Verslag van de vergadering van 7 december 2020 (2020/2021 nr. 13)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 19.13 uur
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. Regeren is vooruitzien. Ik kom daar aan het slot van mijn betoog op terug. We moeten ook vooruitkijken, zeker met het oog op de verkiezingen en de kabinetsformatie. Mijn partij heeft vorig jaar al een blauwdruk opgesteld voor een hervorming van het belastingstelsel, die door het Centraal Planbureau is doorgerekend en door ons in de zomer is gepubliceerd. Het is het meest ingrijpende en verstrekkende voorstel, als het wordt vergeleken met voorstellen van andere partijen. In alle opzichten komt ons plan er als beste uit. De koopkracht: +5% voor alle groepen, ook voor de gepensioneerden in dit geval.
Belastingplannen worden alsmaar uitgebreider, ingewikkelder en slechter uitvoerbaar. De Eerste Kamer moet het hele pakket in sneltreinvaart behandelen en met alle begrotingen binnen een week goedkeuren. Het is een goede zaak dat de staatssecretaris mij recent heeft toegezegd met een nota te komen voor de kabinetsformateur over de uitvoerbaarheid van fiscale wetgeving. Kan hij daar nader op ingaan? Hij heeft ook eerder toegezegd dat hij onderzoekt of gekomen kan worden tot een meer gespreide indiening van fiscale wetsontwerpen. Lang niet alle voorstellen hebben immers invloed op de koopkracht, die traditioneel centraal staat bij het Belastingplan in het najaar. Meer strategische voorstellen kunnen dan voor de zomer in de Tweede en Eerste Kamer behandeld worden. Kan de staatssecretaris dit nader toelichten?
Voor de Eerste Kamer staan drie criteria voorop: rechtmatigheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. De rapportcijfers voor de belastingplannen die ik vanaf 2015 in beide Kamers heb mogen behandelen, worden op deze drie toetsen steeds lager. Maar elk jaar wordt het Belastingplan goedgekeurd en gaat het kabinet gewoon over, om in schooltermen te spreken. Dat is belangrijk voor een kabinet. Belastingplannen zijn immers cruciaal en van oudsher politiek gevoelig. Ze kunnen ook tot politieke crises leiden.
Bij de Algemene Financiële Beschouwingen wees ik erop dat er een moment kan komen voor de Eerste Kamer dat zij niet anders kan dan een Belastingplan verwerpen. "Eerste Kamer, lam of leeuw?" zei ik toen. Dit Belastingplan bevat oneindig veel belastingtechniek en weinig belastingbeleid. Beleid is wel het niet-verlagen van het tarief van de vennootschapsbelasting, waarvoor de BIK in de plaats komt. We gaan met de belastingplannen van kwaad tot erger. Dit jaar ontvingen we een ambtelijke presentatie, waarvoor overigens ook bij ons veel waardering bestaat, die bestond uit niet minder dan 80 sheets. Vorig jaar waren het er nauwelijks minder. En dat moeten wij behandelen in een paar weken met stoom en kokend water. Het is eigenlijk gekkenwerk, om met de freule te spreken. Hoe kan hierin verandering komen? Zo kan het toch niet verder, vragen wij.
Dit Belastingplan kent een paar fiscale hits. Een hit is niet het jaarlijkse gezelschapsspel van verhoging van de inkomensafhankelijke kortingen, waarbij AOW'ers overigens met heel kleine verhogingen van de ouderenkorting er altijd bekaaid vanaf komen. Het is dit jaar erg bescheiden en in 2021 zijn er niet zo veel wijzigingen, zeker niet als je het vergelijkt met vier jaar geleden, voor de verkiezingen. Hits zijn wel de buitengewoon ingewikkelde BIK van 4 miljard, die ik eerder noemde, en de beperking van de verliescompensatie van 500 miljoen, beide bij een aparte nota van wijziging. De Raad van State moet in ademnood adviseren over deze twee nota's. Ook het Centraal Planbureau holt erachteraan als het gaat om de BIK.
De derde hit is het 0%-starterstarief in de overdrachtsbelasting. Het gaat om niet minder dan 220 miljoen voor een beperkte groep starters, die overigens geen starters mogen heten, want dat zijn het niet. Een kostbaar prijskaartje per starter. Een moeilijk uitvoerbare regeling, die alleen beter uitvoerbaar kon worden door leeftijdsdiscriminatie in te voeren: alleen tot 35 jaar. Wie verzint het? Staatssecretaris Vijlbrief wijst op het precedent bij de schenkingsvrijstelling. Ik noem dat van kwaad tot erger. Wij zijn tegen fiscale leeftijdsdiscriminatie. Graag een reactie.
