Verslag van de vergadering van 2 maart 2021 (2020/2021 nr. 27)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 9.25 uur
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter. Boeren willen boeren, bouwers willen bouwen en burgers willen een huis bewonen. En dan niet na nog een jaar wachten op nog meer Haags overleg, maar nu. Tegelijkertijd geldt voor onze natuur dat we verdere verslechtering moeten stoppen en haar vergaand moeten verbeteren. Dit alles zonder verder gedraal en discussie of het goede wel goed genoeg is en of we niet moeten wachten op het betere. Niet langer dralen maar nu starten, dat wil de SP mede mogelijk maken. Ik heb de overtuiging dat we dat met dit wetsvoorstel doen.
De wet is door amenderingen flink verbeterd ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van het kabinet. De stikstofreductie is fors opgeschroefd ten opzichte van wat het kabinet wilde, naar een 50% lagere stikstofuitstoot in 2035. In 2025 moet 40% van de natuur die gevoelig is voor stikstof, weer gezond zijn. In 2030 is dat 50% en in 2035 is dat 74%. Dat zijn resultaatverplichtingen, wettelijk verankerd. Daarnaast is aanvullend afgesproken — ik zeg eerlijk dat dat een bonus voor ons is — dat er duizenden extra plekken voor ouderen in zorgbuurthuizen worden gerealiseerd. Daar wordt 20% extra budget voor vrijgemaakt. Dat geeft dan weer als bijkomend voordeel dat ouderen die willen verhuizen naar een kleinschalig zorgbuurthuis, weer woningen vrijmaken in dezelfde wijk voor jongeren. Ik vind het in de minister te prijzen dat zij de ingrijpende verbeteringen van het oorspronkelijke wetsvoorstel heeft omarmd en ook haar coalitiepartijen heeft weten te overtuigen van de noodzaak van deze verbeteringen.
Ik heb bij de voorbereiding van dit debat geprobeerd terug te rekenen hoeveel tijd ik als gedeputeerde heb besteed aan het bespreken van het Programma Aanpak Stikstof. Ik heb het geprobeerd, maar ik heb het opgegeven. Het was heel, heel veel. Als ik daar dan nog bij optel het aantal uren ambtelijke voorbereiding dat daarmee gepaard ging, kan ik maar tot één conclusie komen: dat nooit meer. Het oordeel van de Raad van State van woensdag 29 mei 2019 over het PAS kon overigens geen donderslag bij heldere hemel zijn. De Raad van State had al jaren eerder duidelijk bedenkingen geuit over de juridische houdbaarheid van de wet, net als de Commissie voor de milieueffectrapportage en de Adviescommissie Versnelling en Verbetering Besluitvorming Infrastructuur. Het oordeel van de Raad van State van woensdag 29 mei 2019 over het PAS was, kort samengevat in mijn eigen woorden, duidelijk: juridisch leven we op de pof bij stikstof; mag niet. Zo simpel was het: een veel te ingewikkeld bouwwerk dat gebouwd was op drijfzand, wetgeving voor het Land van Ooit.
De voorzitter:
De heer Recourt namens de PvdA.
De heer Recourt i (PvdA):
De Raad van State heeft nog wat anders gezegd, namelijk: achteruitgang mag niet. Je moet je echt inspannen om minimaal het niveau te houden. Je moet vooruitgaan. Nu hebben we het rapport-Remkes gehad, zoals ik het kortheidshalve maar zal noemen. Het kabinet doet wat minder. Hoe schat de SP dat tweede element in, dus dat als er weer naar de rechter wordt gegaan, de Raad van State zegt "nou, ik zie nog heel veel gebieden waar wel achteruitgang is"?
De heer Janssen (SP):
Ik kom daar in de rest van mijn betoog op.
De voorzitter:
Misschien moeten we even afwachten met interrumperen.
De heer Janssen (SP):
Ik heb nu tweeënhalve pagina van mijn betoog gehad. Wellicht dat ik de heer Recourt in de rest van mijn betoog bedien.
De voorzitter:
Laten we de heer Janssen de gelegenheid geven om zijn punt te maken. Daarna kan eventueel geïnterrumpeerd worden.
