Plenair Van Hattem bij behandeling Initiatiefwetsvoorstellen-Snels/Sneller Wet open overheid



Verslag van de vergadering van 28 september 2021 (2021/2022 nr. 1)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.42 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Dank, voorzitter. Om dan toch even in de metafoor van de kameel te blijven hangen: we moeten met een kameel op zoek naar een oase van openbaarheid in een woestijn van zwartgelakte documenten. Zal dit wetsvoorstel een fata morgana van transparantie zijn, of een echte open bron? Dat is de vraag.

Voorzitter. Meer openheid, meer openbaarheid en meer transparantie binnen de overheid zijn hoogstnoodzakelijk en van vitaal belang voor onze democratie. Daarom complimenten aan de initiatiefnemers en mijn voorgangers voor het wetsvoorstel Open overheid. Onze burgers hebben recht op openheid en moeten effectief en zonder gedoe over overheidsdocumenten kunnen beschikken. Uitzonderingen moeten scherp afgebakend zijn, zodat bestuurders zulke formele uitzonderingsgronden niet als een rookgordijn kunnen misbruiken. Helaas blijkt dit maar al te vaak het geval. De vraag is of daar met dit wetsvoorstel enige verbetering in komt.

Dit voorstel poogt in te zetten op een meer open overheid via een mentaliteits- en cultuurverandering. Bijna twintig jaar geleden beschreef Pim Fortuyn in zijn boek De puinhopen van acht jaar paars treffend hoe de politieke cultuur in Nederland wars is van openbaarheid. Ik citeer: "Een elitedemocratie die zich slechts zeer ten dele afspeelt in de openbaarheid, doch die grotendeels verloopt via voorgekookt beraad in achterkamertjes zoals bijvoorbeeld het Torentje van de minister-president. De Nederlandse politieke en bestuurlijke elite heeft lak aan de democratie, lak aan de burger en dat geldt zowel voor de politiek in engere zin als voor het gehele maatschappelijke middenveld."

Twintig jaar later is er niks verbeterd. Dit is in het afgelopen decennium onder Rutte alleen maar erger geworden. Wat Fortuyn toen al benoemde, komt op hetzelfde neer als het leed dat nu de Ruttedoctrine heet. Niet alleen informatie en documenten over de toeslagenaffaire, maar ook alles wat is weggemoffeld op het ministerie van Justitie, zoals de bonnetjesaffaire, criminaliteitscijfers over asielzoekers en stukken in het Wilders-proces, de stukken over de corona-aanpak waar een regiment van 100 extra ambtenaren voor moest worden aangerukt, tot aan — en dat is de afgelopen dagen naar voren gekomen — de stukken over de MH17-zaak: alles wordt door de overheid onder Rutte zo veel en zo lang mogelijk onder de pet gehouden. Vaak gebeurt dat onder het mom van de meest kromme drogredeneringen. Pas na lang en doortastend volhouden van enkele vakbekwame journalisten en na lange juridische procedures komen er zo nu en dan stukken boven tafel.

Met deze slechte en volstrekt onwillige staat van dienst is qua cultuurverandering van de huidige machthebbers in dit land niets te verwachten. Voor een echte cultuurverandering zullen op de eerste plaats de naamgever van de Ruttedoctrine en diens gevolg plaats moeten maken. Om dat te bereiken, zijn nieuwe verkiezingen noodzakelijk.

Met de nu voorliggende novelle als volstrekt uitgeklede versie van de Wet open overheid zal er in ieder geval weinig veranderen. De met enige doorzettingsmacht beklede onafhankelijke informatiecommissaris is eruit gesloopt. De registerplicht is verdwenen. De omschrijving van het actief openbaar maken van documenten is gewijzigd. De inperking van besluittermijnen is afgezwakt en de reikwijdte is beperkt. Kortom, wat overblijft, is een papieren tijger die als een kameleon onzichtbaar zal worden in de papieren werkelijkheid van het documentenstelsel van openbaarmaking. De uitzonderingen blijven daarbij ook de regel. Kunnen de initiatiefnemers toelichten welke stappen nu echt vooruit worden gezet met dit voorstel? Hoe zien zij de cultuurverandering voor zich als de elitedemocratie die de huidige overheid kenmerkt, in de kern onwillig blijft om transpart en open te worden? Belangrijk daarbij is de vraag: welk machtsmiddel krijgen burgers en volksvertegenwoordigers nu werkelijk om dit effectief af te dwingen?

