Plenair Meijer bij behandeling Strafbaarstelling misbruik prostitué(e)s



Verslag van de vergadering van 22 maart 2021 (2020/2021 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.32 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Meijer i (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Allereerst wil ik namens mijn fractie natuurlijk ook de initiatiefnemers complimenteren met de inzet voor dit voorstel. Ik noem speciaal de heer Segers, die in september 2014 al bij de eerste initiatiefnemers zat. Het is een lang traject geworden sinds 2014. Het voorstel ligt al sinds 2016 in dit huis, in de Eerste Kamer. Naar mijn waarneming is de belangrijkste reden voor dat lange traject de samenloop met de wetgevingsactiviteiten van de regering op dit onderwerp, een samenloop die nog steeds bestaat. In de brief van de minister van Justitie en Veiligheid van 21 januari 2021, waarin hij onder meer op vragen van onze fractie reageert, schetst hij nog eens de verschillende invalshoeken van de beide wetgevingstrajecten. Hij stelt dat het daarom verstandig is om ze nu los van elkaar te vervolgen. Laat ik vooropstellen dat de leden van de VVD-fractie zich het meest thuis voelen bij de invalshoek van de regering en het conceptwetsvoorstel Regulering sekswerk.

Ik wil namens mijn fractie benadrukken dat dat onverlet laat dat ook wij vanzelfsprekend vinden dat mensenhandel en de daaraan gerelateerde prostitutie bestreden dienen te worden. Ik ben me ervan bewust dat seksuele uitbuiting de grootste vorm van uitbuiting is. Het valt de initiatiefnemers te prijzen dat ze de bewustwording over dit onderwerp hebben vergroot. Maar na dit gemeenschappelijke uitgangspunt zijn voor onze fractie de verschillen tussen de beide trajecten ook van belang.

Bij het in procedure zijnde wetsvoorstel van de regering functioneert in artikel 40 de strafbaarstelling als een strafrechtelijk sluitstuk van een vergunningsstelsel voor sekswerk. Strafbaar wordt gesteld het verrichten van seksuele handelingen met een prostituee die zonder vergunning werkt. Dit wordt aangemerkt als een overtreding. Voor de bewezenverklaring is het voldoende dat de vergunning ontbreekt. Bij het initiatiefvoorstel dat hier voorligt, gaat het om een misdrijf tegen de persoonlijke vrijheid. Het strafrechtelijk verwijt is het misbruik maken van een uitbuitingssituatie waarin een ander verkeert. Het onderscheid tussen de ernst van de strafbare gedraging komt ook tot uitdrukking in de aanmerkelijke verschillen in de strafmaxima, maar het belangrijkste aandachtspunt is voor mijn fractie de bewezenverklaring. Voor een bewezenverklaring is in het initiatiefvoorstel het bewijs of een ernstig vermoeden van de klant van een uitbuitingssituatie vereist. Daar waar de Eerste Kamer speciaal let op handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van wetgeving, is het goed als de initiatiefnemers en de minister nog eens ingaan op die bewezenverklaring. De Afdeling advisering van de Raad van State was hier al zeer kritisch over. Ook een rol speelt het feit dat de mensenhandel als delict al moeilijk te bewijzen is. Maar daarnaast achtte de Afdeling het voor een klant onvoldoende voorzienbaar wanneer hij strafrechtelijk aansprakelijk is. Dat was ook een hoofdpunt van het debat in de Tweede Kamer en bij de schriftelijke voorbereiding. Het was ook een hoofdpunt van het debat in de Tweede Kamer en bij de schriftelijke voorbereiding. Ook vandaag heb ik verschillende collega's weer vragen hierover horen stellen. Ik heb me zelf natuurlijk ook verdiept in de verschillen tussen voorwaardelijke opzet en schuld. Het is ons ook niet ontgaan dat tijdens de behandeling in de Tweede Kamer de bewijslast is aangescherpt van een "redelijk" naar een "ernstig" vermoeden. Er zal ongetwijfeld in de rest van het debat nog een fijnzinnig juridische discussie over plaatsvinden. We zijn dus ook benieuwd naar de inbreng van de minister op dit punt. Uit de discussie zal denk ik blijken dat het lastig is om zo'n onderscheid echt scherp te krijgen. Daarom kijken wij er ook gevoelsmatig naar.

De VVD-fractie vindt dat het initiatiefvoorstel wel ver gaat. We hebben te maken met een legaal beroep. Daarvoor wordt door de regering een vergunningsstelsel voorbereid, ook voor het nu niet vergunde deel van de branche. Daarbinnen kunnen naar onze mening misstanden worden aangepakt. Zoals gezegd is het dan voor de bewezenverklaring voldoende dat de benodigde vergunning ontbreekt. Dat lijkt mij een goed uitvoerbaar en handhaafbaar stelsel. Dan kun je uiteindelijk ook strafrechtelijk bij de klant terechtkomen, die zich eenvoudig kan vergewissen van de aanwezigheid van zo'n vergunning. Maar dat is niet de invalshoek, dat voelt niet goed. Daar komt nog bij, zoals GroenLinks in de voorbereiding aangaf en onder andere D66 vandaag zei, dat je zorgen kunt hebben over de meldingsbereidheid van klanten onder het stelsel van het initiatiefvoorstel. Ze kunnen zich daardoor immers incrimineren. Dat zal de aanpak van prostitutie en mensenhandel niet bevorderen.

Wij hebben nogal wat twijfels bij dit initiatiefvoorstel, maar we verwachten vanzelfsprekend met belangstelling de reactie van de initiatiefnemers en de minister af, voordat onze fractie tot een eindoordeel komt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Meijer. Dan is het woord aan mevrouw Bikker namens de ChristenUnie.