De heer Janssen (SP):
Voorzitter. De Raad van State, de Commissie m.e.r. en de Commissie VVBI hadden nadrukkelijk gewaarschuwd. Toch heeft ook deze Kamer in 2014 ingestemd met het wetsvoorstel Programmatische Aanpak Stikstof. Ik doe dat niet met een wijzende vinger, want het kan ons als SP ook gebeuren, maar ik moet wel vaststellen dat PVV, VVD, PvdA, CDA, ChristenUnie en D66 toen voor hebben gestemd. GroenLinks, de Partij voor de Dieren, 50PLUS, de Onafhankelijke Statenfractie en de SP stemden tegen. Dan kunnen wij de boodschapper de schuld geven, in casu de heer Vollenbroek, die met zijn MOB dit bij de rechter heeft aangekaart, maar ik denk dat wij vooral naar onszelf moeten kijken als de rechter zegt: die wet deugde niet. Ik ben blij met dit soort tegenmacht, want dat dwingt ons om onze wetten goed te maken en niet te makkelijk over dingen heen te stappen.
Voorzitter. Ik grijp af en toe terug op mijn ervaring, omdat dat hier enorm bij helpt. Ik was als gedeputeerde verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de meest risicovolle bedrijven in de Zuid-Hollandse industriegebieden. Al die bedrijven kwamen bij mij met steeds één vraag: wees duidelijk, wees consequent en wees voorspelbaar. Dat is in het stikstofdossier niet anders. De noodoplossing van de Spoedwet aanpak stikstof in december 2019 was voor de SP ook geen oplossing. De wet bracht meer onduidelijkheid, meer inconsequentie en meer onvoorspelbaarheid. Wat vooral ontbrak, is datgene wat onmisbaar is om weer met vertrouwen naar de toekomst te kunnen kijken — mevrouw Kluit zei het ook al — namelijk voorspelbaarheid. En voor voorspelbaarheid heb je een duidelijk juridisch kader nodig, een houdbaar kader. Daarmee schep je zekerheid voor de lange termijn en, zeker ook belangrijk, voor de korte termijn, zodat je weer aan de slag kunt.
Als gedeputeerde was het mijn werkwijze om van belangrijke richtinggevende rechterlijke uitspraken of rapporten van bijvoorbeeld de Onderzoeksraad voor Veiligheid een contramal te maken. Dat is een effectieve manier om te leren van wat er fout is gegaan en om te voorkomen dat je bij volgende besluiten weer dezelfde fouten maakt. Dat heb ik voor mijzelf ook voor de PAS gedaan. Hoe zou het wettelijk kader eruit moeten zien om wél tot een juridisch houdbare uitvoering te kunnen komen? Over het voorstel van wet dat door het kabinet naar de Tweede Kamer werd gestuurd, kan ik kort zijn. Dat had in ongewijzigde vorm niet op onze steun kunnen rekenen. De amenderingen waren nodig om daar verandering in te brengen. Met het mede door de SP geamendeerde en verbeterde wetsvoorstel ligt er nu een voorstel dat een serieuze make-over heeft gekregen. De stikstofemissie gaat wettelijk geregeld omlaag, de woningbouw gaat omhoog en de natuur krijgt de broodnodige bescherming, ook tegen achteruitgang, zeg ik tegen de heer Recourt.
De contramal van het PAS laat zien hoe dit in de praktijk vorm heeft gekregen. Inspanningsverplichtingen zijn vervangen door resultaatsverplichtingen. De vrijblijvendheid is eraf. Er wordt niet uitgegeven wat niet eerst aantoonbaar is bespaard. Doelen en tijdstippen van realisatie zijn verplichtend vastgelegd. Daarmee is naar mijn mening de angel uit de juridische problematiek van het PAS gehaald. Resultaatsverplichtingen in combinatie met het doorlopend monitoren van resultaten zijn de basis van de juridische houdbaarheid van deze wet. De systematiek is duidelijk. Dreigen doelen niet op het vastgelegde tijdstip gehaald te worden, dan worden er tijdig zo veel als nodig extra maatregelen genomen om die doelen wél op tijd te halen. Doel en tijdstip liggen vast. Aan die knoppen wordt niet gedraaid, dus niet minder en niet later. Ik krijg van de minister graag een duidelijke bevestiging dat dit is zoals dit wetsvoorstel moet werken. Ook met het oog op de juridische houdbaarheid is dit voor de SP een cruciaal punt.
