Verslag van de vergadering van 30 juni 2020 (2019/2020 nr. 34)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 12.11 uur
Mevrouw Moonen i (D66):
Geachte voorzitter en geachte ministers. Eind 1993 is het Biodiversiteitsverdrag van Rio de Janeiro in werking getreden. Er waren 195 landen die dit verdrag ondertekenden. We kennen zelfs de Internationale Dag van de Biodiversiteit. Maar de vraag is: valt er wel zo veel te vieren in de wereld als het over dit onderwerp gaat?
Laat ik mij beperken tot Nederland. Ook in ons land maken we mee dat 40% van de soorten die op de rode lijst staan van dieren, ernstig bedreigd is op dit moment. Ook als we het boerenland van 1900 vergelijken met dat van vandaag, zijn we 85% van onze vogelsoorten kwijtgeraakt. Voor mij is dat niet alleen een statistisch getal. Ik kom van het boerenland, als dochter afkomstig van de boerderij. Als je op het platteland woonde — en u komt er ook vandaan, minister Schouten — kon je als meisje niet zo veel kanten op. Bij de voetbalclub kon je toen nog niet, bij de scouting ook niet. Ik heb toen als 15-jarig meisje, afkomstig van het boerenland, de Algemeen Christelijke Jeugdbond voor Natuurstudie en Natuurbescherming opgericht in de gemeente Weert, omdat ik zo hield van die vogels op dat boerenland. Dus voor mij is die achteruitgang niet alleen een getal, maar een daadwerkelijke beleving en ook een besef dat we het eigenlijk helemaal niet goed doen, ook niet in eigen land, als het om biodiversiteit gaat.
Vandaag hebben we het over de Aanvullingswet natuur en het Aanvullingsbesluit natuur, en vanuit die ambitie om naar de kwaliteit van de natuur te kijken, brengen we vandaag ook onze noties in. De memorie van toelichting op de Aanvullingswet natuur zegt: "Alle normen en instrumenten worden ongewijzigd en beleidsneutraal gecontinueerd in de Omgevingswet. Er wordt geen afbreuk gedaan aan het beschermingsniveau." De Raad van State ziet dat wat anders. Die zegt, in de wet en ook in de toelichting op die wet: het is helemaal niet zo duidelijk hoe die landelijke en internationale instandhoudingsdoelstellingen doorwerken, bijvoorbeeld naar gemeentelijke omgevingsplannen. En eigenlijk zou van die unierechtelijke regels van Natura 2000-gebieden heel duidelijk moeten zijn hoe dat doorwerkt in een integrale afweging. Eigenlijk zegt de Raad van State dat strikte, dwingende Europeesrechtelijke kaders helemaal geen onderdeel kunnen zijn van een integrale afweging, want die heb je sowieso te beschermen.
Onderzoekers van de Wageningen Universiteit acht ik hoog; ik heb zelf mijn studie mogen volgen aan Wageningen University. Ex-collega's van mij hebben een rapport gemaakt Natuur en landschap in de Omgevingswet. Zij zeggen dat er sprake is van een beleidsafzwakking als we kijken naar Natuurnetwerk Nederland.
Als we kijken naar het advies van de Raad van State en van deskundigen van de Wageningen Universiteit, dan zien we dat ze eigenlijk aangeven dat die Wet natuurbescherming niet beleidsneutraal wordt omgezet in de Omgevingswet. Ik wil vandaag graag de minister een handje helpen door de wet echt beleidsneutraal te gaan maken. Volgens mij is dat heel goed mogelijk door vandaag een aantal toezeggingen te doen in het debat. Deze toezeggingen zijn voor de fractie van D66 essentieel. Daarbij wil ik me richten op drie onderwerpen: het borgen van een goede staat van instandhouding, hoe om te gaan met het Natuurnetwerk Nederland en hoe om te gaan met de natuurcompensatie. Het is dus allemaal vrij overzichtelijk.
