Verslag van de vergadering van 16 maart 2021 (2020/2021 nr. 29)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.11 uur
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. De avondklok is alweer ingegaan, voor deze woordvoerder vanavond voor de vierde keer sinds begin januari, acht weken geleden. Wie had dat kunnen denken.
In de eerste plaats kom ik op het initiatiefvoorstel van de heer Nijboer. Ik zei bijna "collega" Nijboer. De tijden vervliegen, maar gaan niet helemaal voorbij. Wij steunen zijn initiatiefvoorstel van harte en vinden het overigens bijzonder — zoals ook gememoreerd is — dat de minister dit initiatief steunt. Dat gebeurt niet altijd, of lang niet altijd. Wij steunen ook de beide andere wetsvoorstellen.
Dan kom ik op het amendement-Van Otterloo, dat in de Tweede Kamer werd verworpen. Er was overigens forse steun in de Tweede Kamer voor dat amendement: 60 stemmen. Dat is niet niks. Maar het werd verworpen. Er was een uitzondering voor AOW'ers bij de inkomensafhankelijke verhogingen. Die uitzondering voor AOW'ers is in het wetsontwerp helaas geschrapt. De motivering daarvan overtuigde de Tweede Kamerfractie en een deel van de Tweede Kamer niet, maar ook onze fractie in deze Kamer niet. De minister lijkt te veronderstellen dat — ik noemde het vanmiddag al — het inkomen van AOW'ers nog stijgt. Ik zal dat niet weer adstrueren. Dat heb ik vanmiddag gedaan. Die inkomensstijging is in zekere mate een illusie. De minister wijst dan op de ongelijke behandeling die zij ziet en spreekt ook over AOW'ers met een ruim aanvullend pensioen. Laten we het daar vanavond op dit tijdstip ook maar niet over hebben. Maar wat bij AOW'ers een hoog inkomen wordt genoemd, is voor de rest van de samenleving — zo is onze indruk — een modaal inkomen. Dat noemen wij eerder een ongelijke behandeling.
Voorzitter, daarom een motie over die uitzondering.
De voorzitter:
Door de leden Van Rooijen en Kox wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de uitzondering van de AOW'ers met betrekking tot de inkomensafhankelijke huurverhoging geschrapt wordt met het onderhavige wetsvoorstel;
overwegende dat door onderhavig wetsvoorstel een steeds groter deel van AOW en pensioen wordt besteed aan woonlasten;
overwegende dat door het uitblijven van indexering AOW'ers meer van hun AOW kwijt zijn aan woonlasten;
overwegende dat het behouden van de uitzonderingspositie van AOW'ers zorgt voor lastenvermindering;
verzoekt de regering de geschrapte uitzondering inkomensafhankelijke huurverhoging weer in te voeren voor AOW'ers,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter E (35518).
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Tot slot zou ik graag de minister nog even willen toespreken. De minister heeft vorig jaar met die motie van afkeuring en debatten — ik loop al een hele tijd mee in de politiek — toch wel een orkaan moeten doorstaan, zoals ik het in mijn woorden noem. Maar zij heeft gaandeweg de weg gevonden om met deze Eerste Kamer weer verder op te trekken. Dat is natuurlijk de eerste taak die een kabinet, een minister, met het parlement heeft: naar de toekomst kijken en proberen samen op trekken. Het beeld dat ik hier net schets, laat zij ons in elk geval na. Ik hoop dat dit een inspiratie is voor het nieuwe kabinet, maar ook voor haar, uitgerekend aan de vooravond van de verkiezingen. Onze dank.
Ik deel overigens de opmerking van collega Kox — toch niet onbelangrijk en het sluit ook aan bij mijn woorden — dat wat ons betreft die motie nu van tafel is.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Linden van de Fractie-Nanninga.