Natuurlijk moeten starters geholpen worden, want zij verkeren in een onmogelijke positie. Maar doe het dan effectief. Ik moet terugdenken aan het systeem van premiewoningen A, B en C voor de lagere inkomens. Dat was tenminste echt een doeltreffend woningbouwbeleid. Nu is er alleen een woningmarkt zonder beleid en met ontstellende woningnood. 0% voor starters is Kurieren am Symptom, met weinig effect derhalve. Het is ook fiscale illusiepolitiek. Wij willen eigenlijk een plan van aanpak van het kabinet, met name van minister Ollongren, voor de bouw van woningen voor starters en voor heel veel woningbouw voor iedereen, gelet op de woningnood. Graag een reactie.
CDA en ChristenUnie kregen het 0%-starterstarief en bij de behandeling in de Tweede Kamer haalden Partij van de Arbeid en GroenLinks de €400.000-grens binnen. VVD en D66 sleepten op de valreep nog het vervallen van de horizonbepaling binnen. Iedereen blij aan de overkant. Dit is geen verantwoorde fiscale wetgeving meer. Het oog is te veel gericht op de verkiezingen. Dat belooft wat bij de kabinetsformatie.
De vierde hit is box 3. 50PLUS heeft al jaren gepleit voor forse verhoging van de vrijstelling in box 3 en wij steunen dit voorstel van harte. Wel gaat het tarief naar 31%. Lang was het 30%, maar niets is fiscaal meer veilig en zeker. Dat bleek ook bij het percentage van 4%. Ook deze 30%-barrière is dus geslecht. Wordt de weg omhoog dan gevonden? Graag de toezegging van de staatssecretaris dat dit tarief niet blijft stijgen. Het uiteindelijke doel van het kabinet is een belasting op het werkelijke rendement, maar dit is op korte termijn niet te realiseren. De gehele Tweede Kamer wil die belasting op het werkelijke rendement, maar staatssecretaris Vijlbrief heeft zich eerder laten ontvallen — ik denk dat dat een goede typering is — dat dit pas na vele jaren uitvoerbaar zou zijn. Vindt hij dat nog steeds?
Het fictieve rendement voor sparen is 0,03% en voor beleggen in de rendementsklasse €200.000 tot €1.000.000 4,5% en voor boven €1.000.000 5,7%. Voor deze groep boven 1 miljoen wordt gerekend met 8% aandelenrendement, 3% obligatierendement en 5% vastgoed. Voorzitter, u voelt 'm aankomen: voor pensioenfondsen — daar gaan we weer — moet gerekend worden met een fictief rendement van 0% — ik zie de staatssecretaris lachen en ik snap dat — en dat ook nog voor de komende 60 jaar. Ik hoop het nog mee te maken. Hier gaat het niet om vermogen van boven de 1 miljoen, maar van boven de 1.700 miljard. En daar worden werkelijke rendementen behaald — u hoort mijn toonhoogte stijgen — van gemiddeld 7% over de laatste 30 jaar.
Mensen kunnen woest worden — ik gebruik dat woord, want dat hoor en voel ik steeds — over dit meten met twee maten door de overheid. Die heeft meerdere petten op en kiest bij fiscale wetgeving wat haar het beste uitkomt: 5% tot 8%. Bij de pensioenen volgt de Staat schaapachtig de dictatuur van De Nederlandsche Bank met 0% rekenrente, terwijl de staatssecretaris van Financiën bij de rekenrentemethodiek toch echt de baas moet zijn van de president van De Nederlandsche Bank. Immers, de minister gaat erover en niet de president van de bank. Mensen begrijpen het meten met twee maten niet en dat voelt als heel onrechtvaardig.
Voorzitter, dan de acht fiscale wetsvoorstellen. De inkomstenbelastingvoorstellen in box 1 lijken een beetje stilstaand water. Dat is opvallend voor de verkiezingen vergeleken bij de grote belastingverlaging van 5 miljard — de heer Wiebes weet het nog wel — in 2017. De collectieve lasten blijven overigens heel hoog. Ze zijn eigenlijk van 35% naar 39% gestegen. Het grote werk zit dan bij de vennootschapsbelasting. De beloofde tariefverlaging gaat niet door en daarvoor in de plaats komt er de BIK van twee maal 2 miljard. Budgettair gaat het in het Belastingplan overigens om een totale lastenverzwaring van 3,5 miljard. Iets om even bij stil te staan!