De voorzitter:
De heer Koffeman van de Partij voor de Dieren.
De heer Koffeman i (PvdD):
Collega Janssen zegt terecht dat doel en tijdstip vastliggen, maar dat is wel in een hele verre toekomst: 50% in 2035. Welke tussentijdse afrekenbare doelen zijn voor meneer Janssen belangrijk? Stel dat in dit debat blijkt dat dit wetsvoorstel nooit stand kan houden bij de Raad van State. Is er dan nog ruimte voor de SP om tegen deze wet te stemmen of heeft SP al afspraken gemaakt op andere terreinen die het rechtvaardigen om het maar zo te laten?
De heer Janssen (SP):
Volgens mij doet de Raad van State tijdens deze beraadslaging geen uitspraak over deze wet. Dat zal echt daarna in de praktijk moeten blijken. Ik kan mij, gelet op datgene wat ik net zelf heb betoogd over de juridische houdbaarheid, niet voorstellen dat er nog iets is wat ik over het hoofd gezien zou hebben. Het kan, maar dan hoor ik dat graag. Zoals ik het met mijn ervaring en met mijn inspanningen ervaar, is deze wet op deze manier juridisch wel houdbaar.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Koffeman.
De heer Koffeman (PvdD):
Maar vindt collega Janssen het acceptabel om zo ver vooruit te plannen terwijl er op veel kortere termijn resultaatverplichtingen nodig zijn?
De heer Janssen (SP):
Volgens mij heb ik net verwezen naar de resultaatverplichtingen voor de natuur die er al in eerdere jaren nodig zijn. Je moet echter ergens een doel op de langere termijn stellen. Daarom verwijs ik ook naar die voortdurende monitoring. Je moet steeds de vinger aan de pols houden, om te voorkomen dat je in langjarige programma's, die allemaal de neiging hebben om de resultaten voor het eind in te boeken, met lege handen staat als je aan het einde de resultaten niet blijkt te hebben gehaald. Ik zeg daar straks nog iets over. En dat in langjarige programma's de neiging bestaat om de resultaten voor het eind in te boeken, zeg ik ook maar vanuit mijn bestuurservaring. We moeten dus juist heel scherp zijn op die tussentijdse monitoring en die tussentijdse resultaten. En als het onvoldoende is: bijplussen!
De voorzitter:
Maar u komt daar nog op?
De heer Janssen (SP):
Ik kom daar ook nog op, ja.
De voorzitter:
Mevrouw Kluit.
Mevrouw Kluit i (GroenLinks):
Ik heb een vraag die een beetje in het verlengde hiervan ligt. Ik ben het met de heer Janssen eens dat de monitorings- en bijstellingssystematiek strak is. Maar die levert rust in de samenleving op het moment dat daar ook een geloofwaardig pakket aan maatregelen onder ligt. Anders dan bij de PAS geven we het niet van tevoren uit, maar als de maatregelen onvoldoende opleveren, blijft Nederland natuurlijk langdurig stilliggen. Dus kan de heer Janssen aangeven hoe hij naar de maatregelen kijkt? Hoe kunnen we volgens hem snel genoeg voldoende tempo maken om niet in dezelfde impasse te blijven?
De heer Janssen (SP):
Als de voorliggende bronmaatregelen niet voldoende opleveren, moeten er maatregelen bij. Zo simpel werkt de systematiek voor mij. Daarom is het juist zo belangrijk dat én het tijdstip én het doel vastliggen. Dus als blijkt uit monitoring dat het onvoldoende oplevert, dan moeten er maatregelen bij. Ik staar mij niet blind op de maatregelen die er nu liggen. Die zullen zich moeten bewijzen. En als ze bewijzen te weinig te zijn, dan zal er meer bij moeten. Dat is een hele simpele systematiek.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Tegelijkertijd komt er uit allerlei onderzoeken een grote roep naar voren om meer te kijken naar de uitvoering in de praktijk. En die maatregelen zullen bepalen wat er uiteindelijk bereikt wordt met deze wet. Dus ik daag de heer Janssen toch nog uit. Zijn er volgens hem maatregelen in het pakket die we sneller moeten inzetten? En zijn er andere maatregelen die we misschien wat langzamer moeten inzetten?