Om te beginnen de goede staat van instandhouding. Ik gaf al aan dat we op basis van de huidige Wet natuurbescherming en ook op basis van achterliggende verdragen en EU-richtlijnen de gunstige staat van instandhouding als resultaatsverplichting moeten opnemen. Het Rijk is daarvoor eindverantwoordelijk. De nationale natuurvisie moet in het bijzonder aandacht besteden aan het behoud en zo nodig herstel van die gunstige staat van instandhouding. Nu kent de Wet natuurbescherming niet de term "omgevingswaarde", maar de Wet natuurbescherming kende die ook niet voor water en lucht. Op grond van de Omgevingswet worden veel internationale en Europese milieunormen nu wettelijk vastgelegd als omgevingswaarde. Dat doen we voor lucht, dat doen we voor waterkwaliteit en dat doen we ook voor waterveiligheid, wat op zich heel goed is. Maar dat blijkt in het huidige voorstel nog steeds niet te gebeuren voor natuur. Gelet op de internationale verplichting en onze eigen ambities ten aanzien van natuur is het buitengewoon logisch en verstandig om ook voor natuur die gunstige staat van instandhouding op te nemen in de wet.
Dat kan ook heel goed. Juist in Nederland is heel veel onderzoek gedaan naar de gunstige staat van instandhouding op soortenniveau. We kennen allemaal wel de Vogelatlas. Wie heeft hem niet op zijn nachtkastje liggen? We kennen ook allemaal flora's en karteringen van planten en diersoorten, ook op het gebied van de zoogdieren. We weten dus heel goed per kilometerkwadrant wat voor planten en dieren er in dit land leven. Dus het is heel goed mogelijk om die gunstige staat van instandhouding als concrete norm op te nemen, zoals we doen met lucht en water. We kunnen dat objectief in beeld brengen, gebaseerd op ecologische kennis. Daarom is het verankeren van het realiseren van de gunstige staat van instandhouding van soort- en habitattypen als omgevingswaarde zo voor de hand liggend. Je creëert helderheid over wat de verplichting tot het realiseren van die gunstige staat van instandhouding precies inhoudt. Ook krijgt natuur dan eenzelfde positie als andere niet-Europees beschermde milieunormen, zoals de norm voor lucht en water. Dus het is ook een consistente lijn voor hoe we omgaan met lucht en water.
De voorzitter:
De heer Recourt. Heeft u een vraag?
De heer Recourt i (PvdA):
Jazeker. Het klinkt mij als muziek in de oren wat mevrouw Moonen zegt; ik heb er zelf ook voor gepleit. Ik ondersteun het graag, maar ik heb een beetje zitten worstelen met de vraag: hoe moet dat nu praktisch? Hoor ik nu goed dat u zegt: we willen dan een novelle hebben? Is dat wat uw fractie vraagt, of heeft u een andere oplossing?
Mevrouw Moonen (D66):
Ik denk dat een andere oplossing mogelijk is, meneer Recourt. Ik ga zo uitleggen hoe we dat kunnen invoegen in de wet. Het doet me trouwens plezier om te horen dat de PvdA dit punt inhoudelijk steunt. Ik had het ook al gehoord in uw betoog. Dank daarvoor.
Over de gunstige staat van instandhouding heeft minister Ollongren in juli 2019 in de Tweede Kamer gezegd: dat kun je nou het beste regelen in het Aanvullingsbesluit natuur. Precies dat besluit ligt vandaag voor.
Kan de minister toezeggen dat de gunstige staat van instandhouding als resultaatsverplichting wordt opgenomen in de Omgevingswet? Deze toezegging is cruciaal voor D66 om in te kunnen stemmen met de Aanvullingswet natuur. Nou heeft minister Ollongren in het debat in juni 2019 in de Tweede Kamer ook aangegeven dat natuur als omgevingswaarde opgenomen zou kunnen worden in de Omgevingswet, net als lucht en water.
De heer Rietkerk i (CDA):
Kan mevrouw Moonen toelichten wat de resultaatsverplichting in een wet borgen naar haar idee inhoudt? Over de doelen heb ik geen vragen, over de instandhoudingsdoelen. Die zijn beschreven, ook in beleidsstukken. In de NOVI zal dat ook moeten gebeuren wat ons betreft. Maar wat bedoelt u met de resultaatsverplichting in een wet vastleggen?