Voorzitter. De koopkracht. Al jaren geef ik geen cent voor de realisatie van de beloofde verbetering van de koopkracht van ouderen. Die blijft stelselmatig ver achter bij wat beloofd is, zoals uit de realisatiecijfers van het Centraal Planbureau telkens weer blijkt. Het niet-indexeren is de grote boosdoener, zeker aangezien de inflatie vaak hoger uitgevallen is. Pensioenen worden al dertien jaar niet geïndexeerd. Naar het oordeel van mijn fractie geeft dit de Staat de morele verplichting om dit ten minste deels te compenseren. De Staat is immers zelf de oorzaak van het niet-indexeren door de eigen rekenregels voor de pensioenfondsen. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Voor volgend jaar is een gemiddelde verbetering van de koopkracht voorspeld van 0,7%, voor werknemers 1,2% en voor AOW'ers een schamele bijna nul, namelijk 0,4%. Een fooi voor 3,3 miljoen AOW'ers. De marginale verbetering van de koopkracht voor gepensioneerden smelt als sneeuw voor de zon weg door bijvoorbeeld de grote stijging van de WOZ-waarde als gevolg van de huizenprijzenboom. Daarbovenop komt de forse verhoging van de ozb-tarieven door gemeenten als Amsterdam. De afschaffing van de wet-Hillen — daar komt-ie weer — richt een ongekende ravage aan door de steeds hogere huurwaarde, vooral in de Randstad.
Voorzitter. Ik kom op een principieel punt voor onze fractie. De ouderenkorting is het stiefkind van het ministerie van Financiën. Ik zal dat uitleggen. In het Belastingplan van 2016 — minister Wiebes zal het zich ook herinneren — wilde het kabinet de ouderenkorting zelfs verlagen met €80 à €83. Ik zag daarin zelf de eerste stap naar de afschaffing van de ouderenkorting. Het ministerie van Financiën heeft blijkbaar weinig op met ouderen en de ouderenkorting ging steeds meer geld kosten. 3 miljoen ouderen hadden geen belastingverlaging nodig, dachten ze daar. Die belasting gaan we gewoon verhogen door de ouderenkorting te verlagen. Al dat geld was, is en blijft nodig voor de astronomische verhogingen van de arbeidskorting. Die is nu al hoger dan €4.000 netto en kost al 22 miljard. 22 miljard kost de arbeidskorting! Daar zou je de tariefschijven enorm mee kunnen verlagen. Niet gebeurd.
Samen met de fractievoorzitter van 50PLUS ben ik toen naar het Torentje getogen om Rutte duidelijk te maken dat die verlaging van de ouderenkorting echt niet kon. Het resultaat was een eenmalige verhoging van €240 en het is natuurlijk duidelijk dat dat niet eenmalig was, want dan zou die een jaar later weer dalen. En hij is gewoon een jaar later permanent geworden. Die verhoging van €240 was de eerste stap naar jaarlijkse verhogingen van de ouderenkorting. Voor alle duidelijkheid, die verhogingen vinden alleen plaats omdat het voor ieder kabinet de enige manier is om een al te grote daling van de koopkracht van ouderen te voorkomen. Het zijn noodgrepen en niet uit weloverwogen fiscaal beleid, zoals bij de arbeidskorting wel het geval is.
Een verhoging van ouderenkorting is een kwestie van rechtvaardigheid. Ouderen krijgen als enige groep al dertien jaar geen verhoging van hun inkomen, hun pensioen. Let wel, dus sinds 2007. 50PLUS heeft ook al jaren moeten strijden voor de geleidelijke afbouw van de ouderenkorting. Die was er namelijk niet: bij €1 boven €35.000 verloor je de hele ouderenkorting. Het fiscale beleid met inkomensafhankelijke heffingskortingen is de doodsteek voor een fatsoenlijke, eerlijke belasting naar draagkracht: gelijke belasting bij gelijk inkomen. We staan dicht bij het failliet van de inkomstenbelasting. De adviescommissie draagkracht komt er en is hard nodig.
Ik kom nu bij de weeffout van de formatie van het kabinet-Rutte.
