Plenair Crone bij behandeling Wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet en enkele andere wetten



Verslag van de vergadering van 6 juli 2021 (2020/2021 nr. 44)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.00 uur


De heer Crone i (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Ik bedank de minister zeer voor dit wetsontwerp en voor de beantwoording van de vragen. Op zich is dit een prima wetsontwerp, waarin heel veel wijzingen staan die een correctie zijn op de eerdere maatregelen om de woningcorporaties te knevelen, om het zo maar even te zeggen. Mevrouw De Boer heeft hier ook al een aantal punten van genoemd, die ik niet zal herhalen. De woningcorporaties krijgen nu wat meer ruimte om bredere investeringen te doen in duurzaamheid en in ontwikkelingen in de sociale huur, de middenhuur en, breder zelfs, de wijk. De markttoets vervalt. Dat zijn dus echt heel goede ontwikkelingen, waardoor de kracht van de investeringen in de wijken, waar Nederland zo beroemd om was, hopelijk weer een beetje terugkomt. Daar past inderdaad ook een aanpassing of een verlaging van de verhuurderheffing bij. De voorzitters zijn blij met deze maatregelen.

Ook een belangrijk punt is de opkoopbescherming, waardoor de opkopers en de huisjesmelkers — soms kunnen het ook nette mensen zijn — niet de huizen in wijken opkopen, verkameren, daarmee een heel andere sfeer in de wijk creëren en de woningmarkt verstoren. Ik heb wel van wethouders begrepen dat er misschien nog wat belemmeringen in de wet- en regelgeving zijn om dit echt goed toe te passen. Ik weet niet of dat hoofdzaakonderwerpen zijn, maar ik hoor graag of de minister dit ook heeft gehoord en of er nog wat oplosbaar is in deze wet of in lagere wetgeving.

Voorzitter. Dit zijn natuurlijk wel maatregelen in een ontzettend moeilijke markt. Waar in Europa is de markt niet moeilijk als het gaat om huur en koop? In Berlijn en overal is het verschrikkelijk. Je zou toch maar iets met Zweden hebben en met huur. Dan krijg je gewoon een motie van wantrouwen. In de krant staat dat het een kwestie van tijd was. De Zweedse regering is gevallen. Het ligt kennelijk dus niet aan de personen, aan de politici, maar aan de marktomstandigheden. We hebben er hier al eerder over gesproken. Laten we er met z'n allen voor zorgen ... Die motie ligt in de kast, dus ik weet niet meer waar ik het over heb. De markt is natuurlijk ernstig verstoord. We zitten allemaal met dat probleem. Wat is de makkelijkste oplossing? Die bestaat niet, maar ga in ieder geval niet de verkeerde berekening maken. Daarom zijn we zeer verontwaardigd als we een verdere ontwrichting zien van de woningmarkt en van de rechten van de huurders. Dat heb ik in het vorige debat op 16 maart ook al gezegd bij het akelige amendement van de heer Koerhuis. Door de algemene krapte krijgen kopers en huurders al steeds minder ruimte om iets te vinden in de overspannen woningmarkt. Als ze iets vinden, moeten ze een veel hogere prijs betalen, of het nu huur of koop is. Sommige ontwikkelaars en eigenaren verdienen er grof geld mee, maar het leidt ook tot een scherpere tweedeling in de markt.

We hebben net nog een onderzoek gekregen — dat bespreken we vanmiddag in de procedurevergadering — waaruit blijkt dat ook de jubelton ertoe heeft geleid dat de tweedeling groter is geworden. Uit SEO-onderzoek blijkt dat het niet heeft geleid tot meer huizen of lagere prijzen, maar tot hogere prijzen en ook niet eens tot lagere hypotheekschulden. Ik zou het kabinet graag willen vragen om de jubelton in te trekken. Maar goed, de staatssecretaris van Financiën heeft al gezegd dat de jubelton in ieder geval niet moet worden uitgebreid, want de staatssecretaris is demissionair.

Voorzitter. Het is onbegrijpelijk dat er in de Tweede Kamer zelfs een meerderheid was om het amendement aan te nemen waarin de tijdelijke huur van twee naar drie jaar mag. Twee jaar was al een uitzondering op de regel. Zo is dat ook altijd gebracht door minister Ollongren, en in het verleden door minister Blok. Er mocht meer tijdelijke huur komen om wat ruimte in de markt te krijgen, bijvoorbeeld voor expats, of voor laatstekansers, zoals die groep heet. Nu is het echter bijna een algemene regel in de markt, met name in de particuliere markt, dat er steeds meer tijdelijke contracten komen. Daarnaast kunnen mensen kennelijk opeenvolgend tijdelijke contracten krijgen. Het gaat dus niet om één keer twee jaar, maar dan nog twee jaar, nog twee jaar, enzovoorts. Dan zit je eeuwig in een onzekere toestand.

