Verslag van de vergadering van 23 februari 2021 (2020/2021 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 19.06 uur
De heer Van der Voort i (D66):
Voorzitter, wat een genoegen om nog een keer onder uw voorzitterschap te mogen debatteren. Welkom voor de staatssecretaris.
We spreken vandaag opnieuw over de toeslagen, in het bijzonder over de hersteloperatie van de kinderopvangtoeslagaffaire. In deze voor iedereen, maar in het bijzonder voor de getroffen ouders zo pijnlijke zaak is een goedlopend herstelproces noodzakelijk. Vanwege een vertraagde afhandeling komt de regering nu met een incidentele suppletoire begroting om te financieren dat de aangemelde ouders een forfaitair bedrag van €30.000 krijgen, en wel voor 1 mei aanstaande. Mijn fractie dankt de staatssecretaris voor haar beantwoording van de schriftelijke vragen, die zeker bijdraagt aan de begripsvorming en aan steun voor het voorliggende wetsvoorstel. Het voelt toch nog een beetje ongemakkelijk dat zowel ouders die recht hebben op een beperkte terugbetaling als ouders die recht hebben op een veel grotere terugbetaling €30.000 krijgen. Mijn voorgangers hebben hier ook al op gewezen. Deze gelijke behandeling leidt tot ongelijkheid in overcompensatie. Maar goed, we begrijpen de afwegingen die ten grondslag liggen aan dit besluit en stemmen daarmee in.
Het meest in het oog springend is het amendement dat de ouders moet behoeden voor schuldeisers, met name privaatrechtelijke schuldeisers. Het is belangrijk om daar met elkaar goed naar te kijken, omdat het voor de ouders een steun en hulp moet zijn die niet opnieuw spanning, teleurstelling en verdriet moet opleveren. Het amendement regelt bescherming voor één jaar. In de beantwoording van de schriftelijke vragen is het voor ons nog niet in detail helder geworden wat de staatssecretaris in dat jaar gaat doen om te voorkomen dat schuldeisers nadien alsnog aanspraak op dat geld kunnen maken. Kan de staatssecretaris daar nog een verdieping in maken?
Voorzitter. Wij hebben er vertrouwen in dat dit amendement de schuldeisers op afstand kan houden. Justitie en Veiligheid heeft in een brief zijn vertrouwen in deze constructie beschreven en toegelicht. Kan de staatssecretaris bevestigen dat JenV niet alleen de voorliggende constructie heeft getoetst, maar ook heeft onderzocht of er geen alternatieve wegen zijn die schuldeisers kunnen begaan waardoor ze de ouders nog voor een verrassing kunnen stellen? Die vraag wilden wij nog stellen.
Eén punt in de schriftelijke beantwoording is wat ons betreft nog niet helemaal opgeklaard: de informatievoorziening aan de ouders. Ik begrijp dat de ouders bij de toekenning van de €30.000 geïnformeerd worden over de mogelijke uitwisseling van gegevens met de schuldeisers. Op het moment dat een gerechtsdeurwaarder bij de ouders aanklopt en zij melden dat zij onder het moratorium vallen, checkt de schuldeiser, zo neem ik aan, bij de Belastingdienst/Toeslagen of een daartoe gemachtigde instantie of dat zo is. Hoe weten de ouders of er informatie over hen wordt uitgewisseld en hoe weten zij dat de schuldeiser de schuld vooralsnog niet kan opeisen? Kan de staatssecretaris voor mij schetsen hoe de uitvoering er in de praktijk precies uit gaat zien en hoe informatie-uitwisseling over en met de ouders gaat? Immers, communiceren met de ouders, meer nog dan over de ouders, helpt een klein beetje om het vertrouwen onderling te herstellen. Onze vraag aan de staatssecretaris is of zij onze mening deelt dat een transparante informatievoorziening helpt bij het bouwen aan een vernieuwd vertrouwen.
Voorzitter. We zijn voornemens om voor het wetsvoorstel te stemmen, maar kijken uiteraard eerst uit naar de beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is nu aan de heer Essers van de CDA-fractie. Gaat uw gang.