De heer Van der Voort i (D66):
Ik waardeer de inzet van de heer Van Rooijen voor de ouderen enorm, maar als ik kijk naar het rapport van het CBS dat vorig jaar uitgekomen is, waarbij er gekeken is naar de financiële situatie van ouderen, dan valt op dat het mediane vermogen van pensioenhuishoudens €116.000 is en van anderen in Nederland is dat gemiddeld €28.000. Dat is dus vier keer zo veel. Hoe plaatst u dit soort berichten in de zorgen die u heeft over de ouderen?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik ga u geen wedervraag stellen, maar ik antwoord u maar even dat de heer Borgdorff zaterdag in de NRC nog heeft aangegeven dat voor het hele gepensioneerde zorgpersoneel het gemiddelde pensioen bruto €8.000 is. Dat is dus €600 bruto per maand. Dáár hebben we het over. Dan is bij het niet-indexeren van pensioenen en het dadelijk gewoon verlagen van pensioenen met 10% of 20% toch het minste wat je kunt doen dat je via de fiscaliteit probeert te redden wat er te redden valt, door de ouderenkorting enigszins te verhogen. Waarbij die overigens in het niets zinkt bij de gigantische stijging van de arbeidskorting.
De heer Van der Voort (D66):
Ik begrijp uw betoog en kan me daar ook van alles bij voorstellen, maar zijn er niet ook andere groepen in de samenleving waar u zich misschien net zo druk om zou moeten maken?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dat vind ik nou een vraag waar ik heel lang op zou kunnen reageren. Ik was voorzitter van een ouderenkoepel …
De voorzitter:
Nee, doet u dat niet!
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik zal het niet doen, voorzitter, maar ik was voorzitter van de ouderenkoepel en toen was er een hoorzitting in de Tweede Kamer over het pensioenstelsel destijds. Ik praat over 2014, geloof ik.
De voorzitter:
Even kort.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Toen zat ik bij een hoorzitting met de ouderenbonden ...
De voorzitter:
Nee, nee.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Toen heb ik daar tegen de Kamer gezegd dat het de eerste taak voor de ouderen is om te zorgen voor onze kinderen en onze kleinkinderen en minister Kamp en minister Asscher hebben daarna die mantra van mij overgenomen. Ik denk dat het duidelijk is.
De voorzitter:
Kijk. Meneer Van der Voort, derde.
De heer Van der Voort (D66):
Ik begrijp dat u zich ook om andere groepen in de samenleving net zo druk maakt.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Zo is dat.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
50PLUS is ook niet alleen 50-plus uiteraard, maar het is ook lang niet alleen bij 50PLUS dat je oud bent.
Voorzitter. Ik ga verder. Ik was bij de weeffout van het kabinet-Rutte II. De tweede inkomensafhankelijke zorgpremie ging niet door, tot verdriet van de Partij van de Arbeid. Die eiste in de plaats daarvan inkomensafhankelijke heffingskortingen. Ik zie Rutte en Samsom op de televisie nog staan met een brug op de achtergrond. Triomfantelijk riepen zij: er komt een inkomensafhankelijke zorgpremie. Ik kreeg er bijna rode oren van. Wiegel en ik zorgden binnen enkele dagen ervoor dat die tweede zorgpremie er niet kwam.
Er wás namelijk al een inkomensafhankelijke zorgpremie. Foutje? Nee, het was een kolossale blunder aan de formatietafel; een groot bedrijfsongeval. Een voorbeeld van ondoordacht handelen en ondoordacht onderhandelen bij een formatie. En daarom zeg ik nu: dat kan zomaar weer gebeuren.
Dan denk ik ook terug aan de onverhoedse afschaffing van de wet-Hillen in de vorige formatie. Krol en ik organiseerden een eerste ronde voor een referendum, dat 28.000 handtekeningen haalde, meer dan bij de eerste ronde voor het Oekraïnereferendum. Zo boos waren de mensen! Niet alleen de ouderen, nee: de mensen. Mensen die nooit een hypotheek hadden gehad en ineens een bijtelling kregen voor een fictief inkomen. Voor volgend jaar wordt de ouderenkorting weer mondjesmaat verhoogd met de fooi van €52. Dat is €4,30 per maand; een kopje koffie. Het is een schande. Ter vergelijking: de arbeidskorting voor werkenden gaat weer kolossaal omhoog met €180 tot €324, €25 per maand. Kassa. Het zij ze gegund. Daarbij komt ook nog dat de ouderen maar een halve verhoging van de algemene heffingskorting krijgen: €40 in plaats van €80. Ouderen zijn fiscaal halve staatsburgers, tweederangs staatsburgers.
