Plenair Nicolaï bij behandeling Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten



Verslag van de vergadering van 8 juni 2021 (2020/2021 nr. 40)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 9.41 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nicolaï i (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Twee weken geleden debatteerden wij hier over de testwet en de quarantainewet. Wij senatoren ontvingen toen honderden e-mails van bezorgde burgers. Naar wat voor samenleving zijn wij op weg, zo vroegen zij. Een samenleving waarin medeburgers als potentieel gevaar moeten worden gezien. Een samenleving waarin je je gezondheid moet bewijzen, een soort omkering van de bewijslast: bewijs maar dat je niet schuldig bent.

Voorzitter. Stelt u zich eens voor dat je deel uitmaakt van een groepje studenten dat op de universiteit een werkgroep gaat volgen. Er komt iemand binnen die niemand kent. Komt dan tegenwoordig bij iedereen vanzelf de gedachte op: hé, is die wel getest? Misschien vraagt iemand hem dat wel, maar weigert hij op die vraag antwoord te geven. Voelt de rest zich dan ongemakkelijk en nemen ze het hem misschien kwalijk dat hij zich niet heeft laten testen? Want minister Van Engelshoven had op de website gezegd dat studenten, door zich te laten testen, "onderdeel zijn van de oplossing bij het tegengaan van de pandemie".

Voorzitter. Vertrouwen wij onze medeburgers nog? Gaan wij nog wel uit van de onschuld van onze medeburgers? Minister Van Engelshoven en de minister die hier aanwezig is, maken beiden deel uit van een politieke partij die bij haar oprichting pal stond voor een andere samenleving, voor een gemeenschap van vrije burgers die deel uitmaakt van een beschaafd Europa, een Europa dat al weer decennia geleden het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden tot stand bracht. In dat verdrag staat de vrijheid van de burger voorop en worden zijn grondrechten beschermd. Dat verdrag gaat uit van onschuldige mensen en niet van burgers die bij voorbaat als eventuele crimineel, mogelijke terrorist of waarschijnlijk lijdend aan een besmettelijke ziekte worden aangemerkt, totdat zij hun onschuld of hun gezondheid hebben bewezen. Daarom voel ik mij vrij om de minister die hier aanwezig is, een fundamentele vraag voor te leggen, nu wij een wet bespreken die het vervolg is op de afwijzing, bij referendum, van de zogeheten sleepwet. De heer Van Hattem ging daar zojuist ook uitvoerig op in.

Voorzitter. Precies twee weken geleden deed de Grand Chamber van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een belangrijke uitspraak die betrekking heeft op de zogeheten bulkinterceptie door veiligheidsdiensten. Nadat Edward Snowden gelekt had dat de Britse geheime dienst de communicatie van miljoenen onschuldige burgers onderschept en geanalyseerd had, waren daarover klachten ingediend. De Grand Chamber van het Europees Hof oordeelde dat de wettelijke regeling voor en het optreden van de Britse geheime dienst in strijd waren met artikel 8 van het EVRM, over privacy, en artikel 10 van het EVRM, over de vrijheid van meningsuiting, want journalisten waren ook onderzocht. Ik kom zo nog op die uitspraak.

Ik wil beginnen met een citaat uit een dissenting opinion van een van de rechters van de Grand Chamber. Die is dissenting omdat de rechter vond dat de uitspraak niet ver genoeg ging en er aan de meest fundamentele vraag voorbij was gegaan. Ik citeer de Portugese rechter Pinto de Albuquerque in mijn eigen, wat vrijere vertaling: "Het toelaten van niet-gerichte bulkonderschepping betekent een fundamentele verandering in de manier waarop wij de preventie en het onderzoek van criminaliteit en het werk van inlichtingendiensten in Europa beschouwen. Het verschuiven van de focus op een verdachte die als zodanig kan worden geïdentificeerd naar het behandelen van iedereen als potentiële verdachte, wiens gegevens moeten worden opgeslagen, geanalyseerd en geprofileerd. Natuurlijk" — zo vervolgt de rechter — "zou de impact van een dergelijke verandering op onschuldigen uiteindelijk kunnen worden verzacht". Hij doelt daar op toezichthouders en de overvloed van beperkende regels. Ik vervolg het citaat: "Maar een samenleving die op zulke fundamenten is gebouwd, lijkt meer op een politiestaat dan op een democratische samenleving. Dit zou het tegenovergestelde zijn van wat the Founding Fathers van Europa wilden toen ze het verdrag in 1950 ondertekenden."

