Plenair Van Rooijen bij voortzetting behandeling Wijziging van de Participatiewet en enige andere wetten



Verslag van de vergadering van 26 mei 2020 (2019/2020 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.25 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. Ik heb 's nachts nog niet wakker gelegen van de Participatiewet, maar u zult niet verbaasd zijn als ik hier zeg dat ik wel eens 's nachts wakker lig van de Pensioenwet, om een ander woord niet te gebruiken.

Voorzitter. De Raad van State sprak over het afzien van zorg. Ik heb dat in de dinerpauze, met een broodje, nog eens teruggelezen en ik heb dat nog eens goed tot me laten komen. Ik vind dat de Raad van State hier toch eigenlijk een brug probeert te slaan tussen de Centrale Raad van Beroep en de Hoge Raad. We zullen vanavond niet praten over een herijking van de participatie, maar het is duidelijk dat, zonder vooruit te lopen op de uitslag van dit debat, dit toch om de hoek komt kijken. Participatiesamenleving, ik noemde het straks al: participeren is hier bij uitstek aan de orde. Samen leven, samen zorgen. Kiezen om thuis te blijven wonen om te kunnen zorgen voor degene die zorgbehoefte heeft.

Wij zullen het wetsvoorstel niet steunen. Ik hoor collega's zeggen: ja maar, het is toch het primaat van de Tweede Kamer en wij moeten het juridisch beoordelen. Ik herhaal nog maar een keer: ik heb ook aan de andere kant gezeten. Je kunt zeggen dat het amendement van destijds een fout amendement was. Dat is ook opgemerkt: we moeten altijd heel kritisch zijn naar amendementen in de Tweede Kamer, want die komen ook zonder Raad van State en dergelijke tot stand. Maar dat is wetgeving van de Tweede Kamer geweest. Nu is er weer wetgeving door de Tweede Kamer aanvaard. Ik zal het nog maar een keer zeggen: het stuit me tegen de borst dat dat in dit geval een soort motorblokwetgeving in extremis is. Het motorblok weet het erdoor te krijgen, terwijl de hele oppositie, van links tot rechts, daar grote problemen mee heeft. Ik wil hier wel zeggen dat het niet de taak van de senaat is om te zeggen: maar een motorblok van een coalitie, ook al is het een meerderheid van helemaal niks, moeten we hier maar volgen, tenzij er juridisch iets niet goed aan is. Dan kunnen we bijna hier een stempelbureau worden, wat de Tweede Kamer voor de coalitie in de afgelopen jaren vaak al was.

Voorzitter. De Hoge Raad volgen. Ik hoor van sommige collega's dat ik nooit mag praten over mijn tijd als staatssecretaris. Dat doe ik ook niet, maar in 1971 heeft de Belastingkamer van de Hoge Raad een arrest gewezen over de coming-backservice. Dat kostte een miljard gulden, 400 miljoen euro. Op de eerste dag dat ik staatssecretaris was, vlak voor kerst '73, zei Duisenberg tegen mij: Martin, één ding: dat arrest van de Hoge Raad gaat van tafel. Zo zei hij het niet, maar zo heb ik het wel opgevat. Een halfjaar later heb ik wetsontwerp 13004 ingediend. Ik was nog maar een jonkie van 31. Op Financiën zei men tegen mij: "Wij hebben nog nooit een arrest van de Hoge Raad gekild, nog nooit." Ze hebben ook drie jaar gedacht: wat moeten we nou doen? Geen enkele staatssecretaris — Scholten, Van der Stee — durfde het aan. We hadden de oliecrisis, een crisis. 1 miljard gulden was veel, maar los daarvan vond ik als staatssecretaris dat het onzinnig was dat de Hoge Raad had besloten om voor iemand van 20 jaar die in dienst treedt, al op basis van het eindloon te zeggen: je begint voor 10.000 gulden, maar jouw eindsalaris zou weleens 100.000 gulden kunnen zijn en je mag de pensioenpremie al berekenen op basis van een ton, dus zeg maar 80% daarvan.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, ik denk dat u wel kunt raden wat ik ga zeggen. Dus ik zeg het niet.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Vergissen is menselijk. Dat geldt ook voor de Hoge Raad. Dat zeg ik niet van dit geval, maar we moeten oppassen om te zeggen dat de Hoge Raad heeft gesproken. Het is geen automatisme dat de wetgever dat volgt.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan is het woord aan de heer Janssen.