Voorzitter. Dit is toch niet normaal? Het is intriest, maar wij zetten de strijd voort. Ik vraag de staatssecretaris of een tussentijdse verhoging van de ouderenkorting per 1 juli volgend jaar mogelijk is als begin volgend jaar blijkt dat de koopkracht van gepensioneerden weer daalt. Dat is dan vlak voor 17 maart. Ik stel dit aan de orde omdat er sprake is van fiscale leeftijdsdiscriminatie: AOW'ers ontvangen slechts de halve heffingskorting en de ouderenkorting is veel lager dan de arbeidskorting. Het totaal van beide kortingen voor ouderen is €4.000 lager dan de twee kortingen voor de werkenden. Daar moet voor werknemers nog het fiscale voordeel van het onbelast loon van de werkgeverszorgpremie worden bijgeteld. Daar staat dan nog tegenover dat de AOW'ers, schrijnender kan het niet, wel zelf de 6% inkomensafhankelijke zorgpremie moeten betalen en niet de baas die ze niet hebben. Dan is het verschil in kortingen niet €4.000 netto, maar €8.600. Wat vindt de staatssecretaris van dit steeds groter wordende verschil? Gaat hij dit stoppen?
Dat is het ongewenste resultaat van een nevendoel van de belastingheffing, het fiscaal bevorderen van de arbeidsparticipatie. Staatssecretaris Vijlbrief erkende bij de Algemene Financiële Beschouwingen dat dit beleid zijn grenzen heeft bereikt. Dit inzicht komt beter laat dan niet, waarvoor dank. Moet dit beleid niet op de helling, zo vragen wij. Andere voorbeelden van fiscale leeftijdsdiscriminatie zijn — daar gaan we weer — de Bos-belasting, de Wul, de Wet uniformering loonbegrip uit 2013, en de sluitende fiscalisering van de AOW. Werkenden betalen bijna geen AOW-premie meer en ouderen zouden die wel moeten gaan betalen. Het Belastingplan bestaat uit vijf rubrieken met veertien voorstellen, waarvan koopkrachtmaatregelen slechts een klein onderdeel vormen.
Voorzitter. De BIK. Het BIK-voorstel is eigenlijk geen manier van goed fiscaal wetgeven. Ik ben uitvoerig ingegaan op het BIK-voorstel bij de Algemene Financiële Beschouwingen en had daarvoor veel kritische schriftelijke vragen gesteld, waarbij de antwoorden voor ons onbevredigend waren. Ik ga onze bezwaren hier niet herhalen. Ik wil slechts herhalen dat wij een voorkeur hadden en hebben voor lagere werkgeverslasten en nog liever permanent. Het Planbureau is daar heel positief over. In lijn met de Raad van State heb ik de motie-Hoekstra, daar hebben we hem weer, aan de orde gesteld. Geen koppelverkoop van onderscheidene voorstellen. Het is toch gebeurd, met een heel zwakke onderbouwing. Dat de BIK-wetgevingsprocedure flinke gebreken vertoont, blijkt ook uit het feit dat er op de valreep een novelle wordt aangekondigd. De BIK is beperkt tot Nederlandse investeringen. Wegens toetsing van de BIK aan het EU-recht door de Europese Commissie wordt tijdelijk de aansluiting van de BIK aan de fiscale eenheid uitgesloten. Graag nog een goede uitleg van de staatssecretaris, die hij ongetwijfeld kan geven.
Voorzitter. Bij de nota van wijziging wordt ook een forse lastenverzwaring voorgesteld voor het bedrijfsleven door de beperking van de verliesverrekening, ongeveer een half miljard. Wij kunnen wel enig begrip opbrengen voor die beperking, maar vinden de timing door coronatijd — dit is eerder door collega's al genoemd — toch wel een omineuze, anders gezegd een slechte. De fiscale wetgever haalt een bepaald structureel patroon in de regels voor verliescompensatie geweldig overhoop. Het onderscheid tussen inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting en een drastische beperking van de verliescompensatie. Lang was de standaardregel — ik ben ermee opgevoed — zes jaar carry forward en een jaar carry back en onbeperkte compensatie van aanloopverliezen. Niets is meer veilig in de fiscale wetgeving. Erkent de staatssecretaris dat meer continuïteit en zekerheid in deze regels voor het bedrijfsleven gewenst zijn? Het is nu een chaos aan het worden. Graag een reactie.
Voorzitter. De toeslagen. Onze fractie steunt de voorstellen ter verbetering van de uitvoerbaarheid van toeslagen en ook met waar mogelijk versterking van de menselijke maat. Staatssecretaris Van Huffelen is niet te benijden met deze rampportefeuille. Onze dringende vraag aan haar is: kan alles toch nog veel sneller? Hoe moeilijk ook, want daar hebben we alle begrip voor. Kan zij haar hand over haar hart strijken om de menselijke nood toch zo snel mogelijk te lenigen? Ik doe namens de fractie een klemmend beroep op haar. Ik wens haar daar wijsheid en sterkte bij.