Mevrouw Moonen (D66):
Ik wil een lijn trekken, zoals we ook doen met lucht en met water. Daar hebben we heel duidelijk resultaatsverplichtingen. Daar geef je echt aan dat je bijvoorbeeld ten minste je huidige niveau wilt handhaven. Mogelijk heb je ook nog meer ambities en die kun je dan opnemen als resultaatsverplichting. Ik wil dat bevoegde gezagen de mogelijkheid wordt geboden om dat te doen, dat daar een wettelijke basis voor komt in de wet. Die is er nu niet voor natuur.
De heer Rietkerk (CDA):
De doelen die beschreven zijn in rijksnota's, in rijksbeleid, voor Natura 2000 zijn nationale doelen. Wil u dan de doelen vertaald hebben in de wetgeving? Dan kan ik u wel weer volgen, want die doelen willen we bereiken. Is dat is uw uitleg of niet? Het gaat mij om het doel of het middel.
Mevrouw Moonen (D66):
Het gaat sowieso om het doel, maar het doel is breder dan de Natura 2000-gebieden. We hebben ook doelen buiten Natura 2000-gebieden. Het gaat erom dat je inderdaad op doelenniveau de resultaatsverplichtingen vastlegt.
De minister heeft toegezegd om de omgevingswaarden vast te leggen. Kan zij aangeven hoe we dat gaan doen voor natuur, net als voor water en lucht? Dat sluit ook aan op de interventie van de heer Recourt. Op welke wijze gaat de minister die omgevingswaarden voor natuur opnemen in de Omgevingswet?
Dan wil ik nu kort ingaan op het Adviescollege Stikstofproblematiek, de commissie-Remkes, omdat dat een relatie heeft met de kwaliteit van de natuur. Het Adviescollege Stikstofproblematiek schrijft in het rapport Alles kan niet overal dat het goed is om de doelstellingen voor stikstofreductie wettelijk en bindend als resultaatsverplichting vast te leggen in de Wet natuurbescherming. De regering heeft op 17 juni een reactie gegeven op het advies van Remkes. Over de wettelijke borging schrijft het kabinet dat het zich wil committeren aan een wettelijke verankering en het zegt toe dat het de kabinetsdoelstelling voor de vermindering van de stikstofbelasting van Natura 2000-gebieden zal opnemen als resultaatsverplichting in het wetsvoorstel Stikstofreductie en natuurverbetering. Ik wil een compliment maken aan de regering dat zij de wat vrijblijvende streefwaarden nu wil gaan omzetten in echt wettelijke resultaatsverplichtingen. Voor D66 was dat een belangrijke toezegging, ook in het traject naar dit debat. Dus dank daarvoor, minister. Kan de minister aangeven hoe die wettelijke verankering wordt verwerkt in de wetgeving en wat voor tijdstraject daarbij hoort?
Remkes schrijft ook dat het goed is om elke twee jaar op basis van de voortgangsmonitor een geactualiseerd natuurdoelstellingenprogramma aan het parlement te sturen dat waarborgt dat inderdaad de doelstellingen worden gehaald. Die monitor heeft dan zowel betrekking op het nationale programma als op de gebiedsspecifieke aanpak van de provincies. Kan de minister toezeggen dat ook dit advies van de commissie-Remkes over de voortgangsmonitor wordt overgenomen?
Tot slot schrijft de commissie dat het goed is om ook wettelijk vast te leggen dat provincies binnen hun verantwoordelijkheden gehouden zijn om uitvoering te geven aan het programma nationale doelstellingen. Kan de minister toezeggen dat deze wettelijke borging er eveneens komt?