Voorzitter. Hoe zouden de founding fathers van D66 over dít oordeel van déze dissidente rechter hebben geoordeeld? Laat ik de vraag eens voorleggen aan de minister hier aanwezig. Minister, bent u het met de fractie van de Partij voor de Dieren eens dat wij, voorafgaande aan de vraag óf wij een sleepwet en een wet voor bulkinterceptie door veiligheidsdiensten goed in elkaar hebben gezet, ook de fundamentele vraag moeten stellen of dat instrument als zodánig wel past bij een samenleving waarin gezondheid en onschuld van mensen moeten worden voorondersteld, moeten worden vooropgesteld?

De tweede vraag. Is de minister het met ons eens dat eerst moet zijn aangetoond dat onze veiligheidsdiensten hun werk niet goed kunnen doen als zij geen sleepnet mogen uitgooien en zogeheten ongerichte bulkinterceptie mogen toepassen? Is de minister dat antwoord niet schuldig aan al die burgers die in het referendum de sleepwet afwezen?

De volgende vraag, laat ik het nog sterker stellen. Kan de minister mij drie voorbeelden noemen van een belangrijke actie van de AIVD of de MIVD ter bescherming van onze vrijheid die niet had kúnnen worden uitgevoerd als die diensten het instrument van de niet-gerichte bulkdata-interceptie niet hadden mógen hanteren maar alle ándere bevoegdheden die ze hebben wél? Die andere bevoegdheden zijn er vele.

Voorzitter. De Partij voor de Dieren hecht sterk aan persoonlijke vrijheid en aan de waarborgen van grondrechten. Kan de minister van een partij die "Democraten" in haar naam voert zich op dit punt aan onze zijde voegen? Ik hoor graag haar reactie op deze drie vragen.

Voorzitter. De uitspraak van de Grand Chamber van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens erkent overigens de noodzaak van bulkinterceptie. Daar kom ik niet omheen. En daarom zoekt zij bescherming van de burger, vooral in de waarborgen die de overheid wettelijk dient te creëren voor een rechtmatiger optreden van de diensten. Daarin gaat het Hof zeer ver. In dat kader komt de vraag op of de huidige Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, het ontwerp dat vandaag voorligt en ook de voorstellen van de evaluatiecommissie, wel op alle punten voldoen aan de eisen die het Hof in deze baanbrekende uitspreek preciseert.

Professor Donnering, die bij de evaluatiecommissie betrokken was, heeft zich gehaast om onze Kamer een notitie te zenden, waarin hij concludeert dat wat de evaluatiecommissie voorstelt in overeenstemming is met de uitspraak van het Hof. Ik betwijfel dat. Maar het is hier niet de plaats om in juridische discussie te gaan en evenmin om op dit moment van de minister te verlangen om gemotiveerd aan te geven of de huidige wetgeving en het voorstel van de evaluatiecommissie wel in overeenstemming zijn met die Big Brother Watch-uitspraak. Maar dát daar goed op gestudeerd zou moeten worden, lijkt onze fractie vanzelfsprekend, en dat onze Kamer daarover geïnformeerd wordt evenzeer.

Voorzitter. Is de minister bereid om een extern en onafhankelijk onderzoek te laten verrichten door een commissie van deskundigen naar de vraag of de huidige Wiv en het voorstel van de evaluatiecommissie voldoen aan de eisen die door de Grand Chamber in haar uitspraken van 25 mei 2021 worden geformuleerd en de Kamer van de resultaten daarvan op de hoogte te stellen? Ik overweeg op dat punt een motie.

