Verslag van de vergadering van 30 juni 2020 (2019/2020 nr. 34)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.06 uur
Mevrouw Teunissen i (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Wetgeving die indruist tegen de natuur verdient het om extra tegen het licht gehouden te worden, omdat ze alles wat weerloos is, bedreigt. De regering zegt zelf: de Wet natuurbescherming wordt beleidsneutraal omgezet in de Omgevingswet. Los van de discussie of die omzetting daadwerkelijk beleidsneutraal gebeurt, maakt de beleidsneutrale intentie deze wet meteen achterhaald.
Je zou verwachten dat de inzet verdubbeld zou zijn, en dat dit in wetgeving tot uitdrukking zou zijn gekomen, want de natuur in Nederland staat er al decennialang achterstallig bij. Het niet respecteren van natuurwetten en milieugrenzen maakt dat de natuur er slechter bijstaat dan ooit. Verdroging, verschraling, bemesting, pesticiden en een deken van stikstof teisteren ecosystemen en maken een deltaplan voor natuurherstel noodzakelijk. De landschappen worden monotoon, stil, schraal en leeg. Soorten verdwijnen in razend tempo. Meer dan 75% van de vliegende insecten is over de laatste 27 jaar verdwenen en het hele nuttige-insectenkwartet dreigt als een kaartenhuis in elkaar te storten. Veel weidevogels, waaronder de grutto als nationaal icoon, worden met uitsterven bedreigd.
Het decennialang oprekken van de grenzen van economische groei heeft tot deze crisissituatie geleid. Het is een door ons, mensen, veroorzaakte ecologische crisis die grote gevolgen zou hebben voor ons eigen bestaan en dat van komende generaties. Ingrijpende, wettelijke maatregelen die de natuur vooral ook werkelijke bescherming bieden, zijn meer nodig dan ooit. Het beleidsneutraal omzetten leidt dus niet tot verbetering, maar tot verdere verslechtering van de natuur. De Omgevingswet heeft twee doelen: beschermen en benutten van de leefomgeving. Juist dit is een funest denkkader, dat de natuur verder laat verloederen. Het leidt tot een ruimer afwegingskader, terwijl we sterkere wettelijke verankering nodig hebben voor de natuur. De kern van de Omgevingswet, het ruimere afwegingskader voor decentrale overheden, staat haaks op de centrale regie van het Rijk, die momenteel hard nodig is om de biodiversiteitscrisis aan te pakken.
Deze aanvullingswet is inmiddels nog verder achterhaald door de stikstofcrisis. De stikstofuitstoot door de landbouw is onverminderd groot. De uitstoot van stikstofoxide door verkeer en industrie is door corona iets minder geworden, maar zal met het aantrekken van de bedrijvigheid snel weer op het oude niveau zijn. De commissie-Remkes gaf glashelder aan dat meer wettelijke bescherming nodig is. Ik citeer: "Geen streefreductie, maar wettelijke verankering van de stikstofreductie als resultaatverplichting in de Wet natuurbescherming". Ook moeten volgens de commissie alle natuurgebieden over 30 jaar volledig zijn hersteld. Dit advies staat in schril contrast met het voorliggende wetsvoorstel, zonder wettelijke verankering van stikstofreductie als resultaatverplichting en zonder tussentijdse harde, afrekenbare doelstellingen. Daarnaast komt uit de chemiedoos van het kabinet ander veevoer, waarvan noch de diergezondheidseffecten, noch de effecten op de stikstofuitstoot vaststaan.
Voorzitter. Regeren is opnieuw: vooruitschuiven over de volgende verkiezingen heen; wie dan leeft, wie dan zorgt. We weten al lang, sinds het rapport van de commissie-Wijffels uit 2001, dat krimp van de veehouderij hard nodig is om de natuur te herstellen. Dit rapport, en de tientallen die daarop volgden, werden door de regering consequent genegeerd. Maar wat doet de regering wel? In 2023, twee jaar nadat dit kabinet afscheid heeft genomen, zal worden beoordeeld of innovatie meer stikstofreductie oplevert. Oftewel: een kleinere veestapel staat opnieuw niet vast.