Voorzitter. Dan wil ik nu doorgaan met mijn tweede punt, namelijk de begrenzingen van Natuurnetwerk Nederland. Zoals we allemaal weten, is Natuurnetwerk Nederland de hoeksteen van het behoud van biodiversiteit in Nederland. Juist op dit punt — ik gaf het net al aan — is er sprake van een beleidsafzwakking, zegt Wageningen University. Als we de regels uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening — dat is ook wel bekend onder de afkorting Barro — vergelijken met de regels in het Besluit kwaliteit leefomgeving — dat noemen we ook wel het Bkl — vinden we daar, ook volgens de onderzoekers van Wageningen, geen beleidsneutrale omzetting.
Nu mijn vraag. Ik wil niet te veel in de technische details treden, maar mijn vraag aan de minister is: kan zij toezeggen dat in principe de regels in het Besluit kwaliteit leefomgeving beleidsneutraal worden overgenomen, als we dat vergelijken met de regels die in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening staan?
Dan kom ik nu op mijn derde punt: de natuurcompensatie. Natuurcompensatie is vaak functioneel nodig en ook werkelijk zo geregeld om te voorkomen dat kwaliteit en oppervlakte van het Natuurnetwerk Nederland niet achteruitgaan, bijvoorbeeld door een activiteit elders. En ook is het bedoeld om de samenhang tussen de gebieden van Natuurnetwerk Nederland te behouden. Nu is er in 2016 in de Tweede Kamer een motie aangenomen van iemand die ons allen heel bekend is: de motie-Van Veldhoven. En mevrouw Van Veldhoven, inmiddels toegetreden tot het kabinet, zegt: "overwegende dat de regering voorstelt om natuurcompensatie toe te staan, dat het belangrijk is om voldoende waarborgen te bieden voor hoogwaardige kwalitatieve compensatie", en ze verzoekt de regering "ervoor te zorgen dat hoogwaardige compensatie wordt gewaarborgd, en ook te borgen dat de natuurorganisaties in Nederland betrokken worden bij het beoordelen van die kwaliteit". Deze motie is met ruime meerderheid aangenomen.
Nu schrijft de minister op vragen van D66 dat in het Besluit kwaliteit leefomgeving de motie-Van Veldhoven helemaal is verwerkt. Maar onze eigen Algemene Rekenkamer denkt daar wat anders over. De Algemene Rekenkamer zegt: alles goed en wel, maar eigenlijk werkt die natuurcompensatie helemaal niet goed in de praktijk. Nou, daarover denken wij graag mee met de minister: hoe zouden we het beter kunnen laten werken? En daar heb ik een paar suggesties en ook vragen voor aan de minister.
Allereerst is het zo dat je volgens het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, het Barro, natuurcompensatie niet mag doen binnen het Natuurnetwerk Nederland; het moet juist daarbuiten. En mijn vraag is: kan de minister bevestigen dat natuurcompensatie volgens het Besluit kwaliteit leefomgeving ook alleen buiten het Natuurnetwerk Nederland mag plaatsvinden? Dan hebben we een beleidsneutrale omzetting te pakken.
Ten slotte, voorzitter. Bij natuurcompensatie is ook tijdige compensatie van belang. Eerder vroeg de D66-fractie aan de minister: hoe dienen we het woord "tijdig" uit te leggen? De minister gaf een duidelijk en ook heel goed antwoord. Die schrijft: "tijdig" betekent dat de compenserende maatregelen in ieder geval voor aanvang van de betreffende activiteit moeten zijn gerealiseerd. Mijn vraag is eigenlijk: kan de minister dit antwoord over tijdigheid nog even in dit debat bevestigen? Het is dus eigenlijk een schriftelijke reactie op mijn vraag. Kan ze toezeggen dat deze definitie van "tijdigheid" ook wordt opgenomen in de wet? Het mag van mij ook in de toelichting op de wet: wat bedoelen we met het woord "tijdigheid"?
De heer Rietkerk (CDA):
Een vraag over de natuurcompensatie binnen het nationale natuurnetwerk, maar gekoppeld aan de voorwaarden van ook D66, dat we kwalitatief hoogwaardige natuur terug willen. Is mevrouw Moonen het eens met de stelling dat er binnen het nationale natuurnetwerk ook hele lichte pakketten zijn, dus hele lichte natuur?
