Plenair Janssen bij behandeling Strafbaarstelling misbruik prostitué(e)s



Verslag van de vergadering van 22 maart 2021 (2020/2021 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.16 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Janssen i (SP):

Voorzitter, dank u wel. Om te beginnen mijn complimenten voor dit initiatiefvoorstel, dat in 2014 begon als initiatief van de leden Segers, Rebel en Kooiman. Via het lid Volp is het uiteindelijk het initiatiefvoorstel-Segers, Kuiken, Van Nispen en Kuik geworden. Nu, bijna zesenhalf jaar later, komt het voorstel in de Eerste Kamer tot een afronding. De eerste vraag die je na zo veel jaar natuurlijk moet stellen, is of het voorstel nog relevant is of dat het door de ontwikkelingen in de tijd is ingehaald. U kent dit voorstel. Alles teruglezend, was er vanaf het begin in 2014 al een discussie tussen voor- en tegenstanders, maar wel voor- en tegenstanders die uiteindelijk hetzelfde willen, namelijk het beschermen van diegenen die bescherming nodig hebben en daarnaast het aanpakken van diegenen die gebruikmaken van misstanden.

In de loop van de jaren heeft er, naast de behandeling in de Tweede Kamer, een zeer uitvoerige schriftelijke uitwisseling van argumenten plaatsgevonden. De Eerste Kamer heeft in 2016 een deskundigenbijeenkomst georganiseerd, waar dit initiatiefvoorstel onderwerp van gesprek was. Dat maakt dat, zo blijkt ook uit de schriftelijke vragenrondes, voor iedereen de dilemma's duidelijk zijn. Het maakt ook duidelijk dat dit geen zwart-wit wetsvoorstel is. Uiteindelijk zal iedere fractie ook naar aanleiding van dit debat de afweging moeten maken tussen de plussen en de minnen van dit initiatiefvoorstel.

Bij de deskundigenbijeenkomst in 2016 gaf de toenmalige Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, mevrouw Dettmeijer, haar oordeel over het initiatiefvoorstel. Ik citeer: "Ik heb waardering voor het initiatief. Het was ook een aanbeveling van mij. Het vult wat mij betreft een lacune". Gevraagd naar de verwachte effecten gaf zij aan — en ik vat het nu in mijn eigen woorden samen — dat dit ook met de tijdgeest en omstandigheden te maken heeft, vijf jaar geleden. Bij sommige dingen verandert ook de manier waarop je ernaar kijkt en het belang dat je eraan hecht.

We zien, daarop voortbordurend, in de huidige coronatijd een aantal zeer zorgelijke ontwikkelingen. Collega De Boer sprak daar ook al over. Er is sprake van een enorme toename van kinderporno op internet, van sextortiongevallen en van praktijken van pedojagers, zoals het fenomeen in de volksmond inmiddels heet. Ik ga niet op ieder van die onderwerpen in, maar de praktijk van het afgelopen jaar maakt pijnlijk duidelijk dat er een markt is voor dit soort misbruik. Dat klinkt hard, maar die is er wel. Wanneer er een vraag is, volgt daaruit ook een aanbod, een aanbod dat gepaard gaat met mensenhandel, dwang, uitbuiting en misbruik. We mogen niet de fout maken die vraag te onderschatten. Er blijft heel veel verborgen, maar het gaat zeker niet om geïsoleerde gevallen. Honderden gevallen komen nu aan het licht en dat lijkt nog maar het topje van de ijsberg te zijn. Laat ik daarom maar vanaf het begin volkomen helder zijn. Als SP zien wij het voorliggende initiatiefvoorstel, net als de Nationaal Rapporteur en het College van procureurs-generaal als een aanvulling op de bestaande wetgeving, met het doel om misbruik te voorkomen en om nog beter te kunnen optreden, indien zich dit misbruik toch voordoet. De vragen die ik dan ook nog wil stellen aan de initiatiefnemers gaan niet zozeer over het waarom, maar vooral over het hoe. Bij het hoe reken ik ook hoe we ervoor kunnen zorgen dat we het risico op eventuele negatieve effecten, waar terecht op gewezen is en die we zeer serieus moeten nemen, zo klein mogelijk kunnen maken.

De initiatiefnemers wijzen met name op de preventieve werking die van het initiatiefvoorstel zal moeten uitgaan. Hebben zij al nagedacht over hoe het wetsvoorstel breed onder de aandacht kan worden gebracht, om dat preventieve effect daadwerkelijk tot stand te brengen? Dat is een vraag die ik ook aan de minister stel.