De heer Janssen (SP):
Voorzitter, over een paar zinnen kom ik nog heel uitgebreid te spreken over de uitvoering, omdat die voor mij ook cruciaal is.
De voorzitter:
Daar komen we nog op. Ik stel voor dat we, gezien de tijd, u vragen om uw betoog voort te zetten.
De heer Janssen (SP):
Voorzitter. Dan weet ik dat er opmerkingen zijn te maken over de resultaatverplichtingen die zijn vastgelegd. Zijn die ambitieus genoeg? Mijn oordeel is dat ze dat als basis zeker zijn. Maar, zeg ik er eerlijk bij: "meer en sneller" mag in de toekomst van mij ook, maar "minder en later" mag niet. Ik wil dan ook van de minister de toezegging dat wanneer in de toekomst resultaten sneller blijken te worden geboekt dan verwacht, dat geen reden zal zijn om maatregelen af te schalen omdat we nu eenmaal die einddatum hebben. We moeten niet handelen als een gemeente die na vier weken wordt opgebeld door een burger, waarbij de gemeente zegt: ja, maar we mogen er zes weken over doen. Dat is dus niet de bedoeling: het mág sneller. Dat is een wijdverbreid misverstand.
Voorzitter. Dat wat er nu als resultaatverplichting is vastgelegd, vormt wat mij betreft een solide basis die houdbaarheid en voorspelbaarheid biedt, vooral ook voor de start op korte termijn. We moeten weer aan de slag, en zo kán dat volgens mij ook. Geen excuses, geen gePAS, geen gepof. Op deze manier wordt het nastreven van het betere niet de vijand van het goede dat nu geborgd wordt, en snel van start kan en ook moet. Boeren moeten weer kunnen boeren, bouwers moeten kunnen bouwen en burgers moeten in een huis kunnen wonen. En de natuur moet worden verbeterd. Maar de uitvoering is cruciaal om het juridische bouwwerk overeind te houden en de natuurverbeteringen te realiseren.
Ik zei eerder al dat ik een aantal valkuilen zie voor een succesvolle uitvoering, waar ik mij zorgen over maak. Ze zijn oplosbaar, maar dat gaat niet vanzelf. Als eerste zie ik het probleem dat er te veel alleen maar naar één sector wordt gekeken, namelijk die van de boeren. Van alle sectoren zal een bijdrage moeten komen, dus nadrukkelijk niet alleen van de boeren, maar ook van de industrie en de mobiliteit. Geen enkele sector zal zich mogen verschuilen en iedere sector zal moeten leveren, niet alleen maar op papier, maar ook echt leveren. Het is de optelsom van alle sectoren die het verschil moet maken. Ook daar zijn inspanningsverplichtingen wat mij betreft niet meer genoeg. Dus ik wil geen vrijblijvende convenanten, maar gesanctioneerde, bindende afspraken. Ik hoor graag een reactie van de minister op dit punt.
En wanneer komt het concrete plan van aanpak? Zo'n plan is een absolute voorwaarde om deze wet te doen slagen. Voor je het weet, lopen we achter de feiten aan, en dat mag niet gebeuren. Dat plan is er liever vandaag dan morgen, zou ik zeggen. Maar wanneer is het er dan wel? "Voor de zomer" zou wat mij betreft toch ook wel ongeveer de limiet zijn.
