkeringen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn als het principe is dat meer werken meer moet lonen?
De fractie-GO staat op zich welwillend ten opzichte van de harmonisatieregeling, vanuit de hoeveelheid regels die is ontstaan sinds de invoering van de Wajong in 1998. Maar, zoals betoogd, deze harmonisatie mag niet leiden tot een achteruitgang in financiële verworvenheden. Wij concluderen dan ook dat er geen andere oplossing is dan dat de staatssecretaris vandaag deze Kamer toezegt dat zij bereid is te komen tot een novelle, waarin zij zodanige garantieregelingen invoert dat er geen verslechtering zal ontstaan bij degenen die er mogelijk financieel op achteruitgaan door invoering van de onderliggende harmonisatiewet. Graag kijken we uit naar de reactie van de staatssecretaris.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u, meneer De Vries. Dan is het woord aan de heer Koffeman van de Partij voor de Dieren.