Voorzitter. Bij de schriftelijke voorbereiding van het wetsontwerp dat heden voorligt, heeft de fractie van de Partij voor de Dieren kritiek geuit op het feit dat de commissie van toezicht een tandeloze commissie is. Alleen haar afdeling klachtenbehandeling heeft de bevoegdheid om in te grijpen. De afdeling die met het toezicht is belast, mag slechts aanbevelingen doen. Onze fractie vindt dat onbegrijpelijk en ook in strijd met de rechtsstatelijke waarborgen waar wij, en naar ik hoop ook de minister hier aanwezig, voor staan. Als de commissie oordeelt dat een bevoegdheid door de AIVD of de MIVD onrechtmatig is gebruikt, dan dient in een rechtsstaat de toezichthouder toch de bevoegdheid te hebben om dwingend te kunnen bepalen dat de uitoefening van die bevoegdheid dient te worden beëindigd, dat lopend onderzoek dient te worden gestaakt en ook dat de door de diensten onrechtmatig verwerkte gegevens moeten worden verwijderd en vernietigd?

Voorzitter. In de Big Brother Watch-zaak geeft het Europees Hof in overweging 3.61.8 stevige waarborgen. Het Hof verlangt dat er een onafhankelijke toezichthouder moet zijn, met — ik citeer — "powers vested in the competent body in addressing instances of non-compliance". Het kan toch niet zijn dat het Hof met het begrip "power" doelt op het doen van aanbevelingen? Met het doen van aanbevelingen die genegeerd kunnen worden, heeft een toezichthouder geen juridische bevoegdheid, geen power om te reageren op inbreuken op wettelijke waarborgen.

Voorzitter. In discussies over de powerloze positie van de commissie van toezicht wordt steevast opgemerkt dat tot nu toe de minister — en dat is waar — toch altijd de aanbevelingen gevolgd heeft. Dat is mooi, maar als dat zo is, wat is er dan op tegen om die commissie doorzettingsmacht te geven? Dat maakt dan toch niet uit, want de minister volgt toch altijd al de aanbevelingen?

Voorzitter. Los van de vraag of de uitspraak in de Big Brother Watch-zaak met zich meebrengt dat aan toezichthouders doorzettingsmacht moet worden toekomen — een vraag waarover de door mij bedoelde deskundigencommissie zich ook zou kunnen buigen — hebben we ook nog de Europese Conventie 108+. Die conventie heeft Nederland nog niet geratificeerd. Kan de minister bevestigen dat de regering gaat voorstellen aan het parlement om Conventie 108+ te ratificeren en op welke termijn kan dat worden verwacht?

Artikel 15 van de Conventie 108+ is duidelijk. Ik citeer. "Each party shall provide for one or more authorities to be responsible for ensuring compliance with the provisions of the Convention. To this end, such authorities shall have powers to issue decisions with respect to violations of the provisions of this convention and may, in particular, impose administrative sanctions." Kan de minister bevestigen dat de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten aan de afdeling toezicht van het CTIVD dezelfde bevoegdheden dient toe te kennen als die welke in artikel 124, lid 4 aan de afdeling klachtenbehandeling zijn toebedeeld? Dient de minister gehouden te zijn, het oordeel van die toezichthouder uit te voeren? Is de minister bereid om een commissie van deskundigen te laten beoordelen of op grond van Conventie 108+ en/of de rechtspraak van het Europees Hof aan die toezichthouder, de afdeling toezicht, doorzettingsmacht dient toe te komen indien een toepassing van de Wiv onrechtmatig door haar wordt beoordeeld? Ik overweeg op dat punt een motie.

Ik zie met belangstelling uit naar de beantwoording van mijn vragen, en zoals gezegd: voor de fractie van de Partij voor de Dieren staat het waarborgen van grondrechten en persoonlijke vrijheid voorop. Ik hoop voor de minister ook. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nicolaï. Dan geef ik het woord aan de heer Koole namens de fractie van de Partij van de Arbeid.