Verslag van de vergadering van 12 juli 2021 (2020/2021 nr. 45)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.18 uur
De heer Van Dijk i (SGP):
Voorzitter. De getroffen coronamaatregelen zijn ingrijpend en dienen daarom te zijn voorzien van een deugdelijke juridische onderbouwing. Het betreft immers een inperking van grondrechtelijke vrijheden en daarbij past zeker geen laconieke houding. Bij de parlementaire behandeling van de Twm is daarom ook in de Eerste Kamer uitgebreid gedebatteerd over de precieze betrokkenheid van het parlement bij een eventuele verlenging van de wet. In de afgelopen periode is het gesprek met de regering hierover verder voortgezet. Nu ligt er in deze Kamer een wetsvoorstel om de betrokkenheid van de Eerste Kamer bij de verlenging van de Twm verder te versterken. De wetswijziging bouwt voort op de door de Eerste Kamer uitgesproken voorkeur in de aangenomen motie-De Boer c.s. In de Twm wordt als vereiste opgenomen dat een koninklijk besluit tot verlenging is onderworpen aan goedkeuring bij wet. Beide Kamers krijgen zo bepalende zeggenschap over de verlenging van de Twm.
De SGP heeft destijds de motie-De Boer, evenals de motie-Janssen, niet gesteund. In de afweging tussen parlementaire betrokkenheid enerzijds en de noodzaak voor een kabinet om in een crisis voortvarend te handelen anderzijds konden wij leven met de toenmalige situatie. Ook vonden wij het acceptabel dat de Eerste en Tweede Kamer niet in alle opzichten een gelijke behandeling moesten kennen, dit mede om te voorkomen dat in tijden van crisis deze Kamers tegenover elkaar zouden komen te staan. Hierbij ging onze fractie uit van het politieke primaat van de Tweede Kamer, in het besef overigens dat de Eerste Kamer via debat of moties wel degelijk haar verantwoordelijkheid kon nemen.
Voorzitter. Gezien de huidige stand van zaken rond corona — we zijn er nog niet, maar we zijn min of meer in control — en de langdurige inperking van grondrechtelijke vrijheden, vindt de SGP het gepast en verdedigbaar dat de Eerste Kamer nu een sterkere rol krijgt bij besluitvorming over verlenging van de Twm. Bovendien, de nu voorgestelde wetswijziging is vormgegeven zoals een meerderheid van de Eerste Kamer dat graag voor zich ziet. De minister heeft met zijn wetsvoorstel de oproep vanuit deze Kamer — het werd al geciteerd — op hoffelijke en chique wijze opgepakt. Daarom staat mijn fractie positief voorgesorteerd ten opzichte van deze wetswijziging.
Een relevant punt is uiteraard hoe het kabinet gaat handelen ten aanzien van voorstellen vanuit de Tweede of Eerste Kamer om een wijziging aan te brengen in het koninklijk besluit, bijvoorbeeld om enkele bepalingen te laten vervallen in plaats van te verlengen of andersom. Vanzelfsprekend is amendering op de goedkeuringswet vanuit de Eerste Kamer niet mogelijk en de voorhangprocedure is geschrapt. Hoe gaat de minister om met wensen tot aanpassing vanuit de Eerste Kamer? Kan de senaat ook hier rekenen op een hoffelijke en royale bejegening? Hoe krijgt dit precies tijdig vorm en gestalte?
De heer Nicolaï i (PvdD):
Ik beluister dat het zou gaan om een recht van amendering in de Tweede Kamer, maar zoals ik het artikel in het voorstel lees, staat er dat er een voorstel van wet tot goedkeuring van dat koninklijk besluit wordt ingediend. Aan die wet valt niks te amenderen.
De heer Van Dijk (SGP):
Ik heb de woorden "Tweede Kamer" ook niet genoemd. Amendering is een dubbele onmogelijkheid. Vanzelfsprekend is amendering op de goedkeuringswet vanuit de Eerste Kamer niet mogelijk. Ik had erbij kunnen zeggen: ook niet vanuit de Tweede Kamer. Maar ik dacht: dat weet u vast wel. Bedankt voor deze vraag, beste collega.
Voorzitter. Wanneer het goedkeuringsvoorstel wordt verworpen na het verstrijken van de termijnen waarop het verlengingsbesluit ziet, blijft dit zonder gevolgen. Dat is toch een bijzonder gevolg. Als het verlengingsbesluit langs deze weg wordt verworpen, heeft dat weliswaar geen juridische consequenties, maar wel politiek-bestuurlijke. Wil de minister hierop nog eens mijmerend reflecteren?
Voorzitter, tot slot maar niet in de laatste plaats. Het trof mij dat meerdere bewindspersonen — premier Rutte, minister Grapperhaus, minister Kaag — aangaven dat zij bidden voor Peter R. de Vries na de verschrikkelijke aanslag op zijn leven. Ik dacht: hé, wat mooi dat ze dit onbekommerd publiek deelden. Over zoiets persoonlijks als het gebed van deze bewindspersonen ga ik hier natuurlijk niet filosoferen, maar ik wil wel graag zeggen dat het gebed tot de Heere God om als samenleving op een goede wijze uit de coronapandemie te komen evenzeer cruciaal is.
In dat licht sluit ik af met de wijze woorden van Godfried Bomans. In 1970 zei hij het volgende mooie over het gebed: "Iemand die voor het slapengaan neerknielt en bidt, kan men niet behoudend noemen. Men kan alleen zeggen dat hij iets behouden heeft. De man die gewoon in bed stapt, is dat kwijt."
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Dijk. Dan is het woord aan de heer Otten namens de Fractie-Otten.