Dit voorstel is niet alleen desastreus voor alle burgers van Nederland, die recht hebben op gezonde natuur en een gezonde leefomgeving, maar ook de natuur wordt ernstig tekortgedaan. Het drama van onzekerheid blijft als een zwaard van Damocles boven het hoofd van de boeren hangen. We blijven de grenzen van economische groei zo veel mogelijk oprekken, terwijl de overschrijdingen allang de morele grenzen zijn gepasseerd. We krijgen voorstellen over luchtwassers die het risico op stalbranden vergroten en met subsidie voor innovatie krijgen we weer meer emissiearme stalvoeren. Hierdoor weten we dat we eigenlijk allang over die grenzen heen zijn gegaan. De natuur schreeuwt om een betere wettelijke verankering van haar bescherming.
Wat zo bijzonder is aan deze Aanvullingswet natuur, is dat ze binnen de Omgevingswet het duidelijkst het failliet van de huidige tijdgeest laat zien, de tijdgeest van kortetermijnpolitiek en probleempjesmanagement om zo veel mogelijk ruimte te bieden aan economische groei.
Voorzitter, ik ben bijna klaar. De decentralisatie van het natuurbeleid, kerndoel van de Omgevingswet, laat dit ook zien. Provincies mogen de versnipperde stukjes groen in de lappendeken managen: hier een beetje eraf en daar een beetje erbij. Ditzelfde zien we bij de aanpak van stikstof: hier een beetje erbij en daar een stukje eraf, zonder een gedegen nationale wettelijke resultaatverplichting.
Mevrouw Moonen i (D66):
Ik vroeg me af of mevrouw Teunissen een brief van de regering heeft gemist. In reactie op het advies van Remkes schrijft de regering heel nadrukkelijk dat zij wettelijke borging wil geven aan de stikstofreductie en dit ook wettelijk wil vastleggen. Dit is anders dan mevrouw Teunissen zojuist betoogde.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ja, dat klopt. Ik heb die brief wel gelezen, maar ik kijk naar de wet die nu voorligt. Dit wetsvoorstel wordt integraal opgenomen in de Omgevingswet. We verwachten dat deze wet in de komende decennia voldoende zal zijn om onze natuur niet alleen te beschermen, maar ook te verbeteren en om de instandhoudingsdoelstellingen te halen. Het is wat onze fractie betreft dan ook noodzakelijk dat deze wet voldoende is en dat we niet later nog aanvullende maatregelen zien. Ik kijk dus puur en alleen naar wat nu voorligt. Ik constateer dat dit niet voldoende is.
De heer Rietkerk i (CDA):
Ik heb een vraag aan mevrouw Teunissen over de stelling dat de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur de decentralisatie van de natuur naar provincies en gemeenten regelen. Kan mevrouw Teunissen dat eens toelichten?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Je ziet dat er een ruimer afwegingskader ontstaat voor provincies en gemeenten als het gaat om de kern van de Omgevingswet, te weten benutten versus beschermen. Dat is de kern van de Omgevingswet. Waar voorheen bescherming meer verankerd was en vaststond, hebben we nu te maken met een ruimer afwegingskader voor decentrale overheden. Vanwege die decentralisatie en dat ruimere afwegingskader wordt het voor ons lastig om te beoordelen of deze wet nou een verbetering biedt voor de natuur of een verslechtering van de natuur.
De heer Rietkerk (CDA):
In mijn bijdrage heb ik aangegeven dat de decentralisatie van natuur in 2002, 2003, 2004, 2005 en 2006 heeft plaatsgevonden. Het gaat er nu om of de huidige Natuurbeschermingswet, die door beide Kamers is vastgesteld, beleidsneutraal wordt vertaald naar de Omgevingswet. Dan is de vraag: waar ziet u meer ruimte op het natuurbeschermingsdossier in de huidige Natuurbeschermingswet, in relatie tot de Aanvullingswet natuur die we thans behandelen?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik heb aan het begin van mijn betoog gezegd dat er sprake is van beleidsneutrale omzetting. Maar in de Wet natuurbescherming die we hadden, was er één pakket aan beschermingsmaatregelen. Nu zie je eigenlijk een onderscheid tussen de wet en de besluiten. Bepaalde maatregelen komen in de wet terug en bepaalde maatregelen komen in besluiten terug. Dat zorgt ervoor dat de landelijke regie minder wordt.