Mevrouw Moonen (D66):
Dat kan. De natuurnetwerken kennen inderdaad alle gradaties in kwaliteit en ook in doelstellingen. Maar waar het mij om gaat, is dat de natuurcompensatie als gevolg van een schadelijke activiteit elders niet binnen het Natuurnetwerk Nederland plaatsvindt, maar daarbuiten, omdat we dat ook in het Barro zo doen, en dat ik hecht aan het uitgangspunt van de regering dat de wetgeving neutraal wordt overgezet. Vandaar dat ik dit punt maak.
De heer Rietkerk (CDA):
Ik heb een aanvullende vraag. Stel je voor dat in dat lichte deel van het nationale natuurnetwerk een tien keer zo zwaar pakket met positieve elementen voor de natuur geplaatst kan worden met een deeltje buiten het natuurnetwerk. Ik zoek met u naar een optimalisatie, zeg maar, van de verbetering van de natuuromstandigheden.
Mevrouw Moonen (D66):
Het Rijk en alle provincies hebben voor Natuurnetwerk Nederland sowieso doelstellingen afgesproken. Die moeten sowieso gehaald worden. Daarnaast kennen wij het begrip natuurcompensatie voor bijvoorbeeld bouwactiviteiten elders in het land. Die natuurcompensatie moet ook geregeld worden, alleen niet binnen Natuurnetwerk Nederland, maar als aanvulling daarop. Dat is het punt dat ik maak. Dat deden wij tot nu toe ook zo in Nederland en vanuit beleidsneutraliteit wil ik deze werkwijze voortzetten, omdat de regering dat ook zo nastreeft.
Ten slotte, voorzitter, ben ik natuurlijk ook een vrouw uit de praktijk. Het is heel vaak zo dat als je in de praktijk bijvoorbeeld een nieuwe spoorlijn aan gaat leggen en er grondafgravingen nodig zijn, je in dat project werk met werk kunt maken. Mevrouw Klip zal dat als dijkgraaf vast herkennen. Je hebt dan bijvoorbeeld ergens grond verzet en dat gebruik je weer om elders natuur te ontwikkelen. De Grensmaas in Limburg is daar een heel mooi voorbeeld van. Dat zijn gewoon grondstoffen, maar tegelijkertijd heeft er natuurontwikkeling plaatsgevonden. Dat zou er misschien juist voor pleiten dat je vraagt: mag ik die natuurcompensatie ook gewoon in het project zelf doen ten tijde van het project? Dat kan een hele praktische invulling zijn, die ook vaak tot veel draagvlak in een streek leidt. Je maakt eigenlijk werk met werk. Je kan dan bijvoorbeeld ook de compensatie deel uit laten maken van een tracébesluit, waarin je meteen aangeeft: zo gaan we straks die natuur compenseren. Kan de minister aangeven of het ook een mogelijkheid is om, naast die tijdigheid, toe te staan dat de natuurcompensatie in het gebied of in het project wordt geregeld op het moment dat die bulldozer daar toch al bezig is? Zo kan je in één handeling aan herstel werken.
Tot slot, voorzitter. In de aangenomen motie-Van Veldhoven stond heel duidelijk: laten wij natuurorganisaties betrekken bij het beoordelen van de kwaliteit van de natuurcompensatie. Mijn vraag aan de minister is: hoe heeft zij uitvoering gegeven aan het betrekken van natuurorganisaties bij het beoordelen van de kwaliteit van de compensatie? Daar zitten de kennis en de deskundigheid. Die organisaties bestaan en hoeven niet opnieuw ingericht te worden. Hoe heeft zij dus procesmatig ingeregeld dat deze organisaties daadwerkelijk betrokken worden bij die beoordeling, ook als zij geen partij zijn, zodat ze gewoon in alle gevallen betrokken worden bij die beoordeling?
De fractie van D66 ziet met belangstelling de reactie van de minister tegemoet.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Moonen. Dan schors ik voor de lunchpauze.
De beraadslaging wordt geschorst.