Verslag van de vergadering van 6 april 2021 (2020/2021 nr. 33)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.51 uur
De heer Dittrich i (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met een citaat. "De grootste crisis voor ons is de combinatie van sociaaleconomische ongelijkheid en chronische ziektes die vooral armere mensen treffen en die ook onderliggende ziektes voor covid zijn. Obesitas, en daarmee hoge bloeddruk en hart- en vaatziektes: een enorm probleem hier. Als wij niet meer gelijkheid in de samenleving krijgen, zullen mensen in de lagere klassen echt niet gezonder gaan leven. Dat kúnnen ze gewoonweg niet. Daar is een structurele maatschappelijke transformatie voor nodig. En werken wij daaraan? Het antwoord is nee." Dit was een citaat van Izzy Gerstenbluth, de overheidsepidemioloog van Curaçao in zijn Volkskrantinterview van twee dagen geleden. In Curaçao is het echt alle hens aan dek. Het aantal besmettingen met het coronavirus loopt snel op, de ziekenhuisbedden liggen vol en er is een tekort aan ic-personeel. Gelukkig helpt Nederland. Maar sinds 10-10-10 — het is al eerder gezegd — is Curaçao autonoom en gaat het zelf over zaken als bijvoorbeeld gezondheidszorg. Maar als het om hulp vraagt, moeten wij als Nederland er zijn voor onze Koninkrijksgenoten. Uiteraard geldt dat ook voor de andere eilanden in het Caribisch gebied. Ze helpen elkaar ook onderling. Daarover stond ook een heel mooi hoofdredactioneel commentaar in het Antilliaans Dagblad. We helpen elkaar in het Koninkrijk of zoals Koningin Wilhelmina het zei in haar radiotoespraak in 1942, sprekend over het Koninkrijk: "Steunend op eigen kracht doch met de wil elkander bij te staan". Eigenlijk is dat ook de kern van het boek van Paul Comenencia, waar Paul Rosenmöller het in zijn inleiding al over had.
Voorzitter. In dat citaat van Gerstenbluth komen een aantal zaken naar voren die ik in mijn bijdrage wil bespreken, zoals de bestuurlijke slagkracht, volksgezondheid, economische vooruitzichten, armoede en dergelijke. Allereerst over de bestuurlijke slagkracht. In de aanloop naar de autonomie van 10-10-10 was er hoop en optimisme. De schuldenlast van Curaçao, Aruba en Sint-Maarten werd weggestreept en vanaf die datum zou men met een schone lei beginnen. Maar ja, als we nu na ruim tien jaar terugkijken hoe de situatie zich heeft ontwikkeld, ook voordat corona zijn intrede deed, dan kunnen we er niet omheen dat bepaalde zaken niet adequaat zijn opgepakt. Dit is al eerder gezegd. Mevrouw Gerkens had het erover. Het zijn kleine gemeenschappen die heel veel werk moeten doen. Het is dus niet echt alleen een verwijt, maar het is wel een constatering dat bijvoorbeeld de groeiende kloof tussen arm en rijk, het ongezonde leven en de noodzakelijke versterking van de rechtsstaat allerlei onderwerpen zijn die eruit springen en die echt goed geregeld moeten gaan worden. En het zijn ook onderwerpen waar de landen zelf over gaan. Maar als Nederland wil je vanzelfsprekend dat die problemen grondig worden aangepakt. En overigens willen veel mensen in die landen dat ook. Die snakken naar goed, degelijk bestuur. Dus de vraag is natuurlijk ook: hoe ver kun je als Nederland in je aansporingen gaan met inachtneming van de autonomie van de andere landen?
