Verslag van de vergadering van 29 juni 2021 (2020/2021 nr. 43)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.34 uur
Mevrouw Gerkens i (SP):
Voorzitter. In een week waarin de temperaturen in de Verenigde Staten en Canada tot ongekende hoogten oplopen, er een rapport van het IPCC uitlekte waarin de noodklok wordt geluid, en Urgenda aankondigt opnieuw naar de rechter te gaan, spreken wij vandaag over het terugbrengen van de CO2-uitstoot van de kolencentrales. Deze gebeurtenissen maken voor ons de urgentie wél duidelijk, ondanks het feit dat anderen in deze Kamer er anders over denken. De opwarming van de aarde is in volle gang, en hoe langer we wachten, hoe meer schade er wordt aangericht. Die schade, en ook de kosten ervan, zullen per definitie op de zwakste schouders terechtkomen, en het leven ontwrichten zoals wij dat nu kennen.
Maar gelukkig kan het tij nog gekeerd worden. De tijd dringt en de situatie noopt ons om snel in actie te komen. Mijn fractie zou daarom ook graag hetzelfde gevoel van urgentie zien bij het aanpakken van de klimaatcrisis, als we zagen bij de aanpak van de pandemie. De klimaatcrisis en de pandemie kennen in essentie dezelfde oorzaak, namelijk: economische groei gaat boven de mens.
Dat het roer om moet, moge duidelijk zijn. Daarom kijkt de SP halsreikend uit naar de voortvarende voorstellen van dit demissionaire kabinet. De reductie tot 2024 is te weinig. Wij zouden dan ook graag zien dat er een mogelijkheid was om die tot 2030 te verlengen.
Voor de SP geldt naast de maatlat van de noodzaak van maatregelen om klimaatopwarming tegen te gaan, ook de menselijke maat. Het kolenfonds, dat bij amendement van collega Leijten in de wet is gekomen, is een mooie verzekering voor de werknemers die hun baan in gevaar zien komen. Graag zien wij de uitwerking daarvan.
Mijn fractie deelt de mening van de PvdA over de nadeelcompensatie. Deze bedrijven konden allang zien aankomen dat kolencentrales geen lang leven beschoren zouden zijn. En tegen de fractie van de PVV en de Fractie-Otten zeg ik: dat is een niet gering geluid geweest in het toenmalige debat, dat ik zelf met de heer Crone heb gevoerd. Essent besloot bijvoorbeeld in 2008 al om geen nieuwe kolencentrales te openen. Toen zei men daar: wie nu nog een kolencentrale bouwt, schaadt het klimaat bewust en tegen beter weten in.
Voorzitter. Het opportunisme waarmee er toentertijd tóch nieuwe centrales zijn gebouwd, geeft het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel voor de klimaatopwarming weer. Mijn fractie steunt dan ook de vraag van de PvdA voor een voorhang op de nadeelcompensatie, mocht die er komen.
Wij blijven bezorgd over het zogenaamd oplossen van de problemen met de bijstook van houtige biomassa. De bijstook hiermee kan zelfs nog slechter zijn dan het stoken met kolen. Ik vraag nogmaals de verzekering dat er geen nieuwe subsidies gaan naar het bijstoken van houtige biomassa. Als er door de reductie van kolen een tekort dreigt te ontstaan, dan is stoken met gas het aangewezen alternatief. De minister schrijft dat zij niks kan doen tegen de toename van die stook van houtige biomassa omdat zij kiest voor het beperken van de CO2-uitstoot. Zij kan toch wel garanderen dat alle factoren, bijvoorbeeld het kappen van bossen, het vervoer en dergelijke, worden meegenomen in de berekeningen van de CO2-uitstoot? Lopen we straks niet het risico dat er sprake is van een soort "sjoemelbiobrandstof"?
Beter is het nog om de vraag naar elektriciteit te verminderen. Dat kan door energiezuinige huizen te bouwen, en de energie die er nodig is met écht duurzame middelen op te wekken, zodat er minder druk is op die grote centrales. De nodige maatregelen laten ook hier op zich wachten. In de steden is het beschermd stadsgezicht nog altijd belangrijker dan de mogelijkheid om zonnepanelen op het dak te leggen. We laten hier veel kostbare tijd en kansen liggen. Wat ziet de minister als mogelijkheid om ervoor te zorgen dat er nóg meer daken bedekt kunnen worden met zonnepanelen?
Ik kijk uit naar de antwoorden van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Gerkens. Dan is tot slot het woord aan de heer Koffeman namens de Partij voor de Dieren.