Verslag van de vergadering van 29 juni 2021 (2020/2021 nr. 43)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.53 uur
De heer Pijlman i (D66):
Dank, voorzitter. De uitspraak van de rechter moest de Staat eraan herinneren dat ze haar verplichtingen niet nakomt om de CO2 te reduceren conform de eigen afspraken en de internationale verplichtingen die we in het kader van het Parijsakkoord zijn aangegaan. Het Urgendavonnis liet opnieuw zien dat doelstellingen van regeringsbeleid en uitvoering vaak heel ver uit elkaar liggen. Het voorliggende voorstel is een poging om de CO2-reductieafspraken alsnog te halen. De bedoeling van het voorstel was dat het op 1 januari 2021 van kracht zou worden. Dat wordt nu een half jaar later. Wat betekent dit voor het halen van de afspraken? Ik vraag dit temeer omdat de Raad van State eerder al aanraadde de termijn die voor dit wetsvoorstel geldt, te verlengen, omdat het anders helemaal onmogelijk is om de resultaten die voor 2025 nodig zijn, te halen. Wat is het tijdpad en welke maatregelen horen daarbij, vraag ik de staatssecretaris. Ik vraag de staatssecretaris ook een reactie op de nieuwe gang van Urgenda naar de rechter. Hoe beoordeelt u die? Laat ik het daarbij laten. Ik snap dat het kabinet daarin teleurgesteld is. We hoeven de positie van de Staat in dit debat zeker niet te verzwakken, maar ik zou wel graag van de staatssecretaris willen weten met welke maatregelen zij verder nog komt.
Dat vraag ik temeer omdat de EU de doelstellingen voor 2030 verder heeft aangescherpt. In de verkiezingsprogramma's van partijen waaruit een regering gevormd moet worden, wordt dat door bijna alle overgenomen. We hebben nog geen regeringsakkoord, laat staan een regering, maar duidelijk is wel dat er nog veel moet gebeuren om de bijgestelde doelstellingen te halen.
Gezien de ook door ons land aanvaarde EU-doelstellingen moet er nog heel veel gebeuren. Ik heb vorige week en vanochtend hierover gesproken en vanochtend heb ik ook aangekondigd dat ik het er vanmiddag over zou hebben. Het is onze stellige overtuiging dat daarbij een stevige waterstofagenda nodig is om juist de grote industriële ondernemingen, het zware vervoer en de scheepvaart te kunnen vergroenen. Over chemie hebben we het vorige week ook gehad, maar ook over de Nederlandse internationale positie als gasrotondeland met een groot netwerk van gasleidingen die hergebruikt kunnen worden. Daarmee zou waterstof ook qua handel en werkgelegenheid heel veel kunnen betekenen.
De staatssecretaris verwees vorige week naar een brief die ze aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. Als ik die zou lezen, was ik weer helemaal bij. Die heb ik nog eens een keer gelezen. In de brief staan veel voornemens, maar de brief is ook heel weinig concreet. Ik heb inmiddels begrepen dat er een nationale waterstofagenda komt. Kunt u ook aangeven wanneer die besproken kan worden?
De heer Van der Linden i (Fractie-Nanninga):
Ik heb een vraag aan de heer Pijlman van D66. We spreken vandaag over het reduceren van de productie van energie door kolen. Tegelijkertijd hebben we in Nederland ontzettend veel energiecentrales die bomen verbranden, namelijk biomassacentrales. Hoe staat u daar nu in, in relatie tot dit voorstel? Zouden we daar niet mee moeten stoppen?
De heer Pijlman (D66):
Ik kom nog te spreken over biobrandstof. We hebben daar overigens vanochtend ook een debat over gehad. In algemene zin kan ik zeggen dat wij menen dat je biobrandstof in de energietransitie wel nodig hebt. Maar ik heb vanochtend ook gezegd dat ik het echt zie als een transitiebrandstof, als een transitieoplossing. Het is geen definitieve oplossing. Waterstof kan dat wel zijn. Daarom juist dit pleidooi.
