Verslag van de vergadering van 9 maart 2021 (2020/2021 nr. 28)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.36 uur
Mevrouw Stienen i (D66):
Voorzitter. Ook namens de D66-fractie felicitaties aan mevrouw Sent. Ik had het haar ergens gegund dat ze op 8 maart, Internationale Vrouwendag, jarig was geweest, maar misschien is twee dagen feest ook wel fijn.
Voorzitter. In de eerste termijn van de behandeling van deze wet in maart 2018 kreeg de initiatiefneemster complimenten van deze Kamer over het indienen van dit initiatiefwetsvoorstel. Nu, drie jaar later, voeg ik hieraan toe dat de initiatiefneemster in elk geval het belang van het tegengaan van verdringing op de arbeidsmarkt op de agenda heeft gehouden. Dat is in elk geval al winst. Net zoals mijn voorganger Paul Schnabel in zijn inbreng in de eerste termijn benadrukte, herhaal ik graag dat de D66-fractie nog steeds de doelstelling van het voorliggende wetsvoorstel ondersteunt. Verdringing op de arbeidsmarkt is niet wenselijk. Mijn fractie wil ook dat gemeenten hun uiterste best doen om mensen met een uitkering aan een echte, betaalde baan te helpen en dat ze dat doen zonder dat er verdringing plaatsvindt. Wel vindt mijn fractie dat het aan de gemeenten is om dat op een manier te doen die past bij de lokale omstandigheden: maatwerk dus.
Voorzitter. De eerste termijn van dit debat vond plaats op 6 maart 2018. Aan het einde van de eerste termijn heeft mevrouw Karabulut aan deze Kamer gevraagd om het wetsvoorstel aan te houden, om verder onderzoek te kunnen doen ter onderbouwing van de noodzaak van de verdringingstoets. Dit onderzoek heeft inmiddels plaatsgevonden en daarom zijn wij nu bijeen voor de tweede termijn. De vragen die we vandaag met elkaar moeten beantwoorden, zijn: heeft het vervolgonderzoek ons nieuwe inzichten gegeven over de noodzaak van dit initiatiefwetsvoorstel? En is dit voorstel uitvoerbaar?
Voorzitter. Mijn voorganger Paul Schnabel heeft in zijn bijdrage twijfels geuit over de uitvoerbaarheid en effectiviteit van het voorliggend initiatiefwetsvoorstel. Tevens gaf hij aan dat de toenmalige D66-fractie zorgen had over de middelen die de initiatiefneemster daarvoor wil inzetten. Ook de huidige D66-fractie deelt deze zorgen. Daarom heb ik namens mijn fractie nog enkele vragen aan de initiatiefneemster en de minister.
Voorzitter. Op twee plekken in de Participatiewet is bepaald dat verdringing niet mag plaatsvinden door inzet van beleidsinstrumenten. Het gaat dan specifiek om artikel 9, lid 1, onderdeel c van de Participatiewet, over onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden. En artikel 10a, lid 2 van de Participatiewet over participatieplaatsen. In beide artikelen is als voorwaarde opgenomen dat werkzaamheden die worden verricht in het kader van een tegenprestatie en de participatieplaatsen niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
Mijn fractie kan uit de recente rapporten van de SP en de FNV geen cijfers en bewijzen halen die onderbouwen dat deze artikelen onvoldoende worden toegepast door de 350+ gemeenten in Nederland. Wij horen graag van de initiatiefneemster hoe zij dit leest. Mijn fractie heeft in dit kader ook nog een vraag aan de minister. De Participatiewet geeft via artikel 8b en artikel 83 gemeenten ruimte om eigen beleid te voeren om verdringing tegen te gaan. Mijn fractie hoort graag van de minister of hij voorbeelden kan noemen van wijzen waarop dit gebeurt. Dat hoeft geen gevalideerd wetenschappelijk onderzoek te zijn, maar wel meer dan één voorbeeld graag.
Voorzitter. Wij hebben vragen over de wenselijkheid van de verdringingstoets. Mijn fractie constateert dat tijdens de behandeling van het voorliggend wetsvoorstel steeds zorgen zijn geuit over de kwantitatieve onderbouwing van de zorgen over verdringing. Mijn fractie leest uit sommige van de elf voorbeelden uit het SP-rapport dat een aantal gemeenten, bijvoorbeeld Leiden, de verdringingstoets juist als contraproductief zou zien. Mijn fractie kan ook geen algemene conclusie trekken uit het SP-rapport met elf voorbeelden of het FNV-rapport dat eerder gebaseerd lijkt op incidenten, hoe zorgwekkend ook, dan op een daadwerkelijke, kwantitatieve analyse van langdurige trends. Graag een reactie van de initiatiefneemster. Maar laten we positief blijven. In het geval dat dit wetsvoorstel wordt aangenomen, hoe zou dan in de uitvoering van dit wetsvoorstel kunnen worden gegarandeerd dat gemeenten op relevante gegevens en onderbouwing gaan handelen?
Voorzitter. Dit brengt mij bij onze zorgen over de uitvoerbaarheid. Als dit voorstel wordt aangenomen, zal de verdringingstoets moeten worden uitgewerkt in een AMvB. Welk tijdpad voorziet de initiatiefneemster hierin? Mijn fractie kan de gevolgen in de uitvoering van het voorliggend wetsvoorstel onvoldoende overzien door het ontbreken van een uitvoeringstoets. We voorzien namelijk extra administratieve en financiële lasten voor gemeenten. Daarnaast is de inschatting van onze fractie dat de initiatiefwet de bestaande beleidsruimte die gemeenten hebben om mensen te begeleiden naar de arbeidsmarkt, in de weg zou kunnen staan. Andere collega's hadden het hier ook al over. Dit zou de positie van deze groep mensen juist kunnen verslechteren.
De initiatiefneemster heeft niet gekozen voor een uitvoeringstoets, dit terwijl de kritiek in de Tweede Kamer en ook hier in de Eerste Kamer zich juist richtte op de uitvoerbaarheid. Kan de initiatiefneemster aangeven waarom zij hier niet voor heeft gekozen? Ziet zij mogelijkheden dit alsnog te doen? Kan zij daarbij aangeven welke administratieve en financiële gevolgen de verdringingstoets volgens haar zou kunnen hebben voor de gemeenten?
Het is al genoemd: de VNG heeft opnieuw zorgen geuit over het feit dat deze wet niets toevoegt aan de huidige regelgeving. Ze zeggen dat deze wet praktisch onuitvoerbaar is, en zij zien een risico ontstaan dat zinvolle trajecten voor mensen in kwetsbare posities op de arbeidsmarkt hierdoor onmogelijk worden. Mijn fractie hoort graag een reactie van de initiatiefneemster en de minister over de zorgen van de VNG. Welke hardheidsclausule zou er in een AMvB kunnen worden opgenomen om deze onbedoelde negatieve effecten te kunnen voorkomen en zorgen weg te kunnen nemen?
Voorzitter, ik rond af. Voor de D66-fractie bestaat geen twijfel dat het onwenselijk is dat betaalde door onbetaalde arbeid verdrongen zou worden. Verdringing op de arbeidsmarkt moet zo veel mogelijk tegen worden gegaan. De vraag blijft of deze initiatiefwet hier daadwerkelijk aan bijdraagt en uitvoerbaar is, of juist het doel voorbijschiet.
Wij zien uit naar de antwoorden van de initiatiefneemster en van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Stienen. Dan schors ik op verzoek de vergadering voor een ogenblik, tot 10.50 uur.