Als er om financiële hulp wordt gevraagd, vindt D66 het logisch dat het Nederlandse belastinggeld goed wordt besteed en dat er structurele veranderingen plaatsvinden die de samenlevingen in Curaçao, Aruba en Sint-Maarten daadwerkelijk verder helpen en die ook toekomstbestendig zijn. Uiteraard verschilt elk land, kiest elk land zijn eigen aanpak, maar men moet wel aan kwaliteitsnormen voldoen. Én gemaakte afspraken moeten worden nagekomen, ook door de Nederland overigens.
Het voorgestelde Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling (COHO) zal een belangrijke aanjager moeten worden om bij te dragen aan de oplossing van de ontstane problemen. Maar die plannen voor het COHO werden emotioneel ontvangen. Het werd ervaren als een aanval op de autonomie. Dat is slecht voor het draagvlak geweest. Ik zou de staatssecretaris willen vragen hoe hij daar zelf op terugkijkt. Wat had beter gekund? Hoe hadden we deze reacties kunnen voorkomen? Daarbovenop heeft de Raad van State kritisch advies uitgebracht over de juridische grondslag. Namens D66 zeg ik dat wij het belangrijk vinden dat Nederland met de drie landen gezamenlijk probeert eruit te komen. Met reële bezwaren moet rekening worden gehouden met inachtneming van ieders belangen, ook die van Nederland. Daarbij is van belang dat de drie landen uiteindelijk wel akkoord zijn gegaan met de COHO-voorstellen en de daarbij behorende landspakketten.
De heer Nicolaï i (PvdD):
Ik heb eigenlijk twee vragen. De ene vraag is hoe de fractie van de heer Dittrich aankijkt tegen de vraag of dat wetsontwerp inderdaad in strijd is met het Statuut. De tweede vraag is de volgende. Ik hoorde de heer Dittrich zeggen dat de drie landen ermee akkoord zijn gegaan dat dat wetsontwerp er komt. Maar hoe is dat akkoord tot stand gekomen? Je kent dwang, dwaling en bedrog in het civiele recht. Het lijkt toch wel erg op dwang. Daar wil ik ook graag een reflectie op van de heer Dittrich.
De heer Dittrich (D66):
Dank voor uw vragen. We moeten het wetsvoorstel hier nog gaan bespreken. Daar wil ik dus te zijner tijd gedetailleerd op ingaan. Maar mijn volgende vraag aan de staatssecretaris, vóór uw interruptie, was hoe hij aankijkt tegen dit hele proces rond het COHO. Kan aan de bezwaren van de Raad van State tegemoet worden gekomen, met instemming van de drie landen? Dat raakt eigenlijk aan uw vraag.
Voorzitter, ik zie dat de tijd doorloopt, maar ik geef een antwoord op de vraag van de heer Nicolaï.
De voorzitter:
Ik had hem even aangezet, omdat ik zag dat u ging voorlezen. Hij staat nu weer uit. Gaat uw gang.
De heer Dittrich (D66):
Dank u wel. Maar daar is nogal wat over te zeggen. Als ik luister naar de commentaren aan de overkant van de plas, heb ik de indruk dat men dit echt als een dictaat en een aanval op de autonomie heeft ervaren en dat men niet echt betrokken was bij al die voorwaarden in de landspakketten. Maar ik constateer ook dat er uiteindelijk door de drie regeringen tegen de staatssecretaris is gezegd: uiteindelijk gaan wij akkoord. Dat is ook iets wat we niet zomaar in de prullenbak moeten gooien. Nogmaals, ik vraag aan de staatssecretaris een reflectie op de hoe de Nederlandse regering in zijn persoon heeft geopereerd in dit spanningsveld.
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik vroeg aan de heer Dittrich een reflectie. Ik ben toch heel erg benieuwd. U heeft ook gezien hoe het gegaan is. Bij de agenda zitten al die stukken. Denk ook aan de overeenkomst. U ziet wat er in de overeenkomst geregeld is. U weet ook dat er weinig keus was voor de eilanden om nee te zeggen. Mijn vraag is: hoe ziet de fractie van D66 dat nou? Is het nou een overeenkomst of is het een afgedwongen iets?
