Verslag van de vergadering van 20 april 2021 (2020/2021 nr. 35)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 9.56 uur
De heer Van Wely i (Fractie-Nanninga):
Voorzitter. Ik ga het kort houden. Er is al veel gezegd hierover en de toegevoegde waarde wordt minder en minder.
Voorzitter. De huidige situatie maakt geen wettelijk onderscheid tussen gewone burgers enerzijds en opsporingsambtenaren anderzijds als het gaat om geweldsaanwending. Dit is natuurlijk een scheve situatie. Agenten hebben een geweldsmonopolie en móéten bij hun werkzaamheden in voorkomende gevallen geweld aanwenden. Dit wetsvoorstel maakt aan deze scheve situatie een einde. Opsporingsambtenaren kunnen op een andere manier worden vervolgd dan gewone burgers als zij geweld gebruiken op een andere manier dan toegestaan op basis van de geweldsinstructie. Anders gezegd: opsporingsambtenaren die in de uitoefening van hun taak geweld hebben gebruikt, krijgen uiteindelijk hun eigen plek in het Wetboek van Strafrecht. Ook tracht dit wetsvoorstel te voorkomen dat de opsporingsambtenaar onterecht terughoudend zal zijn in het uitvoeren van zijn taak, daar hij voorheen kon worden vervolgd als ieder willekeurig ander persoon, ondanks zijn uitgebreide takenpakket en bijzondere rol. Rechtszaken tegen opsporingsambtenaren worden bovendien ondergebracht bij één rechtbank, waardoor op een gecentraliseerde manier kennis en ervaring kunnen worden opgedaan. Dit komt de rechtsspraak hoogstwaarschijnlijk ten goede. Hetzelfde geldt voor de veiligheid van mensen die vertrouwen op bescherming van politie en boa's.
Mijn fractie is dan ook van mening dat dit een goed wetsvoorstel is. In afwachting van de reactie van de minister op met name de vragen van andere partijen houden wij een motie achter de hand voor in de tweede termijn. Dat is trouwens geen schot voor de boeg.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Wely. Mevrouw Veldhoen of mevrouw Baay? Mevrouw Baay.
Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):
Hoorde ik de heer Van Wely nu zeggen dat iemand ten onrechte werd vervolgd? Heb ik dat juist gehoord, dat er onrechtmatig zou worden vervolgd?
De heer Van Wely (Fractie-Nanninga):
Daar staat me in ieder geval niks van bij.
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Ik meen me te herinneren dat u zei dat opsporingsambtenaren die geweld hebben gebruikt, nu in het commune strafrecht soms ten onrechte worden vervolgd. Dat triggerde mij.
De heer Van Wely (Fractie-Nanninga):
Ik heb daar geen herinnering aan, zoals populair is om te zeggen.
De voorzitter:
Mevrouw Baay, tot slot.
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Als de heer Van Wely zich niet meer herinnert wat hij zojuist naar mijn idee heeft verwoord, dan houdt het op.
De voorzitter:
U kunt het misschien nalezen in de Handelingen en er dan eventueel in de tweede termijn op terugkomen, mevrouw Baay. Mevrouw Veldhoen.
Mevrouw Veldhoen i (GroenLinks):
Ik heb een vraag aan collega Van Wely over de ambtsinstructie. U heeft daar niet veel woorden aan gewijd. U zei zelf al: ik houd het kort. Ik heb daar wel een vraag over. In die ambtsinstructie worden de geweldstoepassingen die zijn toegestaan uitgebreid. Onder andere de taser en de diensthond vinden hun plek en de kwetsbaren worden niet langer uitgezonderd. Ik heb een vraag over de democratische controle op die ambtsinstructie. Hoe staat uw fractie ertegenover dat noch de Tweede noch de Eerste Kamer daar iets over te zeggen heeft op dit moment?
De heer Van Wely (Fractie-Nanninga):
Twee dingen. Ten eerste: hoe meer wij mogen meebeslissen, hoe meer democratie, hoe beter. Wij zijn ook een voorstander van het referendum. Wat ons betreft kan dat dus uitgebreid worden. Het tweede is dat wij voor proportioneel geweld zijn, wat dat ook mag betekenen.
Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):
Goed. Dank u wel. Ik hoor u zeggen dat u ook voor democratische controle op de ambtsinstructie bent.
De heer Dittrich i (D66):
Het ging een beetje snel. Ik hoorde u op het eind zeggen: wij houden een motie achter de hand om het beleid van de regering bij te sturen. Mij was niet helemaal duidelijk waar die motie dan over gaat. Misschien kunt u dat toelichten.
De heer Van Wely (Fractie-Nanninga):
Dank u wel voor deze vraag, meneer Dittrich. Wij gaan een motie indienen over bodycams, ook naar aanleiding van uw speech waarin u aangeeft dat u voorstander bent van het gebruik van bodycams door met name handhavers.
De heer Dittrich (D66):
Interessant. Dat heb ik inderdaad gezegd in mijn bijdrage, maar ik heb er wel iets bij gezegd. Stel dat al die handhavers een bodycam krijgen, dan moeten er wel goede regels worden afgesproken over hoelang die beelden worden bewaard, wie daartoe toegang heeft en waarvoor ze gebruikt worden. Maar als dat allemaal goed geregeld is, dan ziet de fractie van D66 zeker een meerwaarde in het gebruik van bodycams op grotere schaal dan tegenwoordig het geval is. Daar gaat uw motie dus over, begrijp ik?
De heer Van Wely (Fractie-Nanninga):
Ja. Onze fractie onderschrijft uw opvatting dat privacy een belangrijk ding is.
De heer Dittrich (D66):
Prima, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Wely. Dan is het woord aan de heer Rombouts namens de fractie van het CDA.