Voorzitter. Het doel is het verbeteren van de positie van de koopstarters op de woningmarkt met het nultarief. Wat begon met de motie-Dik-Faber/Ronnes heeft geleid tot een lastenverlichting met een prijskaartje van 220 miljoen. Maar ook tot een budgettaire opbrengst van 850 miljoen, door de beperking van het verlaagde tarief, 600 miljoen, en een verhoging van het algemene tarief, 250 miljoen. Voorwaar een budgettair kunststukje van de bovenste plank. Netto blijft er bij een verlaging toch een verzwaring van 600 miljoen over voor de schatkist.
De uitvoering van de motie bleek niet zo eenvoudig. Eerst is gekeken naar de mogelijkheid om de beoogde groep beleggers te definiëren en gericht uit te sluiten van het 2%-tarief. De vraag was of het mogelijk was om niet alle huurders over één kam te scheren, maar de groep die men wil uitsluiten van het 2%-tarief specifieker te omschrijven. Dialogic kwam tot de conclusie dat onderscheid tussen starter en belegger niet mogelijk was. Zo kwam de trouvaille, anders kan ik het niet noemen, van het — daar gaan we weer in de fiscale wetgeving — hoofdverblijfcriterium. Indirect werden beleggers zwaarder belast. Er kon niet voorkomen worden dat verhuurders van woningen, zoals woningbouwcorporaties en pensioenfondsen, die niet concurreren met starters op de koopmarkt, toch zwaarder belast worden. Een uitzondering is niet uitvoerbaar en specifiek uitzonderen zou staatssteun zijn. Graag een uitleg van de staatssecretaris over deze slachtoffers van het zogenaamde starterstarief.
Mijn fractie heeft gevraagd of er een uitzondering mogelijk is voor ouders die een woning voor hun kind kopen. Dat kan een gehandicapt kind zijn, ouder dan 40 jaar, voor wie de ouders op hoge leeftijd willen zorgen voor een eigen woning voor hun kind, als de ouders er straks zelf niet meer zijn. Ik heb daar nogal wat schrijnende brieven over gekregen de afgelopen weken. Als het kind het huis zelf zou kopen met een lening van de ouders, waar de staatssecretaris op wijst, is het kind eigenaar van die woning en kunnen de toeslagen vervallen. Wij vinden het negatieve antwoord van de staatssecretaris teleurstellend. Natuurlijk zijn er de bezwaren die hij noemt: budgettair, moeilijke juridische afbakening, verzwakken van het hoofdverblijfcriterium en ontwijkconstructies. Allemaal begrijpelijk, maar het gaat om een pijnlijke en tere kwestie. Deze ouders voelen zich nu huisjesmelkers. Een ouder die voor een kind een huis wil kopen, is nu een huisjesmelker. Dat wordt als schrijnend ervaren. Ik moet even denken aan de mensen die door de toeslagen getroffen zijn, al gaat de vergelijking uiteraard grotendeels mank. Ik vraag de staatssecretaris nog eens klip-en-klaar uit te leggen waarom een uitzondering niet mogelijk is. Anders overwegen wij een motie in tweede termijn.
In de nota naar aanleiding van het verslag staat een overzicht van de vier groepen kopers. Dat geeft in procenten een treffend beeld van wat er is aangericht: 7 naar 8 voor niet-woningen, 2 naar 8 voor bestaande woningen, niet-hoofdverblijf, 2 naar 0 voor starters en 2 blijft 2 voor bestaande woningen van mensen die daar zelf gaan wonen, de zogenaamde doorstromers. Hebben we dit nou echt zo gewild en hadden we dit kunnen bedenken voordat het zo ver was, zo vraag ik de staatssecretaris. Mijn fractie is uiteraard benieuwd naar de zeker noodzakelijke evaluatie in 2024. De Belastingdienst wordt hier weer opgezadeld met een extra taak. Kan de Belastingdienst die er eigenlijk nog wel bij hebben?
Voorzitter. Box 3. Het kabinet stuurt de resultaten van een onderzoek naar de praktische mogelijkheden voor belasting op het werkelijk rendement op basis van de motie-Lodders in het voorjaar 2021 naar de Tweede Kamer, zodat die gebruikt kunnen worden bij de formatie. Ik vraag de staatssecretaris of ook de Eerste Kamer de uitkomst van dit onderzoek mag ontvangen, en dan ook met zijn reactie.