De heer Dittrich (D66):
Uiteindelijk is het een overeenkomst, maar soms kan je een overeenkomst afdwingen. Daarom gaat het er ook om hoe de staatssecretaris zelf naar het proces kijkt. Maar als ik bijvoorbeeld kijk naar de landspakketten die bijgesloten zijn, zie ik dat daarin een heleboel onderwerpen staan die door de landen zelf zijn aangedragen en die bediscussieerd zijn op ambtelijk niveau. Dat is niet iets waar we zomaar aan voorbij moeten gaan. Ik sta hier niet om ervoor te pleiten dat al het werk overgedaan moet worden. Dat zou, denk ik, de bevolking in de landen een slechte dienst bewijzen. We moeten door. Als ik goed geluisterd heb naar de heer Recourt, zeg ik: we moeten door, maar wel op een gelijkwaardigere manier. We moeten goed luisteren naar elkaar, naar de bezwaren, en die moeten we ons ter harte nemen. Op zo'n manier moeten we proberen verder te gaan, want we zijn met z'n allen verbonden in het Koninkrijk.
De heer Nicolaï (PvdD):
U zegt zelf: het moet eigenlijk op een gelijkwaardigere manier. Maar het leuke van een overeenkomst is dat je onderhandelt en dat er vervolgens tussen partijen iets tot stand komt. Heeft u nu echt het idee dat hier aan de orde is geweest … Ik vraag dus uw mening op grond van de feiten die u kent. Ik vraag niet wat de staatssecretaris daarover gaat zeggen, maar wat de fractie van D66 daarover zegt. Is het nou een gelijkwaardige situatie geweest, waarbij twee partijen hebben kunnen onderhandelen en tot een overeenkomst zijn gekomen?
De heer Dittrich (D66):
Ik snap dat u mij die vraag stelt, maar ik ga toch doorverwijzen naar de staatssecretaris. Mijn analyse is dat er heel veel emotie aan de andere kant is over wat men als een soort dictaat en een aanval op de eigen autonomie ervaart. U vraagt aan mij: vindt u dat ook? Ik heb daar natuurlijk niet alle gegevens over. Ik ben niet bij die besprekingen geweest. Ik zie wel dat er uiteindelijk overeenstemming is bereikt. Dat kan met lange tanden en met heel veel tegenzin zijn gebeurd; dat geloof ik meteen. Ik wil eerst van de staatssecretaris … Wij controleren deze staatssecretaris op de manier waarop hij daarmee is omgegaan. Dat is ook mijn taak als Eerste Kamerlid. Vandaar dat ik deze vragen stel. Ik hoop in elk geval — dat zeg ik hier wel hardop — dat we van dat proces kunnen leren. Ik hoop dat we in de toekomst, bij komende onderhandelingen en komende besprekingen, veel beter naar elkaar gaan luisteren en dat we ter harte nemen wat voor dingen gezegd worden, bezwaren gemaakt worden. Daarbij kan een rol spelen dat, als men het ergens niet mee eens is, men al snel naar woorden grijpt als "kolonialisme" of "racisme". Daarom vind ik het voorstel van de heer Recourt van de Partij van de Arbeid om daar ook eens naar te kijken interessant. Ik wil niet dat daardoor alle andere noodzakelijke besprekingen in de ijskast worden gezet en dat we ons met z'n allen daarop gaan focussen. Maar dat zou een rol kunnen spelen om in de toekomst op een gelijkwaardigere manier toch resultaten te kunnen boeken die in het belang zijn van de bevolking daar, want daar gaat het uiteindelijk om.
Voorzitter. Dan kom ik bij de rijksgeschillenregeling. Ik sluit me aan bij degenen die aan de staatssecretaris gevraagd hebben wanneer we daar antwoord op krijgen. In de besprekingen met de collega's aan de overkant van de oceaan blijkt toch echt dat die geschillenregeling heel belangrijk is.