Voorzitter. Ik maak me ook grote zorgen over de uitvoeringscapaciteit, de kwaliteit van uitvoering en de uniformiteit daarvan bij de overheden in z'n algemeenheid, terwijl dit toch ook cruciaal is voor het slagen van het stikstofbeleid. Veel overheden zijn gericht op beleid, maar niet meer op uitvoering. Ik wijs daarbij bijvoorbeeld op het beheren van vergunningen. Te vaak zien we dat, als een vergunning eenmaal door het bevoegd gezag is verleend, er daarna niks meer mee gebeurt, en dat is een gemiste kans. Want een actief vergunningenbeheer kan bijdragen aan een oplossing van de stikstofproblematiek. Kan de minister ons aangeven, in hoeverre zij zicht heeft, in hoeverre bevoegde gezagen, dus Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen, inzicht hebben in het actueel zijn van hun vergunningen? Want mijn indruk is dat daar nog veel te verbeteren valt. Ik vraag ook aandacht voor de kwaliteit en de capaciteit van de omgevingsdiensten, maar ook van de NVWA. Als er bij omgevingsdiensten en NVWA meer mensen nodig zijn om toezicht en handhaving adequaat te kunnen invullen, dan moeten er meer mensen komen. Risicogestuurd toezicht mag niet belemmerd worden door capaciteitsgebrek bij de toezichthouder. Deelt de minister deze mening? Wat gaat zij doen om te zorgen dat de vergunningen bij de bevoegde gezagen ook daadwerkelijk actueel zijn, zodat we weten waar we het over hebben en dat met gebruik van bevoegdheden via actief vergunningenbeheer invloed uitgeoefend wordt waar dat kan?
Voorzitter. Maar de grootste bedreiging die ik zie, naast het plan van aanpak voor deze wet, is het salderen. De uniformiteit in de uitvoering ontbreekt. In iedere provincie wordt iets anders gedaan en daar wordt eigenlijk of ook oneigenlijk gebruik van gemaakt. Dat is een groot juridisch risico. Er moet wat mij betreft dan ook snel een set scherpe landelijke voorschriften komen. Natuurlijk moet dat in overleg met de provincies, maar het moet er wel komen. Als ik hoor dat de heer Vollenbroek complimenteus is over bijvoorbeeld de uitvoering bij de DCMR — ik zeg dat met enige schroom, omdat ik daar tot 2019 acht jaar voorzitter van ben geweest — dan zeg ik tegen de minister: ga daar kijken om te zien wat je daarvan kunt leren. Kan dat die ene set worden? Het moet heel snel afgelopen zijn met zelfverzonnen referentieniveaus op basis van vage voorschriften bij provincies. Wanneer komt die set scherpe landelijke voorschriften er?
Voorzitter. Overal waar geld te verdienen valt, ligt fraude op de loer. Dat is bij stikstofrechten niet anders. Ik maak me daar grote zorgen over, omdat ik nu al overal bureautjes op zie komen die gouden bergen beloven aan boeren. Er moet nu dus ook met urgentie nagedacht worden hoe fraude kan worden gesignaleerd en vooral ook voorkomen. Waar sprake is van fraude met stikstofrechten moet die snel worden opgespoord en vervolgd. De maatschappelijke gevolgen van fraude met stikstof kunnen immens zijn. Mijn voorstel is dan ook om die risico's snel in kaart te laten brengen. Is de minister bereid om een analyse en een advies te vragen? Ik doe er ook meteen een suggestie bij: er is in Nederland een coördinerend orgaan in het leven geroepen, de Strategische Milieukamer (SMK), voorgezeten door de Hoofdofficier van het functioneel parket, en daar zit de inspecteur-generaal van de ILT en de NVWA in, de portefeuillehouder milieucriminaliteit zit er namens de korpsleiding van de nationale politie in, en er zit een vertegenwoordiger in van de nationale overheden. Ik heb zelf een aantal jaren lid mogen zijn van die Strategische Milieukamer, en ik weet hoe daar veel informatie boven tafel komt die voor de bevoegde gezagen gewoon niet beschikbaar is, omdat die uit justitiële inlichtingenkanalen komt. De minister kan geen opdracht geven, maar wil zij deze wens overbrengen aan de SMK? Als zij dat doet, zal die wens bij de SMK niet onverwacht komen.