Voorzitter. Met de huidige politieke cultuur van akkoorden die aan overlegtafels en regietafels in achterkamertjes worden beklonken, komt onze controlerende taak als volksvertegenwoordigers steeds meer onder druk te staan. Op bestuurlijke regie- en overlegtafels, bijvoorbeeld over asielopvang, hebben volksvertegenwoordigers nauwelijks zicht. Vaak treedt de commissaris van de Koning op als rijksheer, waardoor bijvoorbeeld Provinciale Staten niet direct kunnen controleren. Gemeenteraden worden op afstand gezet omdat het overleg bijvoorbeeld via de veiligheidsregio's wordt georganiseerd. De Staten-Generaal krijgt desgevraagd vaak te horen dat dit soort kwesties in regionaal verband worden besproken, zodat de effectieve controle op landelijk niveau ook tekortschiet. Noch door het kabinet, noch door de decentrale overheden worden stukken van zulke overlegtafels actief openbaar gemaakt. Wanneer decentrale volksvertegenwoordigers, parlementsleden of burgers zelf stukken van deze bestuurlijke overlegtafels opvragen, krijgen ze doorgaans nul op het rekest vanwege de zogenaamde relatieve uitzonderingsgronden. Onder het mom van intern beraad wordt effectieve controle op zulke bestuurlijke overleg- en regietafels onmogelijk gemaakt.

Delen de indieners van dit voorstel de mening van de PVV-fractie dat stukken van zulke overleg- en regietafels binnen de kaders van de Wet open overheid actief en passief openbaar dienen te worden gemaakt? Kunnen zij aangeven welke mogelijkheden zij met dit wetsvoorstel voorzien om de openbaarheid rond deze regie- en overlegtafels te kunnen verbeteren? Daarbij vraag ik tevens aan de minister wanneer ik een reactie kan verwachten op de eerdere toezegging hierover ten aanzien van de verslagen en verantwoording van de landelijke regietafels, met name de regietafel migratie.

Voorzitter. Op 5 februari 2019 nam deze Kamer de motie-Van Hattem aan over het openbaar maken van de verslagen van de klimaattafels en het Klimaatberaad. Weliswaar heeft het kabinet de verslagen zelf openbaar gemaakt, maar essentiële delen zijn zwartgelakt. Met name de organisaties die aan de overlegtafels deelnamen, zijn door het weglakken niet te herleiden, waardoor het als parlement onmogelijk is over deze verslagen effectief controle uit te voeren en over hetgeen aan de klimaattafels is ingebracht en gewisseld. De afgelopen tweeënhalf jaar heb ik herhaaldelijk aan het kabinet gevraagd om deze informatie alsnog in een leesbare en herleidbare vorm richting de organisaties te overleggen. Het kabinet blijft dat weigeren.

Gelet op artikel 68 van de Grondwet zou het kabinet deze informatie sowieso desgevraagd aan de Kamer moeten verstrekken en is de weigerende houding onacceptabel. Daarom nogmaals de vraag aan de minister: is het demissionaire kabinet, gelet op artikel 68 van de Grondwet, de intenties van het voorliggende wetsvoorstel voor een open overheid en de aangenomen motie, alsnog bereid om de verslagen van de klimaattafels en het Klimaatberaad in een voor het parlement controleerbare vorm, dus inclusief per passage een verwijzing naar de betreffende organisaties, te verstrekken? Het hoeft dan niet eens een verwijzing naar een persoon te zijn maar wel naar de organisatie. Zo nee, waarom niet? En hoe past deze houding in de geest van het wetsvoorstel? Kunnen de initiatiefnemers aangeven of zij van mening zijn dat de verstrekking van deze informatie past binnen het kader van dit wetsvoorstel? Kunnen zij aangeven of de tot nu toe weigerende houding van het kabinet te rijmen is met de bedoelde cultuurverandering van het wetsvoorstel en met de inspanningsplicht tot actieve openbaarmaking?

