Verslag van de vergadering van 6 juli 2021 (2020/2021 nr. 44)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 19.16 uur
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. In de eerste plaats wil ik de collega's bedanken voor hun bereidwilligheid, mij toestemming te geven voor een derde termijn van het Belastingplan, wat vorig jaar hier al behandeld is. Een beetje nieuw staatsrecht, misschien. Des te bijzonderder is de toestemming. Ook ben ik verheugd dat de staatssecretaris in deze drukke weken daarvoor tijd heeft vrijgemaakt.
Voorzitter. De staatssecretaris, het kabinet en alle partijen in de Kamer doen er goed aan om als de wiedeweerga na te denken over de vraag, wat te doen als de inflatie dit jaar sterk blijft toenemen. We zien de prijsstijgingen volgens de officiële inflatiecijfers nu echt oplopen in het tweede kwartaal. In het inflatiecijfer is de stijging van de huizenprijzen niet eens meegeteld. De risico's van het ECB-beleid worden zichtbaar. Ik zeg u op basis van de ervaringen uit de jaren zeventig dat dat schoksgewijs kan gaan. Stijging van de inflatie ondermijnt de koopkracht van alle huishoudens, maar vooral van gepensioneerden, want zij ontvangen alleen indexatie over een deel van hun inkomen. De rest van Nederland, althans verreweg de meesten, worden geïndexeerd op basis van het gehele inkomen.
Concreet: eind mei was de prijsstijging in dit jaar 2,1%, in plaats van de door het Planbureau in september 2020 geraamde 1,4%. Deze extra prijsstijging van 0,7% — dat is echt veel — betekent een extra koopkrachtdaling van €140 op een inkomen van €20.000, bestaande uit AOW en een klein pensioen. In de raming van het Planbureau stond vorig jaar een klein plusje van 0,4%, en dat is nu een forse min geworden. Als enigen gaan gepensioneerden met een klein pensioen van naast AOW €9.000 er dan al flink op achteruit. Ik vraag de staatssecretaris met hoeveel de inflatie extra moet stijgen in 2021, bovenop de eerdere raming, om het kabinet zo ver te brengen dat het extra maatregelen neemt ter verbetering van de koopkracht van de gepensioneerden. Immers, de koopkracht is gebaseerd op een achterhaalde inflatieraming, waarop ook de indexatie van de AOW is gebaseerd en het aanvullend pensioen wordt helemaal niet geïndexeerd. 2021 is een verloren jaar voor de koopkracht van gepensioneerden: dik in de min.
In 2022 zullen de pensioenen ook niet worden geïndexeerd, heeft minister Koolmees mij geantwoord tijdens het mondelinge overleg over het nieuwe pensioenstelsel op 15 juni in deze Kamer. Voor 2022 verwacht het Planbureau nu in juni een prijsstijging van 1,8%. Historisch hoog in de laatste jaren, waardoor de koopkracht van een pensioen van bijvoorbeeld €10.000 weer met €200 daalt. Voor hogere pensioenen is de daling natuurlijk nog veel groter. Ik vraag de staatssecretaris of hij bereid is om de ouderenkorting voor 2022 substantieel te verhogen, gelet op de aanzienlijke extra prijsstijging dit jaar van 0,7% en de geraamde prijsstijging van bijna 2% in 2022. "Substantieel" betekent in onze ogen een verhoging met €300 tot €400.
Natuurlijk dan de dekking. Die zal volgens ons kunnen komen, in de beraadslaging binnen het kabinet, van een minder grote verhoging van de arbeidskorting in 2022. Die korting is in de jaren 2019 tot en met 2021, zo blijkt uit de memorie van toelichting bij het Belastingplan, met €1.000 verhoogd in drie jaar, terwijl de ouderenkorting in die drie jaar met een fooi van €100 is bedeeld. Ik wacht het antwoord van de staatssecretaris met belangstelling af. Ik wijs er nog op dat het budgettaire beslag van de arbeidskorting 24 miljard is en van de ouderenkorting slechts 4 miljard, al gaat het uiteraard om een kleinere groep. Per €100 kost een verhoging van de ouderenkorting 170 miljoen en van de arbeidskorting 720 miljoen. Waarvan akte.
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, u heeft om een korte derde termijn gevraagd voor het indienen van een gewijzigde motie.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja.
De voorzitter:
U stelt nu een heleboel vragen aan de staatssecretaris, maar dat is niet wat er op de agenda staat. Op de agenda staat dat u nu een gewijzigde motie indient. Daarvoor heeft de Kamer u verlof gegeven. Ik mis in uw inbreng eigenlijk nog die gewijzigde motie.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Die heb ik voor mij, voorzitter. Die heb ik bij me, dus die wil ik graag voorlezen.
De voorzitter:
Als u die wilt indienen, graag. Daarvoor heeft de Kamer u namelijk verlof gegeven, niet voor allemaal vragen en een debat, maar alleen voor die gewijzigde motie. Ik vraag de staatssecretaris ook om alleen daarop in te gaan.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dat is uitstekend, voorzitter, maar ik denk dat de onderbouwing van de motie de staatssecretaris ook tot een betere afweging brengt.
De voorzitter:
De motie-Van Rooijen (35572, letter J) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de koopkrachtverbetering in 2021 voor gepensioneerden gering is;
verzoekt de regering de ouderenkorting per 1 januari 2022 in het Belastingplan 2022 substantieel te verhogen nu de koopkrachtontwikkeling voor de gepensioneerden in het eerste en vooral het tweede kwartaal van 2021 aanzienlijk achterblijft bij de CPB-raming,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter Z, was letter J (355722).
Dank u wel, meneer Van Rooijen. U kunt weer naar uw plek gaan, meneer Van Rooijen, dank u wel.
Dan geef ik de staatssecretaris graag de gelegenheid om een appreciatie van de motie te geven. Ik vraag hem om het ook daarop toe te spitsen. Gaat uw gang, staatssecretaris.