Verslag van de vergadering van 23 maart 2021 (2020/2021 nr. 31)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.12 uur
De heer Koole i (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst complimenten aan de initiatiefnemers van dit wetsvoorstel. Ik heb waardering voor de initiatiefnemers, die de nodige voorbereidingstijd hierin hebben geïnvesteerd. Dank ook aan de staatssecretaris voor haar snelle beschikbaarheid om hier aanwezig te zijn.
Dit voorstel maakt mogelijk dat het voorzitterschap van een raadscommissie ook wordt opengesteld voor een niet-raadslid. Dat geldt mutatis mutandis ook voor commissies van de Provinciale Staten of van een eilandsraad. Over de vraag of het wenselijk is dat een niet-raadslid een raadscommissie voorzit, valt met rede te twisten. De Raad van State heeft gezegd dat dat alleen maar kan als het gaat om het technisch voorzitten van een commissie. Maar in antwoorden op gestelde schriftelijke vragen geven de initiatiefnemers aan dat de term "technisch" wellicht overbodig is, omdat een voorzitter altijd een neutrale, onafhankelijke rol moet vervullen en boven de partijen dient te staan. Tegelijk weten we dat achter het ogenschijnlijk technische, procesmatige karakter van voorzitten soms wel degelijk politieke afwegingen en consequenties kunnen schuilgaan. Voorzitter, ik zal u niet vragen of u het hiermee eens bent.
De voornaamste reden waarom de initiatiefnemers met dit wetsvoorstel komen, is om ruimte te bieden voor een zekere verlichting van de taakbelasting van raadsleden, schrijven zij in antwoord op vragen. Dit raakt aan een veel bredere discussie over de problematiek van de overbelasting van raadsleden. Dat brengt mij tot de volgende vragen aan de initiatiefnemers. Zijn zij het niet eens met de leden van de Partij van de Arbeidfractie dat de mogelijkheid van een externe voorzitter van een raadscommissie uit nood geboren is? Wanneer de problematiek van de overbelasting van raadsleden niet zou spelen, zouden zij dan ook met dit voorstel zijn gekomen?
Voorzitter. In antwoord op vragen van mijn fractie onderschrijft de regering het belang van een integrale benadering van het raadswerk. De substantiële groei van taken en verantwoordelijkheden van gemeenten noopt daartoe. Daarom werkt de regering aan een agenda versterking positie gemeenteraden. Mijn vraag aan de initiatiefnemers is: waarom hebben zij niet gewacht totdat die agenda er is, zodat het voorstel in samenhang met andere maatregelen kan worden bezien? Waarom is nu reeds dit element er uitgelicht? In het verlengde hiervan zou ik aan de regering de vraag willen stellen: waarom past het nu voorliggende wetsvoorstel binnen de lijnen zoals uitgezet in die agenda die ik net noemde, zoals de regering ook heeft geantwoord? Deze Kamer heeft in november wel voortgangsbrieven ontvangen over het ondersteunen van decentrale overheden en over het programma Democratie in Actie. Maar wij kennen die agenda niet, en toch worden wij geacht te kunnen beoordelen of dit wetsvoorstel binnen die agenda past. Vandaar de vraag van onze fractie aan de regering om uiteen te zetten waarom dit voorstel zou passen binnen de lijn van de agenda versterking positie gemeenteraden. Wanneer kan deze Kamer die agenda tegemoetzien?
Voorzitter. Wij zien uit naar de beantwoording van onze vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koole. Dan is het woord aan de heer Van Hattem namens de fractie van de PVV.