De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):
Dat is helder. Hoe lang ziet u die transitieperiode voor zich? Hoe lang moeten we nog bomen verbranden?
De heer Pijlman (D66):
We hadden het vanochtend niet over bomen. Dat debat hebben we hier eerder ook gehad. Daar moet je helemaal voorzichtig mee zijn. Je moet ook voorzichtig zijn met gewassen die landbouwgrond aantasten. Maar dan blijft er nog steeds een hele hoop over wat je wel kunt gebruiken. Maar nogmaals, we hebben het nodig. We hebben het ook in het Klimaatakkoord afgesproken, maar we moeten er buitengewoon voorzichtig mee zijn. Dat deel ik met u.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Pijlman (D66):
Ik was bij waterstof. De landen om ons heen investeren miljarden. Laten wij met elkaar proberen onze goede uitgangspositie als gasland, en nu als waterstofland, overeind te houden. Dat kan veel voor de werkgelegenheid en internationale handel van ons land betekenen.
Voorzitter. De capaciteitsvermindering kolenstook waarin dit voorstel voorziet, heeft uiteraard onze instemming. Wij willen zo snel mogelijk af van de kolencentrales, het liefst binnen een paar jaar. Dat geldt ook voor de nieuwste centrales. Toen die werden gebouwd, ging men ervan uit dat de CO2 op land opgeslagen kon worden. Dat is later onmogelijk geworden na mislukte experimenten. Daardoor hebben we alle redenen om er opnieuw naar te kijken.
Het voorstel voor compensatie voor de bedrijven dat u doet, kunnen we billijken. We gaan ervan uit dat dit in alle redelijkheid gebeurt. We weten overigens ook dat er al een heel aantal rechtszaken spelen. Gemakkelijk is het dus niet, maar het moet een echte fair balance zijn. Bedrijven hebben hun verantwoordelijkheid, maar de Staat en de vergunningsverlener heeft ook een verantwoordelijkheid in dezen, dus wij gaan ervan uit dat er een eerlijke compensatie komt. Daarbij is het wel van belang op te merken dat de ETS-prijs voor uitstoot van CO2 inmiddels fors gestegen is, hetgeen uiteraard de businesscases van de Nederlandse kolencentrales beïnvloedt. Ik neem aan dat de stijgende ETS-prijs wordt meegenomen in de vormgeving van de nadeelcompensatie. Graag een reactie.
Voorzitter. De regering komt met een voorstel om de centrales nog maximaal 35% te laten uitstoten van de totale hoeveelheid bij volle productie. Hebt u ook overwogen om naar 25% te gaan? Ja, zegt u overigens in de onderliggende stukken. Alleen zegt u erbij dat er één centrale is die dat absoluut niet kan, vandaar het huidige voorstel. Mijn vraag is wat dan die afweging geweest is. Was het dan ook mogelijk geweest om juist die ene centrale versneld te sluiten? Waarom is het voorliggende voorstel beter dan het net genoemde? Of anders gezegd: wat levert de "call for proposal", die u ook heeft doen uitgaan, op om te komen tot versnelde sluiting van een of twee centrales? Uit onderzoek van Delft blijkt immers dat dit voor de leveringszekerheid geen verschil zou maken. Ik hoop dat u ons over die call for proposal kunt informeren.
Ten slotte de bijstook biomassa. De Eemscentrale wil de productie voor een deel op peil houden door meer biomassa bij te stoken. Hoe staat het in dat verband met de vergunningverlening? Heeft de overheid de mogelijkheid om de vergunning niet te verlenen zonder financieel te compenseren? In de nota naar aanleiding van het verslag schrijft u dat het u niet bekend is of andere centrales dit ook hebben aangevraagd. Ik vraag de staatssecretaris of dat nog steeds zo is. Wat is daar de laatste stand van zaken?
Voorzitter. Wij kijken uit naar de beantwoording van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Pijlman. Dan is het woord aan de heer Van der Linden, namens de Fractie-Nanninga.