Verslag van de vergadering van 23 februari 2021 (2020/2021 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 19.17 uur
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. In deze suppletoire begroting van het ministerie van Financiën van 2 miljard in verband met de forfaitaire compensatie van €30.000 is tijdens de behandeling in de Tweede Kamer het amendement-Lodders/Van Weyenberg aanvaard op een andere wet, de fiscale wet Awir, om een pauze in te lassen, een moratorium. Hiermee wordt beoogd dat gedurende een jaar private schuldeisers geen verhaal kunnen uitoefenen op de compensatie van €30.000. Het is een voorschot voor 1 mei. Op zich verdient dit al niet de schoonheidsprijs: een fiscale wet in een begrotingshoofdstuk, zonder de minister van Financiën erbij.
Het amendement heeft meer het karakter van een nota van wijziging dan van een amendement, mede gelet op de zeer uitvoerige toelichting van de twee indieners. Ik wil er niet te lang bij stilstaan, maar het blijft staatsrechtelijk toch een beetje van de buitencategorie, des te meer als het klopt dat de tekst is opgesteld door de ministeries van Financiën en van Justitie. Was het op verzoek van de ministers, zo vraag ik. Was het omdat na het zogenaamde compensatiebesluit van januari met vijf herstelregelingen, een storm van kritiek loskwam wegens het risico dat publieke en private crediteuren beslag zouden leggen op die €30.000? Voor de publieke schuldeisers heeft het kabinet snel een regeling getroffen, maar het private gebied lag nog open. Vandaar dat dit amendement in de begroting is vastgelegd.
Hier wreekt zich overigens dat het compensatietraject dat het ministerie van Financiën en drie kabinetten-Rutte hebben bewandeld, één lange lijdensweg was, is en blijft. Compensatie had veel eerder moeten zijn toegepast en uitgevoerd. Graag een reactie van de staatssecretaris.
De route van het amendement is wel van grote betekenis, omdat de Raad van State — Essers wees er ook al op — geen advies heeft kunnen uitbrengen over dit belangrijke amendement, want dat is het. Het gaat immers om een onteigening van private rechten, zij het tijdelijk, voor een jaar. Maar wanneer gaat een tijdelijke onteigening over in een definitieve? Graag een reactie. Het antwoord van de staatssecretaris was dat de Tweede Kamer geen advies heeft gevraagd aan de Raad van State. Dat is niet erg sterk. Waarom is geen advies gevraagd? We moeten het nu dus doen met een brief van de minister voor Rechtsbescherming — mind you — die de Kamer wel had gevraagd. De vraag was of de pauze van een jaar in strijd zou kunnen zijn met het EVRM-verdrag, dat ook gaat over de bescherming van het eigendomsrecht. De minister meent dat hier geen sprake van is, omdat het om een tijdelijke onteigening gaat, maar hij erkent: het oordeel is ook aan de rechter. Dit standpunt is niet door deskundigen getoetst en evenmin aan de literatuur.
Mijn fractie heeft gevraagd naar de opinie van het kabinet over artikel 17 van het EU-Handvest, dat ook gaat over de bescherming van eigendom. Het antwoord van de staatssecretaris overtuigt onze fractie niet. Ten eerste wijkt de toets onder het EU-Handvest af van die onder het EVRM, zoals in de internationale peerreviewstudie uitvoerig is uiteengezet.
Ten tweede: sinds het hofarrest van 24 september 2020 onder de naam YS (C-223/19) is duidelijk dat het recht op eigendom zoals neergelegd in het EU-Handvest directe horizontale werking kan hebben. Particuliere schuldeisers kunnen dit artikel dus direct tegen een schuldeiser inroepen. Deze werking ontbeert het EVRM. Zulks kan het kabinet toch niet ontkennen. Graag een reactie.
Het levert een hele nare situatie op als de constructie van het amendement niet juridisch waterdicht is. Pofessor van Meerten heeft in zijn inbreng bij de rondetafel in de Tweede Kamer over het pensioenakkoord op 4 november het volgende gesteld. Ten eerste: door de regering is betoogd dat de toets onder het EVRM of invaren Europeesrechtelijk is toegestaan, hetzelfde is onder EU-recht. Dat is volgens onze fractie en volgens Van Meerten onjuist. De rechtvaardigingsgrond voor de inbreuk op het eigendomsrecht van defined benefit naar defined contribution is onder het EU-recht een andere dan onder het EVRM. Dat de toelichting bij het Handvest iets anders stelt, zegt niets, naar zijn oordeel. Deze heeft geen juridische waarde. De EU-rechtspraak is duidelijk anders dan die onder het EVRM. Met de overgang van defined benefit naar defined contribution wordt de wezenlijke inhoud van de pensioenrechten aangetast. Dit criterium is nieuw, en zeer recentelijk aangelegd door het reeds genoemde hof in het genoemde arrest, naar aanleiding van het verzoek van het Landesgericht Wiener Neustadt in Oostenrijk. Ik wijs dan speciaal op onderdeel 92 van de uitspraak van 99 onderdelen.
