Verslag van de vergadering van 22 maart 2021 (2020/2021 nr. 30)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.59 uur
De heer Dittrich i (D66):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan de vier initiatiefnemers, en uiteraard aan de minister, voor de serieuze beantwoording. Ik vind het heel mooi om de betrokkenheid van de Kamerleden bij dit belangrijke onderwerp te zien. Voor de fractie van D66 was het eigenlijk beter geweest als we dit initiatiefwetsvoorstel hadden kunnen combineren met de behandeling van het wetsvoorstel van de regering. Maar goed, dat is controversieel verklaard, dus ik snap heel goed dat de initiatiefnemers zeggen: dan gaan we hiermee door. Ik begrijp van de minister dat eind dit jaar, eind 2021, die modellenvergelijking naar buiten zal komen en ook naar de Eerste Kamer wordt gestuurd. Te zijner tijd zullen we in de Eerste Kamer dan ook een grondig debat over het hele prostitutiebeleid kunnen voeren.
Als ik me beperk tot dit wetsvoorstel, dan heb ik opgeschreven dat de reikwijdte daarvan beperkt is tot de evidente gevallen van slachtofferschap van mensenhandel. Ik blijf nog steeds met de volgende vraag zitten. We stellen slachtofferschap van mensenhandel hier voorop en de prostituant strafbaar, maar we verwijzen dan naar een artikel en zeggen: de mensenhandel die in dat artikel staat, hoeft niet op alle bestanddelen bewezen te worden. Ik blijf dat lastig vinden. Daar zou in tweede termijn op teruggekomen worden. Dat antwoord hoor ik dus graag.
Wat voor de fractie van D66 erg belangrijk is, is datgene waar de heer Segers mee begon, namelijk dat dit wetsvoorstel geen opmaat is naar het Zweedse model. Hij heeft ook heel duidelijk gezegd dat er geen seksuele moraal door de overheid aan anderen wordt opgelegd. Ik hoorde mevrouw Kuiken ook zeggen dat ze openstaan voor dat vergunningenstelsel en dat keurmerk. Ik heb de minister gehoord, die zegt: wij willen als regering sekswerk reguleren. Dus dat zijn voor mijn fractie belangrijke gegevens.
Ik zal heel kort een aantal punten doornemen. Voorlichting is erg belangrijk. Ik zou hier willen onderstrepen dat dat in samenwerking en met medewerking van de sekswerkers gaat, zeker ook waar het eventueel gaat over de preventieve werking.
Dan over de meldingsbereidheid. Dank aan de minister voor de toezegging dat dat in de evaluatie komt. Maar ik snap ook wel de angst van sekswerkers die zeggen dat het strafbaar stellen van prostituanten weleens tot een daling van het aantal meldingen zou kunnen leiden. Dat is toch een lastig punt. Dus ik hoop dat daar goed naar gekeken gaat worden.
Voor het flankerend beleid heb ik ook heel duidelijk gehoord dat de regering inzet op destigmatisering van het sekswerk en op de bevordering van de positie van legale sekswerkers. Dat is belangrijk voor mijn fractie.
Ik ben er heel blij mee — dan kom ik al bijna bij mijn slot — dat is gezegd dat een minimumstraf in dit kader niet aan de orde is. Ik onderstreep nogmaals dat het niet alleen uit praktische overwegingen, maar ook uit principiële overwegingen onjuist is om minimumstraffen in het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in te voeren, omdat ik vind dat we rechters zo veel mogelijk vrij moeten laten om de omstandigheden van het concrete geval af te wegen.
In dat kader begrijp ik de opmerking van de minister nog niet, die zegt dat er waarschijnlijk niet veel of misschien wel minder strafzaken komen rond mensenhandel. Ik had in mijn eerste inbreng gevraagd hoe het zit met die strafrechtketen en de druk die erop staat. Een collega-minister heeft daar een mooi boek over geschreven, waarin staat dat die versterkt moet worden. We kunnen toch niet een wetsvoorstel aannemen als vervolgens blijkt dat het in de praktijk helemaal niet gehandhaafd gaat worden omdat er een personeelstekort is? Dus daar wil ik toch nog graag een reactie op hebben.
Tot slot kan ik zeggen dat ik goed naar de tweede termijn van de initiatiefnemers en de minister ga luisteren. U zult dan volgende week, nadat we onze fractievergadering hebben gehad, horen hoe wij daar helemaal in staan, maar ik zie duidelijk pluspunten en ook wat minpunten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dittrich. Dan is het woord aan de heer Van Dijk namens de fractie van de SGP.