Sinds 2017 wordt er onderscheid gemaakt tussen sparen en beleggen. Een plan van vorig jaar om spaarders te ontzien, gaat niet door wegens effecten voor niet-spaarders en voor kleine beleggers die weinig sparen. In het nieuwe voorstel wordt het heffingsvrije vermogen verhoogd naar €50.000 en voor partners naar €100.000. Die verhoging werkt niet door naar de vermogenstoets voor inkomensafhankelijke regelingen, de toeslagen en bijvoorbeeld de Wet langdurige zorg. Dit wordt voorkomen door mensen met een vermogen van meer dan €31.340 te blijven uitnodigen, een opvallend woord, tot het doen van aangifte. Kan de staatssecretaris dat nog eens verduidelijken?
De vraag die wij nog hebben, is of de verzwaring van de belasting in box 3 voor 400.000 mensen met een vermogen boven de €220.000 wel echt onvermijdelijk is. Dat bij de tarievenopslag duurzame energie, ODE, een herverdeling plaatsvindt naar 33% huishoudens en 67% bedrijven, steunen wij.
De liquidatieverliesregeling is een uitzondering op de regel "voordelen uit een deelneming zijn vrijgesteld". Verliezen zijn dus ook niet aftrekbaar. De voorgestelde drie beperkingen, qua gebied, kwantitatief en in de tijd, gelden voor alle binnenlandse en buitenlandse deelnemingen.
Voorzitter. Tot slot. Ik zei het al: aan het slot wil ik vooruitkijken met het oog op de formatie. We hebben al klimaattafels en pensioentafels. Komen er nu ook fiscale bouwsteentafels bij de formatie? Die tafels hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat burgers niet aan tafel zitten, maar wel op het menu staan en de rekening betalen. Bij de kabinetsformatie zal de toekomst van het belastingstelsel hoog op de agenda moeten komen. Uitvoerbaarheid moet daarbij de hoogste prioriteit krijgen. Het grote gevaar is dat er weer onuitvoerbare besluiten worden genomen. Elke coalitiepartij krijgt in de formatie een of meer speerpunten en dat worden er meer, naarmate de coalitie uit meer partijen bestaat. Dan begint het grote uitruilen: als ik dit krijg, dan krijg jij dat.
Het blijkt dat blunders, zoals bij de toeslagen, hardnekkig zijn en moeilijk terug te draaien. Politiek is hardleers. Kijk naar het gebrek aan draagvlak voor de uitvoering van het Klimaatakkoord en de onderschatting van de stikstofproblematiek. Bij grote dossiers zoals het pensioendossier wordt intensief onderhandeld met de oppositie om een meerderheid in de senaat te verzekeren. De pensioenakkoord-mammoettanker vaart door en laat zich niet hinderen door de rode lampen van de uitvoerbaarheid van het pensioenakkoord. Kortheidshalve laat ik het daar even bij. Het zal blijken dat de uitvoering van het pensioenakkoord op hele grote problemen zal stuiten: 5 miljard invoeringskosten en elk jaar 1 miljard. De IC-systemen van de pensioenfondsen zijn zwaar verouderd.
Wat is de toekomst van het belastingstelsel? Welke hervormingen zijn nodig? Bouwstenen zijn er genoeg: stapels rapporten, vooral uit de hoek van het ministerie zelf. Maar het gaat om bouwstenen voor een fiscaal bouwwerk met structuur en samenhang, anders valt het daarna als een kaartenhuis in elkaar. Alleen al daarom heb ik in een motie gepleit voor een onafhankelijk, extern onderzoek door een staatscommissie. Wat is daartegen? Er is toch niets voor haastwerk aan de formatietafel? Waarom komt er wel een externe draagkrachtcommissie over het politiek meest beladen principe van de inkomstenbelasting met een brede opdracht: de draagkracht?
Voorzitter. Er zijn een heleboel onderwerpen die we kunnen bespreken bij de bouwstenen. Ik zal kortheidshalve alleen noemen: het splitsingsstelsel, de flat tax, een lager tarief in de eerste schijf, de aftrekposten, het belasten van het werkelijke rendement. Wat te veranderen in box 2? Moeten inkomensafhankelijke regelingen niet beperkt worden? Moet het stelsel van belasten van eigen woning niet op de helling? Zouden we niet moeten overgaan naar defiscalisering van de eigen woning die een einde zou maken aan de huurwaarde van eigen woningen als fictief inkomen? Kan de intrekking van de wet-Hillen ongedaan gemaakt worden, anders gezegd: kan de wet-Hillen weer worden ingevoerd?