Professor Van Meerten heeft op verzoek van de Tweede Kamer op 13 november een nadere duiding gegeven van zijn standpunt over het eigendomsrecht. Ik citeer. "Groot verschil tussen EVRM en EU-Handvest is: fondsbesturen en sociale partners kunnen op grond van het EU-Handvest direct aansprakelijk worden gesteld als blijkt dat zij ten onrechte hebben meegewerkt aan het invaren. In het jargon heet dat de directe, horizontale werking van het EU-handvest." Dat maakt dat de volgende lezing van de regering, ook wel in de literatuur te lezen, in een ander daglicht moet worden geplaatst. Het kabinet zegt: "De kans is bijzonder klein dat het pensioenfonds aansprakelijk is door mee te werken aan invaren, omdat artikel 1, eerste protocol, EVRM, geen horizontale werking heeft. Het EVRM en het EU-Handvest zijn in dit opzicht hetzelfde. De toetsing aan het eigendomsrecht vis-à-vis een pensioenfonds zou anders uitpakken dan een toetsing vis-à-vis een staat. Procedures kunnen via het Handvest direct aan de rechter, eventueel in kort geding, in Den Haag worden voorgelegd."
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Van der Voort.
De heer Van der Voort i (D66):
Ik ben een beetje in verwarring. Misschien kunt u mij daaruit helpen. Het verhaal dat u vertelt, gaat volgens mij over pensioenen. Nu praten we over de toeslagenaffaire. Misschien kunt u mij daar toch een beetje helderheid in geven.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik ben er juist uitvoerig op ingegaan, in de hoop dat het voor iedereen duidelijk is. Ik heb het over artikel 17 van het Handvest, waarover professor Van Meerten op verzoek van de Tweede Kamer in het najaar bennen een week twee keer advies heeft uitgebracht. Ik citeer dat slechts. Dat ging over pensioenen, maar hier gaat het, net als bij pensioenen, over het eigendomsrecht. Los van of het over pensioenen gaat of niet, gaat het over de vraag of naast het EVRM ook artikel 17 van het EU-Handvest van belang is voor de vraag of eigendomsrecht wordt beschermd of niet.
De heer Van der Voort (D66):
Waaruit leidt u dan af dat dit toepasbaar is op het onderhavige wetsvoorstel?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Omdat hier sprake is, zoals ook in de brief van de minister voor Rechtsbescherming staat, van een tijdelijke onteigening, wat hij dan niet een onteigening noemt, omdat die tijdelijk is. Daarbij zegt hij overigens ook dat het oordeel ten laatste aan de rechter is of kan zijn. Dus we spreken over onteigening. Onteigening, of bescherming van eigendomsrecht, is aan de orde in het EVRM, waar de minister voor rechtsbescherming op verzoek van de Tweede Kamer op heeft gereageerd. Maar artikel 17 Handvest is hierbij niet aan de orde geweest en dient naar de opinie van professor Van Meerten en van mijn fractie wel degelijk aan de orde te komen, zoals ook overigens ook later bij de debatten over de nieuwe pensioenwet zeker zal gebeuren. Dan hebben we het immers over "invaren" en "wel of niet aantasting eigendom".
De voorzitter:
De heer Van der Voort voor de derde en laatste keer.
De heer Van der Voort (D66):
Ik wou u danken voor deze toelichting. Het is voor mij nog niet helemaal helder, maar in ieder geval dank.
De voorzitter:
Gaat u verder, meneer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik moet even kijken waar ik gebleven ben, voorzitter.
Mijn fractie is zo bezorgd over het risico dat de voorzieningenrechter dit amendement kan afschieten dat wij de staatssecretaris dringend vragen voor de stemming van volgende week alsnog zelf advies te vragen aan de Raad van State over het eigendomsrecht bij dit amendement. Ik hoor graag of de staatssecretaris daartoe bereid is. De brief van minister Dekker was niet onderbouwd en bevatte slechts een conclusie. Kan er specifiek advies worden gevraagd over de betekenis van artikel 17 van het EU-Handvest in vergelijking met het EVRM, zoals ook door professor Van Meerten is aangegeven, en nu ook in relatie tot dit amendement? Wij hadden in de schriftelijke behandeling de staatssecretaris om deskundigenadvies gevraagd en dat is helaas niet gegeven.
Voorzitter. Wij in de Eerste Kamer kunnen het ons niet veroorloven goedkeuring te geven aan een wet die bij de rechter kan sneuvelen. Daarom vragen wij hier vanavond in het belang van de slachtoffers de grootst mogelijke zekerheid. Wij willen daarbij overigens geenszins op enige vertraging aansturen.
Kan de staatssecretaris ten slotte duidelijk toezeggen dat er helder gecommuniceerd zal worden met de betrokkenen over de verhouding tussen herstelregelingen en de forfaitaire compensatie? Kan zij verder toezeggen dat zij vooraf direct contact met hen zal hebben?
Helemaal ten slotte, voorzitter. We ontkomen er niet aan om een nieuw drama bij de toeslagen aan te kaarten naar aanleiding van het Volkskrantartikel van zaterdag jongstleden. Kan de staatssecretaris volledige compensatie toezeggen, zowel voor de groep tussen 2010 en 2014 als voor de groep tussen 2014 en 2016? Die groepen hebben de compensatie tot dusver niet gekregen, omdat deze mensen niet te vinden zijn. Het gaat daarbij om 15 miljoen.
Voorzitter, dank, ook voor uw leiding.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Geerdink van de VVD-fractie.