Mijn volgende vraag is hoe we kunnen voorkomen dat de meldingsbereidheid van misstanden lijdt onder dit wetsvoorstel. Hebben de initiatiefnemers hierover nagedacht? Het is een van de negatieve effecten die zich mogelijk voordoen, waar ik het net over had. In de schriftelijke beantwoording wordt een aantal situaties benoemd en omschreven, maar mijn vraag aan de initiatiefnemers is hoe zij dit vooraf duidelijk gaan maken, zodat dit bij de eventuele inwerkingtreding voor eenieder duidelijk is. Dat draagt natuurlijk ook bij aan de rechtszekerheid. Is hierover bijvoorbeeld al contact geweest met de politie en het Openbaar Ministerie? Zo ja, wat leverde dat op?

De SP vindt het verstandig dat tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer de delictsomschrijving van het voorgestelde artikel 273g strafrecht aangepast is door de "gewone schuld"-variant te vervangen door een "bewuste schuld"-variant. Daarmee is de ondergrens van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de klant die gebruikmaakt van de diensten van een prostituee, bij een ernstig vermoeden van slachtofferschap van mensenhandel weliswaar verhoogd, maar is de voorzienbaarheid van het risico op strafrechtelijke aansprakelijkheid verbeterd. Delen de indieners de mening van de SP-fractie dat de preventieve werking wordt vergroot, omdat het strafrechtelijk optreden zich toespitst op die situaties, waarin de klant evidente signalen van mensenhandel negeert? Graag een reactie van de initiatiefnemers.

Kunnen de indieners ingaan op de afweging die ze hebben gemaakt om in dit initiatiefvoorstel geen limitatieve begrenzing te geven van omstandigheden die duidelijk maken dat een prostituant ernstige reden heeft om te vermoeden dat een sekswerker het slachtoffer van mensenhandel is? Ik steun die keuze overigens en ik kan me er van alles bij voorstellen, maar ik krijg graag nog een nadere toelichting, omdat dit toch een cruciaal punt is dat sinds 2014 steeds weer in de discussies terugkomt. Ik krijg dat graag nog eens nader toegelicht.

Voorzitter. Alles overziend, alles gelezen hebbend en alles gevolgd hebbend — het is leuk om oude collega's weer eens terug te zien in een andere rol in de Tweede Kamer, nadat ze uitgevlogen zijn als burgemeester, wethouder of anderszins — kan ik afrondend toch wel zeggen dat de SP als uitgangspunt positief is over dit initiatiefvoorstel. Positief vanuit de overtuiging dat wij nooit mogen wegkijken van onrecht en dat wij nooit mogen stoppen met het opkomen voor de rechten van slachtoffers van mensenhandel en het bestraffen van degenen die de uitbuiting in stand houden en sterker nog, die er gebruik van maken, terwijl zij redelijkerwijs hadden kunnen weten dat zij dat deden.

Het is echter helaas ook onvermijdelijk dat er ook na een eventuele inwerkingtreding van dit wetsvoorstel nog sprake zal zijn van misbruik, mensenhandel en uitbuiting. Dat zal niet weg zijn. Maar mijn hoop en verwachting is dat dit wel minder zal zijn door dit initiatiefvoorstel. Het effect van dit initiatiefvoorstel zal moeten zijn dat er een daadwerkelijke preventieve werking uitgaat van het voorstel en dat de kans vergroot wordt dat strafrechtelijke vervolging succesvol is. Het lost niet alles op, maar het moet een verbetering zijn. Wij mogen nooit opgeven om te blijven werken aan het uitroeien van onrecht. En wij mogen de hoop nooit opgeven op een samenleving zonder onrecht en uitbuiting. Daar moeten we alles aan doen en daar moeten we ook in blijven geloven, ieder op zijn eigen manier. Daarom tot slot van mijn overwegingen het slot van het lied Ik geloof van de onlangs veel te vroeg overleden Jeroen van Merwijk: "En met het risico dat ik voor gek word versleten, geloof ik dat alles ooit mooi wordt en goed. Met de moed van de wanhoop en tegen beter weten in, blijf ik geloven, omdat dat wel moet. Ik blijf maar geloven omdat dat wel moet. Ik blijf maar geloven omdat dat ik wel moet".

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan mevrouw Bezaan namens de fractie van de PVV.