De voorzitter:
Uw spreektijd is voorbij, meneer Van Rooijen. Wilt u afronden?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, voorzitter. De Belastingdienst is verworden tot een overbelastingdienst. De vraag aan de staatssecretaris is hoe wij nieuwe taken zouden kunnen beperken. Wij wachten uiteraard de stand van zaken af rond het rapport van de hoorzittingen van de tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties, rond de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, die slechts met een feitenonderzoek zal komen op 17 december. Vol verwachting klopt ons hart en dat van een keur van gehoorde bewindslieden en oud-bewindslieden van Sociale Zaken en Financiën. Wij moeten ons afvragen of een parlementaire enquête vermijdbaar blijft. Ik wacht de antwoorden van de staatssecretaris met belangstelling af en hoop dat er in de coronatijd ten minste een groot steunbeleid blijft voor alle sectoren, mensen en bedrijven die zwaar getroffen worden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. De heer Vendrik.
De heer Vendrik i (GroenLinks):
De heer Van Rooijen hanteert graag het grote perspectief. Dat waardeer ik zeer in hem. Zo begreep ik een kwartiertje geleden dat hij samen met de heer Wiegel verantwoordelijk is geweest voor het feit dat de inkomensafhankelijke zorgpremie in 2014 — nee, het was 2013 — bij de aanvang van Rutte II niet is doorgegaan. Wat een onzalig idee, die inkomensafhankelijke zorgpremie. Vijf minuten geleden hoorde ik dat de heer Van Rooijen ook een groot tegenstander is van dat hele toeslagenstelsel. De grootste toeslag in omvang en aantal is de zorgtoeslag. Nou probeer ik even te snappen waar we met de heer Van Rooijen uitkomen. Als je de zorgtoeslag afschaft, moet je de premie voor de zorg inkomensafhankelijk maken, want als je dat niet doet, ben je echt verloren als het gaat om de koopkrachteffecten voor mensen met een normale beurs. Wat is het? Is de inkomensafhankelijke zorgpremie fout of is de zorgtoeslag fout?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
In de eerste plaats hebben we een inkomensafhankelijke zorgpremie. De werkgever betaalt 7% over de inkomensgrens van de Zorgverzekeringswet, die rond de €60.000 ligt. Dat is dus inkomensafhankelijk, maar wel gelimiteerd. De ouderen — daar gaan we weer — betalen als enigen zelf de inkomensafhankelijke zorgpremie van 6%, die oploopt tot €3.500 bij €60.000. Ouderen betalen €3.500 zorgpremie. Wiegel en ik zeiden toen dat — ik vind dat nog steeds — als je een inkomensafhankelijke zorgpremie hebt, je er niet nog een bij moet zetten die geen inkomensgrens kent en daarmee een verkapte aanvullende belasting is. Je kunt praten over de vraag of de bestaande inkomensgrens voor de zorgpremie niet van €60.000 naar €70.000 of €80.000 moet. Dat levert al aardig wat op. Dat is een.
Dan over de zorgtoeslag. Wij willen — dat staat ook in ons eigen plan — in de hervorming heel kritisch omgaan met het toeslagenstelsel. Wij lopen niet vooruit. De doorrekening van het planbureau is ook niet ons verkiezingsprogramma. Wij wilden aan de samenleving laten zien hoe je het volgens ons zou kunnen doen. Naar de zorgtoeslag moet gekeken worden, net als naar de huurtoeslag en de kinderopvangtoeslag, maar het is een veel te groot onderwerp om dat hier even heel kort te behandelen. Ik begrijp uw vraag. Wat ik ten principale stel en staande hou is dat, als je een inkomensafhankelijke zorgpremie hebt — dat is al iets heel anders dan vroeger, toen we een vaste premie hadden en een ziekenfondspremie voor de werknemers; nu is het een volksverzekering — je niet daarnaast een inkomensafhankelijke zorgpremie moet zetten die in feite een verkapte belasting is. Dan moet je eventueel met belastingen extra opbrengsten genereren om op een andere manier het afschaffen en beperken van de zorgtoeslag te financieren.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Vendrik, bent u tevreden met het antwoord?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ja.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan is het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de fractie van de SP. De heer Vendrik wordt nog eens een vriend van me. O, excuus, de heer Van der Voort is eerst aan het woord. Hij zal spreken namens de fractie van D66.