Voorzitter. Dan een volgend punt van zorg, namelijk ten aanzien van de uitzonderingsgronden. Vaak worden informatieverzoeken van burgers geweigerd vanwege bedrijfs- of concurrentiegevoelige informatie. Maar ook volksvertegenwoordigers lopen hiertegenaan. Zulke informatie wordt vaak niet actief door bestuurders verstrekt en is dikwijls slechts onder strikte geheimhouding in te zien. In veel gevallen gaat het om projecten waarbij overheden zelf betrokken zijn vanuit de rol van medeontwikkelaar en/of mede-investeerder, bijvoorbeeld bij grondtransacties voor gebiedsontwikkelingen, vastgoedexploitatie, leningen en publiek-private samenwerkingen. Bij een aanbesteding is het logisch dat niet alle informatie op straat ligt, maar in de praktijk gaat het vaak veel verder en wordt meer informatie achtergehouden dan noodzakelijk, zoals voor besluitvorming relevante informatie over bodemsaneringen. Uit eigen recente ervaring als Statenlid noem ik bijvoorbeeld de herontwikkeling van het Life Science Park in Oss en het CSM-terrein in Breda, waar het Brabantse college van GS pas na stevig aandringen alsnog de gevraagde documenten openbaar maakte, maar nog steeds met hele stukken onnodig zwartgelakt. Dit zet de controlerende en kaderstellende taak van de volksvertegenwoordigers verder onder druk, ook omdat ze er in het openbaar niet over kunnen spreken en debatteren. Hoe kijken de initiatiefnemers en de minister aan tegen deze ontwikkelingen, met name op het decentrale niveau? Hoe zien zij dit in verhouding tot het voorliggende wetsvoorstel, en dan met name ten aanzien van de actieve informatieplicht? Graag een reactie.

Voorzitter. Nog een ander aspect. Onder de huidige vaste jurisprudentie van de Wob geldt de vuistregel "voor één openbaar, voor eenieder openbaar". Maar recent heeft de situatie zich voorgedaan dat een bestuursorgaan documenten heeft verstrekt aan een aantal journalisten, en dezelfde documenten desgevraagd geweigerd heeft aan andere verzoekers en zelfs aan volksvertegenwoordigers. Het betrof in dit geval documenten aangaande de agenda van een CdK, die verstrekt werden aan journalisten ten behoeve van een artikel. Toen naar aanleiding van dit artikel anderen een verzoek indienden voor exact dezelfde documenten, werd dit door deze CdK geweigerd. Het verstrekken van deze documenten aan journalisten zou volgens deze CdK "een experiment" zijn geweest. Na een uitvoerige juridische procedure oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat de CdK de documenten niet hoefde te verstrekken, omdat naar eigen zeggen vooraf met de journalisten was afgesproken dat deze verstrekking formeel geen Wob-verzoek betrof.

Om in dit debat de bedoeling van de wetgever goed in te kaderen rond dit wetsvoorstel, stel ik de vraag hoe voor de initiatiefnemers het principe "voor één openbaar, voor eenieder openbaar" past binnen dit wetsvoorstel. Zijn zij gelet op de doelstellingen rondom de verbetering van de actieve en passieve openbaarmaking van mening dat onder deze nieuwe wet dit uitgangspunt ook gehanteerd moet worden als er in eerste instantie geen sprake is van een formeel Wob-verzoek? Zou vanuit de meer verplichte actieve openbaarheid een stuk binnen de kaders van deze wet altijd met anderen gedeeld moeten kunnen worden als het eenmaal buiten de interne sfeer van het bestuursorgaan aan iemand verstrekt is? Graag een reactie.

Voorzitter. Artikel 5.2, derde lid, spreekt over uitzonderingen voor persoonlijke beleidsopvattingen bij documenten over formeel bestuurlijke besluitvormingen, tenzij het voeren van intern beraad onevenredig wordt geschaad. Dat "onevenredig schaden" wordt slechts summier toegelicht. Kunnen de initiatiefnemers hier dieper op ingaan, zodat voorkomen kan worden dat deze grond uit politiek opportunisme de bedoeling van dit wetsvoorstel ondermijnt?

Tot slot, voorzitter. Een van de doelstellingen van dit wetsvoorstel is het verbeteren van de informatiehuishouding binnen de overheid en daarmee ook het beter toepassen van de Archiefwet. Kunnen de initiatiefnemers aangeven welke stappen zij voor zich zien om dit effectiever binnen de overheid te handhaven en welke betrokkenheid zij hierbij weggelegd zien voor volksvertegenwoordigers?

Voorzitter. Tot zover in eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan is nu het woord aan de heer Backer namens de fractie van D66.