De heer Rietkerk (CDA):
Is mevrouw Teunissen ervan op de hoogte dat, juist als het gaat om het formuleren van nationale doelen, bijvoorbeeld instandhoudingsdoelen Natura 2000, het kabinet in de plaats kan treden van een provincie en dus nog steviger kan acteren dan het zonder omgevingswet zou kunnen doen? Bent u daarvan op de hoogte?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ja, ik weet waar u heen wilt, maar dat is helemaal niet de discussie. Mijn betoog is dat wij een strakkere regie nodig hebben vanuit de overheid. Dus we hebben meer inhoudelijke doelen nodig vanuit de nationale overheid om de natuur te herstellen en te verbeteren. Maar dat is niet in tegenstrijd met wat u nu zegt.
De voorzitter:
De heer Rietkerk, vierde.
De heer Rietkerk (CDA):
Sterker nog, wanneer in de Tweede en de Eerste Kamer de doelen bepaald worden en het kabinet die opdracht krijgt, zijn wij verantwoordelijk om die doelen te bepalen. De wetssystematiek zegt dat het kabinet dan stevig kan acteren ten opzichte van provincies en gemeenten. Dat is anders dan in de Natuurbeschermingswet.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Nou, dat valt dus nog te bezien, want aan de andere kant hebben we rapporten — net werd het rapport van Wageningen een aantal keren aangehaald — waarin staat dat wij juist vanwege het afwegingskader dat nu voorligt, niet meer goed kunnen zien of dat nou leidt tot een verslechtering of een verbetering. Dus in ieder geval is het landelijke kader dat we nu voor ons hebben wat ons betreft onvoldoende helder om te zeggen: ja, de natuur wordt verbeterd.
Voorzitter. Wij zien als fractie dus graag een gedegen nationale wettelijke resultaatsverplichting binnen de Omgevingswet. Dus niet later in maatregelen die de stikstof moeten reduceren, maar binnen dit wettelijk kader.
Ik sluit af met een aantal vragen aan de minister van Natuur. Kan zij aangeven hoe zij eenzelfde beschermingsniveau rechtvaardigt, in het licht van de deplorabele staat van de natuur?
Is zij van mening dat deze wet genoeg handvatten biedt om bescherming van flora en fauna te verbeteren en dus niet alleen de bestaande, slechte kwaliteit op peil te houden?
Is zij van mening dat een vermindering van het aantal Natura 2000-gebieden een oplossing vormt voor enig probleem? Zo ja, welk probleem dan?
Kan zij uitleggen hoe wij als Kamer kunnen instemmen met een wet die geen oplossing biedt voor de biodiversiteitscrisis en de stikstofcrisis, terwijl het kabinet tevens niet-afdoende flankerende maatregelen aankondigt? Waarom is het niet één afgerond wetsvoorstel?
Tot slot. Een overheid die landelijk de regie neemt over een biodivers en klimaat- en toekomstbestendig aaneengesloten natuurnetwerk is harder nodig dan ooit. Een blik op de scenario's die wetenschappers van de Wageningen Universiteit hebben laten maken in antwoord op de biodiversiteitscrisis en de klimaatcrisis, over hoe Nederland er over 100 jaar idealiter uitziet, is veelzeggend. Het Nederland van 2120 heeft veel meer bos en veel meer water dan het Nederland van nu. De bekkens van de rivieren zijn breder, om hoogwaterpieken beter op te vangen. Langs de rivieren en rond de steden vinden we groenbuffers, die zorgen voor een aantrekkelijk landschap, voor grote biodiversiteit en voor verkoeling. Voor die uitdagingen zijn bescherming, uitbreiding van natuur en een helder tijdpad nodig. Laten we daar nu eindelijk een aanvang mee nemen door geen genoegen te nemen met deze wet. Er is geen tijd te verliezen en een wereld te winnen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Teunissen. Dan is ten slotte in deze termijn het woord aan de heer Dessing van Forum voor Democratie.