Voorzitter. Door COVID-19 — het is al eerder door anderen gememoreerd — is het toerisme helemaal ingezakt en dat heeft pijnlijk blootgelegd dat er gestreefd moet worden naar diversificatie van economische activiteiten. De werkloosheid is enorm toegenomen. Iets van 80.000 gezinnen zijn afhankelijk geworden van voedselhulp. Er is schrijnende armoede achter de voordeur. Wat D66 betreft is er lof voor het Rode Kruis, de kerken, maatschappelijke organisaties en vrijwilligers die zich inzetten voor anderen, hulp bieden aan diegenen die het nodig hebben en er het beste van maken. De vraag is natuurlijk hoe we verdergaan na de pandemie. Want behalve toerisme, moet er ook naar bruikbare alternatieven voor economische activiteiten gezocht worden. Daar zijn natuurlijk vanuit de landen allerlei plannen voor gemaakt. Ik vraag aan de staatssecretaris hoe hij de economische toekomst van de landen en Caribisch Nederland ziet.
Voor Bonaire hebben we natuurlijk het bestuursakkoord. De vraag is wat dat tot nu toe in concreto heeft opgeleverd. Wij zien kansen voor nieuwe economische activiteiten voor het concept van blue economy en blue destination of the world. Qua natuurschoon heeft Bonaire veel te bieden. De vraag aan de staatssecretaris is hoe het staat met de uitwerking van die plannen. Wij constateren dat er op de BES-eilanden erg veel armoede is, ook bij gezinnen en met name kinderen. Daar is dat programma BES(t) 4 kids met hulp van de Nederlandse overheid op gericht. De vraag is kortheidshalve hoe het staat met de uitrol van dat programma.
Voorzitter. Wat betreft Sint-Maarten springt in het oog de schade die orkaan Irma heeft veroorzaakt en het trage herstel. Het geld is er, maar de daadwerkelijke vlotte aanpak van de wederopbouw is achtergebleven. Hoe komt het dat nu pas, in 2021, het eerste herstel van beschadigde scholen is gestart? Hoe staat het met de bestede middelen? Zou het niet beter zijn om het restant over te hevelen naar het COHO in oprichting? Is de staatssecretaris tevreden over de inzet van de Wereldbank en welke kritische reflecties op deze keuze kan hij met ons delen?
Na Irma is natuurlijk de pandemie over Sint-Maarten heen gewalst. We hebben geconstateerd dat elf leden van de eilandsraad via een advocatenkantoor in Washington bij de Verenigde Naties een klacht over Nederland hebben ingediend, omdat racisme in het spel zou zijn bij het stellen van voorwaarden voor de hulpverlening. Zij vinden dat er te veel autonomie ingeleverd moet worden. Interessant is om te zien dat de bevolking door deze actie is verrast en dat er op Sint-Maarten helemaal niemand over is gehoord voordat die kwestie aan de orde werd gesteld in de eilandsraad, terwijl talloze mensen op Sint-Maarten hulp nodig hebben. Na de klacht heeft de staatssecretaris de hulp opgeschort en dat roept bij de fractie van D66 vragen op, want daardoor wordt de bevolking gestraft. Mijn vraag is of er nu eigenlijk wel voldoende dialoog is tussen Sint-Maarten en de regering. Wat moet er gebeuren om de verstandhouding vlot te trekken?
Kan de staatssecretaris ons een update geven over de situatie van de Venezolaanse vluchtelingen op Aruba en Curaçao? Hoe staat het met de eerbiediging van de mensenrechten, waar het gaat om eerlijke asielprocedures en om detentiefaciliteiten?
Over Curaçao zou ik tot slot willen vragen: hoe kunnen we nieuw leven blazen in de relatie met Curaçao nu er een nieuwe regering komt? Die regering kijkt hoogstwaarschijnlijk afstandelijker naar Nederland en wil waarschijnlijk over het wetsvoorstel met betrekking tot het COHO opnieuw onderhandelen. Maar hoe je het ook wendt of keert, Curaçao zal van Nederland afhankelijk blijven.