Dat zijn vormen van een flexibele huurmarkt, terwijl we toch geleerd hebben van een flexibele arbeidsmarkt dat dit alleen een versterking is van de sterke partijen en niet van de zwakke partijen. Ik zou dus graag nog eens aan de minister willen vragen of zij nog hetzelfde vindt als wat zij destijds bij de invoering vond: tijdelijke contracten moeten niet de hoofdregel worden, maar er moeten omschreven doelgroepen zijn waarvoor dit misschien passend is, en dat is het niet voor iedereen. Let wel: dit is pas het geval vanaf 2016. Toen is echt afgesproken dat er een evaluatie zou komen van die twee jaar tijdelijkheid. Mevrouw De Boer zei het al. Die evaluatie is er nog niet. Die zou er na vijf jaar zijn en dat is nu. Ik ben dus benieuwd of er al berichten zijn over die evaluatie.

We horen wel, bijvoorbeeld van Investico, dat een derde van de tijdelijke huurcontracten zelfs een onwettige minimumtermijn heeft. Ik las vanmorgen nog dat men van de site van Vers Beton denkt dat in Rotterdam de helft van de vrije sector tijdelijke contracten heeft. Dat is overigens een mooie naam, Vers Beton, want dan krijg je nieuwe huizen. Dat gaat dus om de helft van de contracten. Dat betekent aan twee kanten onzekerheid, zeker als er dan ook nog een minimumtermijn wordt geregeld, wat kennelijk ook het geval is. Je kunt dan niet eerder weg en tegelijkertijd weet je dat je op de schopstoel zit. Ik wil de minister dus vragen of de opleg van die minimumtermijn eigenlijk wel mag volgens de wet. Of komt dat via dit amendement, of zouden we dat nog kunnen keren?

Klopt het ook dat verhuurders het volgende kunnen zeggen? Je mag wel blijven, maar dan moet je €50 meer betalen, wat niet erg is als je het niet doet, hoor, dan ga je ergens anders naartoe. Iedereen weet echter dat er geen plek ergens anders is. Voor jou vele anderen en dan moet je wel toestemmen in de hogere huur. De Woonbond heeft ons daar ook schrikbarende voorbeelden van gestuurd, die de minister, zo vraag ik, waarschijnlijk ook wel kent. Het is een stapeling van onzekerheden in één amendement. Dat is wel knap, als het niet zo triest was.

Voorzitter. Velen van ons zullen die verhalen ook horen van hun eigen kinderen, van vrienden, maar ook van ouderen. Iedereen heeft daar nu last van. Het verstoort natuurlijk ook de werking van de arbeidsmarkt, want je kunt nu niet ergens naartoe verhuizen, omdat je er geen huis kunt vinden of omdat je dan in zo'n tijdelijke situatie terechtkomt. Ik hoop dus echt dat het kabinet ervoor zorgt dat hier snel een eind aan komt, met voorrang voor mensen met kinderen. Voor kinderen is het natuurlijk een drama als er iedere twee jaar een andere school gezocht moet worden, ze hun leven weer opnieuw moeten opbouwen, enzovoort.

Voorzitter. Ik ben marktsocialist, zoals bekend. Het had gekund dat hogere en tijdelijke huur zou leiden tot meer huizen en tot nieuwbouw. Ik zie niet dat dit gebeurt. In het "beste" geval is er extra verkamering. Dan zijn er wel wat meer kamers, die er niet waren, maar dat gaat dan ten koste van de bestaande woningvoorraad. Ik weet niet of de minister een analyse heeft. De evaluatie is er nog niet. Het gaat dan namelijk alleen om herverdeling. Daarom vraag ik of we de Wet doorstroming, waarmee het begonnen is, niet eerst moeten evalueren voordat we een volgende stap zetten. Uit evaluatie kan namelijk zelfs ook blijken dat je een stap terug moet zetten. Ik zou die aanpassing dus graag willen. Op 16 maart heb ik hier al bepleit om in ieder geval dit amendement nog even niet in te voeren. Dat kan natuurlijk, om allerlei redenen. Bij wetgeving kunnen er redenen zijn om iets nog niet in te voeren.

Tegelijkertijd zou het nog beter zijn als we het amendement alsnog terugdraaien. Dat moet dan leiden tot een heroverweging, natuurlijk met het kabinet, maar ook met de Tweede Kamer. De logische route daarbij is dan een reparatiewet of een novelle. Ik hoop dat die mogelijkheid er is. D66 liet in het vorige debat al blijken dat ze daarover wel serieus wilden nadenken. Ik ben blij dat andere fracties vanmiddag ook hebben kunnen nadenken en wie weet wat er dan uitkomt. Dat is de koninklijke route. Als Tweede en Eerste Kamer hebben we allebei onze eigen afweging te maken. We hebben in Nederland geen oplossingsmechanismen. In buitenlanden waar je verschillende meerderheden kunt hebben, is dat wel zo. We hebben hier geen oplossingsmechanismen voor het oplossen van conflicten tussen de Tweede en de Eerste Kamer, maar in dit geval hoop ik dat we dit eensgezind zeggen. Als ik zo in de verkiezingsprogramma's kijk, die er na dit amendement zijn geweest, dan ben ik hoopvol dat men in de Tweede Kamer denkt: nou ja, als de Eerste Kamer dit wil, dan willen we als Tweede Kamer er ook wel gezond naar kijken. Daar leggen wij ons dan natuurlijk graag bij neer.

Voorzitter, ik zie uit naar de antwoorden van de minister. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Crone. Dan geef ik het woord aan de heer Pijlman namens de fractie van D66.