Verslag van de vergadering van 26 oktober 2020 (2020/2021 nr. 6)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 22.48 uur
De heer Nicolaï i (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank ook de drie ministers voor hun beantwoording. Ik merk dat we in de sfeer van de interrupties echt helderheid op een aantal punten hebben gekregen. Die helderheid was in ieder geval niet van dien aard dat we het verzet van onze fractie tegen deze wet zouden laten varen. Er zijn vier punten die ik in dat verband naar voren wil brengen.
In de eerste plaats is er iets waar wij totaal niet alleen in staan: het uitsluiten van de instemming met de ministeriële regelingen is voor ons onverteerbaar. We hebben ook de motie van 50PLUS ondertekend. Wij menen dat dat snel moet veranderen.
Een ander punt. Ik heb gewezen op het te beperkte afwegingskader in artikel 58b van de huidige wet. Ik heb het ook een eendimensionale wet genoemd. Daar heb ik eigenlijk niks over gehoord, terwijl het toch zo ontzettend belangrijk is dat wordt ingezien dat er naast dat ene doel, dat nu in de wet eigenlijk prioriteit krijgt, de bescherming van de volksgezondheid en de bestrijding van de epidemie, nog andere overheidsdoelen zijn die in principe, ik zal maar zeggen, gelijkwaardig zouden moeten worden meegewogen. Dat zijn bijvoorbeeld werkgelegenheid, leefmilieu, cultuur, deugdelijk onderwijs; dat soort zaken. Ik heb ook gewezen op dat stuk in de NRC, waarin drie directeuren van planbureaus eigenlijk zeggen: jullie zijn te beperkt bezig; pas op dat je geen tunnelvisie krijgt. Dat afwegingskader is nog steeds te beperkt, en ook dat is een reden dat onze fractie zegt: dat is eigenlijk onverteerbaar.
Dan heb ik het gehad over een aantal ontbrekende grondslagen in de wet. Ik heb de minister van VWS gevraagd naar die ventilatie. Ik heb een heel verhaal gekregen over de vraag of dat nou goed of niet goed is, maar mijn vraag was: stel nou dat op enig moment wetenschappelijk wordt aangetoond dat dat wel een belangrijk aspect is, is er dan een grondslag in de huidige wet om op dat punt regels te stellen? Die grondslag is er niet. Dat is gewoon een gebrek. Ik heb de minister van VWS ook gevraagd: kunt u nog eens toelichten dat er een grondslag is voor dat fokverbod van nertsen? Want daarvan vinden we ook dat die grondslag er in deze wet zou moeten komen. Ik heb begrepen dat hij meent dat in artikel 55 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren die grondslag te vinden is. Ik heb die ook van hem gekregen, zo aardig was hij wel, en ik had hem overigens zelf ook al opgezocht. Sorry, maar daarin wordt geregeld dat een fokverbod kan worden opgelegd voor een dier dat beschikt over een of meer aangewezen aandoeningen die de gezondheid of het welzijn van dat dier of diens nakomelingen kunnen aantasten. Dat is een heel andere materie. Dat is niet een fokverbod dat wordt opgelegd om te voorkomen dat ergens een tijdbom van nertsen ontstaat die covid kunnen overdragen op mensen. Dus ook het ontbreken van een grondslag voor zo'n regeling is een heftige zaak.
Een andere heftige zaak waarbij de grondslag ontbreekt, is de kwestie van het zwarte scenario bij de triage. Daar heb ik het over gehad. De heer Van Rooijen heeft het al gehad over criteria. Ik geloof niet dat we het daar op dit moment over moeten hebben. Ik heb alleen maar gezegd dat in deze wet een grondslag hoort te komen die het mogelijk maakt dat de overheid regels stelt voor de situatie dat triage op medische gronden niet meer mogelijk is en dus buitenmedische overwegingen een rol gaan spelen. Dat hoort de overheid te regelen. Ik heb ook gevraagd — daar heb ik overigens geen antwoord op gekregen — of men wel is voorbereid op wat er gaat gebeuren als straks tumult ontstaat doordat het zwarte scenario intreedt en mensen in het ziekenhuis worden geweigerd. Daar zou ik graag een antwoord op willen krijgen.
Tot slot is een belangrijk punt dat onze fractie niet zo veel vertrouwen heeft in de toepassing van het noodzakelijkheidsvereiste. Mevrouw De Boer van GroenLinks wees er ook al op dat het een beetje schimmig is wat de minister van BZK hier naar voren heeft gebracht. Aan het begin zei de minister dat ze alleen dingen gaan doen die absoluut noodzakelijk zijn. Daar was ik heel blij om. Maar even later zei ze dat ze voor iedere beperkte bijdrage een maatregel kunnen treffen.
Dan rijst toch de vraag of we niet op het verkeerde pad terechtkomen. Kun je dan niet aan bizarre situaties denken, waarvan ik — en ik neem aan ook de minister — overtuigd ben dat ze een beperkte bijdrage zouden kunnen leveren? Als voorbeeld noem ik het snuiten van je neus in een openbare ruimte. Als je dit verbiedt, dan zou dit een beperkte bijdrage kunnen leveren. Als je zingen op straat verbiedt, dan zou dat een beperkte bijdrage kunnen leveren. Hard lachen in de winkel zou ook een beperkte bijdrage kunnen leveren. Ik kan me voorstellen dat u zegt: wat zijn dit voor een bizarre voorbeelden? Ook het op straat bij je hebben van muziekinstrumenten zou je kunnen verbieden. Zou dit een beperkte bijdrage kunnen leveren? In de huidige modelverordening staat een verbod om geluidsapparatuur en muziekinstrumenten aanwezig te hebben op aangewezen plaatsen. Ik vroeg welke relatie er bestaat tussen het bij zich hebben van muziekinstrumenten en de mogelijke besmetting van anderen met COVID-19. Ik dacht: ik ben heel benieuwd. Toen was het antwoord: dit is om te voorkomen dat grote groepen samenkomen in de vorm van illegale pop-upfeesten, met alle risico's van dien voor de verspreiding van het coronavirus. Dat is op dit moment een regel, een verbod. Ik heb van de minister van VWS begrepen dat men alle noodverordeningsverplichtingen gaat overnemen in de ministeriële regelingen. Is daar niet een zodanig ver verwijderd verband, dat je niet meer kan volhouden dat dit valt onder het noodzakelijkheidsvereiste? Zo kan ik nog een heleboel andere voorbeelden naar voren brengen.
Onze angst is dat als niet heel duidelijk is … De vraag van mevrouw De Boer was volstrekt op zijn plaats. Het moet heel duidelijk zijn dat de noodzaak moet worden aangetoond met betrekking tot datgene je gaat verbieden. Er moet niet worden gezegd: we vegen alles een beetje bij elkaar en als het allemaal helpt, dan is het goed. We praten hier over het inperken van grondrechten. Dan kunnen we niet streng genoeg zijn.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nicolaï. Vervolgens geef ik het woord aan de heer Recourt. Hij spreekt namens de fractie van de Partij van de Arbeid.