Voorzitter. Wie betaalt, bepaalt. Dat is mijn volgende zorg bij de uitvoering van dit wetsvoorstel. Het mag niet zo worden dat jonge en startende boeren geen kans meer hebben om een bedrijf over te nemen. Het mag niet zo worden dat door het opkopen van stikstofrechten gewenste en noodzakelijke innovatieve ontwikkelingen worden geblokkeerd. Het mag niet zo zijn dat rijke provincies de ontwikkeling gaan bepalen in provincies met minder financiële middelen. De ontwikkeling bij de een mag niet de verloedering van de ander zijn. Eerdere acties van de provincie Noord-Brabant, die rechten opkocht in Noord-Holland en Drenthe om Moerdijk te realiseren, zijn wat mij betreft een schoolvoorbeeld hoe het niet moet. Ze hebben daarvoor ook excuses aangeboden. Hoe gaat de minister erop toezien dat het algemeen belang blijft worden geborgd boven het eigen belang? Want er moet ook perspectief blijven voor jonge, innovatieve boeren. Schaalvergroting mag wat mij betreft niet de norm worden, maar wat mij betreft is de omvang het gezinsbedrijf voor boeren. Deelt de minister deze mening? In zijn algemeenheid zal er aandacht moeten zijn voor de positie van boeren, zeker nu zij een belangrijke rol hebben bij het slagen van het stikstofbeleid. Er moet dan ook nieuw perspectief komen voor boeren. De overheid zal daarin een belangrijke sturende rol moeten hebben. In een rapport uit maart 2019 — Aarde, boer en consument verdienen beter —- schreef de SP een aantal oplossingsrichtingen, zoals zij die voor zich ziet. Die liggen wat ons betreft ook in het ondersteunen van alle initiatieven die leiden tot een landbouw die gestoeld is op de draagkracht van bodem, water, lucht en natuur, die draagkracht heeft onder de bevolking en die recht doet aan de boeren, zodat zij een welverdiend inkomen kunnen verdienen.
Voorzitter. Ik wil het toch even hebben over de rol van de bestuurlijke uitvoering. Ik verwees er net al naar. Langjarige programma's hebben de neiging om vooral resultaten te boeken aan het eind van het programma en dan sta je achteraf met lege handen als het niet gelukt is. Dat moet niet. Vandaar dat de monitoring gewoon heel scherp moet zijn en er tijdig bijgestuurd moet kunnen worden. Er moet steeds duidelijk zijn wanneer welke maatregelen worden genomen en wanneer ze resultaat opleveren. Dat betekent dat je nu niet alleen de kortetermijnmaatregelen met elkaar moet regelen, maar ook de maatregelen die op langere termijn effect moeten hebben. Ik ga geen routekaarten en roadmaps meer gebruiken, want dat zijn langzamerhand synoniemen voor "niet heel succesvol". Maar er moet wel iets komen om te laten zien wanneer welke maatregel, ook op langere termijn, effect gaat hebben, zodat je daar ook op bij kunt sturen als dat nodig is. Dan kan iedereen de vinger aan de pols houden. Dat betekent ook dat je daarmee de achteruitgang, waar de heer Recourt naar vroeg, duidelijk kunt signaleren. Als uit de systematiek die we nu hebben blijkt dat er achteruitgang is, dan zul je de maatregelen moeten bijplussen om te zorgen dat die achteruitgang er niet is, juist om de juridische houdbaarheid zeker te stellen, want daar gaat het om.
Voorzitter, afrondend. Nederland is op slot gezet door het Programma Aanpak Stikstof en Nederland moet nu snel van het slot. Deze wet biedt naar mijn overtuiging een solide juridische basis, mits die goed wordt uitgevoerd. Ik heb daar een aantal punten van genoemd. We moeten wat ons betreft nu direct beginnen met het bouwen van meer betaalbare woningen en we moeten stevig investeren in het voorkomen van achteruitgang en het beschermen en versterken van onze natuur. Daarom vroeg ik naar een concreet plan van aanpak, dat nu heel snel moet komen. We moeten fraude met stikstofrechten aanpakken.
Voorzitter, nog twee zinnen, of drie. De systematiek van de wet is duidelijk. Als de doelen niet gehaald dreigen te worden, dan moeten de maatregelen tijdig en zo veel als nodig opgeschaald worden om de doelen wel te halen. Niet minder en niet later, maar zorgen dat we het halen. Dat is immers wat in de wet is vastgelegd. De optelsom van dit alles maakt dat ik positief kan zijn over de wet die nu voorligt in gewijzigde vorm en dat ik uitkijk naar de beantwoording door de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan mevrouw Faber-van de Klashorst namens de fractie van de PVV.