Verslag van de vergadering van 28 september 2021 (2021/2022 nr. 1)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 22.13 uur
De heer Van der Linden i (Fractie-Nanninga):
Voorzitter, dank u wel. Ik begon mijn bijdrage in eerste termijn met best wel stevige woorden en veel kritiek. Ik kan hier aangeven dat een deel van die kritiek is weggenomen, enerzijds door de dialoog met de ambtgenoten en anderzijds door de beantwoording van de verdedigers en de minister, hoewel er wel scepsis blijft.
De heer Snels begon met een voorbeeld over hoe bij zo'n belangrijk onderwerp coalitie en oppositie in de Tweede Kamer met ondersteuning toch tot een belangrijke uitvoerbare wet zijn weten te komen, en nog unaniem door de Tweede Kamer ook. De heer Snels is ook financieel woordvoeder. Wellicht kan hij dan ook eens kijken of hij met diezelfde drive en aanpak tot een eenvoudiger en rechtvaardiger belastingstelsel kan komen. Daar worstelen kabinetten namelijk ook nogal mee.
Ik heb twee moties voor deze tweede termijn. De eerste gaat over de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen, waarover veel is gesproken.
De voorzitter:
Door het lid Van der Linden wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Woo niet geldt voor de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen (VNG, IPO en UvW), omdat zij privaatrechtelijke verenigingen zijn en niet kwalificeren als bestuursorganen bekleed met openbaar gezag;
constaterende dat de VNG, het IPO en de UvW enkel publiekrechtelijke leden kennen en hoofdzakelijk worden gefinancierd met publieke middelen;
overwegende de wens dat deze instanties zich vrijwillig en actief committeren aan de Woo;
verzoekt de minister om de besturen van de VNG, het IPO en de UvW en hun leden een openbare brief te sturen en hen:
-
-op te roepen om zich vrijwillig te committeren aan de Woo;
-
-daarbij aan te bieden om in goede samenwerking eventuele barrières die dat in de weg staan, weg te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter X (33328, 35112).
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank voor de motie. Het is terecht dat de koepelorganisaties onder de Woo zouden moeten vallen. Maar ik heb toch een paar vragen over de motie. Ik hoor nu dat het gaat om vrijwilligheid. Als ze die naast zich neer leggen, kan het zomaar zijn dat misschien de ene koepel het wel doet en de andere koepel niet. Dus dat moet ook niet het geval zijn. Het is beter als de wet en de bedoeling van de wetgever meteen duidelijk zijn. Ik heb eerder artikel 4.1, lid 1 van de Woo aangehaald. Daar staat duidelijk in dat het ook onder bestuursorganen …
De voorzitter:
Heeft u een korte vraag, meneer Van Hattem?
De heer Van Hattem (PVV):
Mijn vraag is: is de heer Van der Linden het met mij eens dat artikel 4.1 hier eigenlijk al in voorziet? Dan mijn tweede punt. Het gaat om committeren. Is het dan de bedoeling dat er rechtstreeks bij koepelorganisaties Woo-verzoeken kunnen worden ingediend of zou het dan moeten lopen via de bestuursorganen waarmee ze verbonden zijn?
De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):
Nee, de bedoeling is dat dat rechtstreeks bij hen kan lopen, in de zin dat gezegd wordt: wij richten onszelf in zoals de Woo ook geldt voor organen die er wel onder vallen. Ze zullen daar dan tegenin brengen: we hebben daar middelen voor nodig net als gemeenten bijvoorbeeld middelen krijgen om dat uit te voeren. Daarvan zegt de motie: ondersteun ze om die barrière weg te nemen. Ik had ook liever gezien dat het wettelijk geborgd was dat ze daar onder vielen. Het is echt een beetje een vreemde situatie dat er allemaal bestuurders, volksvertegenwoordigers zitten in een orgaan met soms een bedrijf er nog onder. Dat zou eigenlijk — dat ben ik helemaal met de heer Van Hattem eens — gewoon al uitgangspunt moeten zijn. Maar ja, dat kunnen we hier niet veranderen en amenderen. Dus ik denk dat dit voor nu misschien het maximaal haalbare is, maar als u nog andere suggesties heeft, van harte welkom.
De voorzitter:
Ik wil het wel kort houden. Meneer Van Hattem, u bent al kampioen-interrumpant vandaag. Dus wilt u het echt kort houden? U krijgt nog een tweede termijn.
De heer Van Hattem (PVV):
Heel kort nog deze vraag. Is de heer Van der Linden het met mij eens dat dit eigenlijk gewoon onder artikel 4,1, lid 1 van de Woo valt en dat daarmee die verplichting er al ligt?
De voorzitter:
Die vraag heeft u net al gesteld. Meneer Van der Linden, kort antwoord.
De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):
Ik ben het er in ieder geval mee eens dat het er onder zou moeten vallen.
De heer Schalk i (SGP):
Mijn vraag aan de heer Van der Linden is of je nu wel in een motie moet vragen of de minister een brief gaat sturen over iets wat vrijwillig gedaan zou kunnen worden. Of vraagt u gewoon een toezegging? Want anders gaan we moties wel heel erg uitdunnen.
De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):
Dat heb ik in de eerste termijn gedaan. Ik proefde enthousiasme, maar niet al te veel enthousiasme voor de brief, dus daarom de motie.
Dan de andere motie, over de ambitie voor een hoge ranking op die GRI-index.
Door het lid Van der Linden wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland momenteel met 82 van de 150 punten op de Global Right to Information-ranking matig (plek 73) scoort op het gebied van de sterkte van wettelijke kaders voor het recht op informatie;
overwegende dat deze Global Right to Information (GRI)-ranking een waardevol en erkend internationaal instrument is om de sterkte van wettelijke kaders voor het recht op informatie te beoordelen;
overwegende dat het verwachte resultaat van de Woo op de score circa plus 20 punten is en een hoger ambitieniveau wenselijk is;
verzoekt de regering om als doel te stellen: binnen vier jaar als Nederland een score van ten minste 125 punten op deze GRI-ranking te behalen, en daartoe de benodigde concrete voorstellen te doen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter Y (33328, 35112).
De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):
Voorzitter. Dan kom ik tot de afweging en die afweging zal ik dan in de geest van deze wet ook maar transparant en open doen. Dat past dan wel. Ik neig ernaar mijn fractie positief te adviseren over dit wetsvoorstel, niet omdat er nu een afgeronde, samenhangende aanpak voor alle problemen met de openbaarheid van bestuur ligt met het rapportcijfer 9 of 10, maar omdat de wet toch wel een nipte voldoende scoort, met ruimte voor groei, zullen we maar zeggen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Linden. Dan is het woord aan de heer Koole namens de fractie van de Partij van de Arbeid.