Voorzitter. Bij het IPKO in januari hebben we geconcludeerd dat de parlementen van de vier landen goed met elkaar moeten communiceren. Dat komt het onderlinge contact en begrijp ten goede. Mijn vraag is dus of de regering die visie ook kan ondersteunen.
Tot slot zou ik het volgende willen zeggen. Ik heb in de stukken gelezen dat er een grote conferentie met de vier landen binnen het Koninkrijk op komst is. Ik denk dat het erg belangrijk is dat elementen als kolonialisme, racisme, onderwerpen zijn die daar bekeken worden. Ik denk ook dat culturele sensitiviteit een onderdeel is dat heel goed in acht moet worden genomen. Maar uiteindelijk moeten we niet hebben dat we alleen maar het woord blijven voeren over staatkundige vernieuwingen en veranderingen. Uiteindelijk gaat het er immers om wat we kunnen doen om de mensen te helpen. Wat kunnen we doen voor de mensen die nu zo te lijden hebben van de corona-pandemie?
Dank u wel.
De heer Rosenmöller i (GroenLinks):
Wij hebben allebei in onze bijdrage complimenten gegeven, en hier en daar natuurlijk ook een kritische kanttekeningen geplaatst. Laten we nu even kijken naar de nabije toekomst. U stelde mij de vraag over zo'n Koninkrijksconferentie. We kijken wat de uitdagingen zijn bij vraagstukken op financieel, economisch en sociaal terrein, op het vlak van veiligheid et cetera, dus bij vraagstukken waar u ook aandacht voor heeft gevraagd. Zijn we het ook eens met elkaar als ik stel dat je toch eigenlijk tegen een nieuw kabinet zou moeten zeggen dat er meer prioriteit bij die Koninkrijksrelatie gelegd zou moeten worden? Er is echt een agenda te maken waar meer urgentie uit spreekt om te proberen die verdeeldheid te overbruggen, en om meer naar dat ongedeelde Koninkrijk te komen. Hoe kijkt u daartegen aan?
De heer Dittrich (D66):
Ik kan daar heel kort op antwoorden door "ja" te zeggen. Ik denk dat dat heel belangrijk is. Het is wellicht ook wel iets dat in een nieuw regeerakkoord tot stand zou moeten komen. Het zou misschien wat meer aandacht moeten hebben dan in het vorige regeerakkoord, en ik gebruik hier het woord "misschien" niet eens terecht. Maar we moeten het wel doen in samenspraak met de landen daar. Dat zou dan neer moeten slaan in het regeerakkoord hier. Want we moeten er wel weer voor oppassen dat we hier in Den Haag iets opschrijven, om daarna te zeggen: ja, het is ons regeerakkoord en nou gaan we dat eens doen. Er moet dus wel een wisselwerking zijn met de landen binnen het Koninkrijk.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Wij zijn het eens, en wellicht dat zich hier een grote meerderheid aftekent. Dat zou kunnen betekenen dat wij in onze onderlinge relaties, in parlementariërsconferenties et cetera, dit gesprek starten. Maar uiteindelijk wordt de prioriteit natuurlijk toch bepaald door de regering, lees: door de regeringén. Zij hebben het voortouw. Wij hebben die controlerende taak, zoals de heer Dittrich zeer terecht ook zei. Dus wij kunnen onze bijdrage leveren. Wij kunnen een uitspraak doen. Maar het zou op zich een goed begin zijn als de nieuwe Nederlandse regering deze taak oppakt. Dat is denk ik wat ons bindt.
De heer Dittrich (D66):
Ja, dat is me zeer uit hart gegrepen; ik ben het daar helemaal mee eens.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Oomen-Ruijten namens de fractie van het CDA.