Verslag van de vergadering van 5 oktober 2021 (2021/2022 nr. 2)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 17.40 uur
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter, dank u wel. Ik kom toch nog even terug op de juridische houdbaarheid bij het implementeren van deze richtlijn bij 50%. De minister geeft aan dat hij niet verwacht dat dat een probleem zal zijn, maar ik waag toch te betwijfelen dat deze omzetting niet onder het bestaansminimum zakt. De richtlijn zegt duidelijk "er moet een passend betalingsniveau zijn", en ik zie gewoon dat dat voor een heleboel mensen geen passend betalingsniveau is. Er is voor 12% wél een belemmering, en de minister gaf dat bij interruptie ook zelf toe. Nou heb ik een hele concrete vraag aan de minister. Dan heb ik een hele concrete vraag aan de minister: los van de wenselijkheid et cetera, maar even puur juridisch, wordt de omzetting van deze richtlijn juridisch robuuster bij 70% in plaats van de nu voorliggende 50%? Het gaat niet om de wenselijkheid, maar wordt het juridisch robuuster als het 70% is in plaats van 50%?
De minister gaf als argument dat je met die 50%-bijdrage laat zien dat je ook echt voor je kind wilt zorgen. Het mag wat kosten, want ik wil echt voor mijn kind zorgen. Maar de laagste inkomens kunnen dat niet. Daar zal het devies zijn: ik wil wel, maar ik kan niet. Ik vind dat echt een buitengewoon argument, dat de minister eigenlijk niet zou moeten gebruiken, laat ik het zo zeggen. De minister gaat er in de beantwoording ook aan voorbij dat het voor die lagere inkomens juist onmogelijk wordt gemaakt. De regeling bemoeilijkt, belemmert. De regeling sluit in deze vorm dan ook uit, wat de SP-fractie betreft, en biedt door de financiële gevolgen wel degelijk belemmeringen en daarmee geen gelijke kansen voor eenieder.
Wat de minister nu doet, is vragen aan ons om akkoord te gaan met een wet die ongelijkheid op de arbeidsmarkt vergroot en kinderen van ouders met lage lonen op achterstand zet. Want desgevraagd zei de minister over de gevolgen voor kinderen: die zijn heel positief; langer verlof draagt bij aan het welzijn van het kind, ouders kunnen een betere band met hun kind opbouwen. Ja, dus niet voor die ouders voor wie dit onmogelijk wordt gemaakt. Dat is wat de minister hiermee zegt.
En dan krijgen we al heel snel een debat over de dekking. De minister zei dat de heer Janssen voorstelde om het uit de algemene middelen te doen. Nee, de heer Janssen zei dat de SER had voorgesteld om het uit de algemene middelen te doen en dat het kabinet daaraan voorbijgegaan is en zelf via allerlei ingewikkelde constructies is gekomen tot hetgeen hier nu voorligt. Ik heb daarvan gezegd dat ik het een toonbeeld vind van een lelijk politiek compromis. De minister zegt dan: ja, maar ik heb hier wel een jaar over gedaan. Dat geeft ook aan hoe sommige partijen hier blijkbaar geen belang aan hechten. Dat maakt het nog een keer heel pijnlijk duidelijk.
Hoe is dit nu een correcte omzetting van een richtlijn, als dit voor 12%, zoals de minister zegt, geen passend betalingsniveau is en wel een belemmering kan vormen? Waar zegt deze dwingende richtlijn dat die maar voor 88% van de mensen hoeft te gelden? Ik snap dit echt oprecht niet. De minister geeft maar steeds als antwoord dat nul minder is dan 50%. Daar gaat het niet om. Alles boven nul is meer dan nul. Waar het om gaat is of het geen belemmeringen oproept, zoals mevrouw Oomen ook nog een keer duidelijk aangaf, en of het een passend betalingsniveau is, niet of het meer is dan nul en wat het kabinet ervoor over heeft. Dat is een andere afweging.
Ik vind het ronduit schokkend dat dit wetsvoorstel bijna een op de acht mensen uitsluit van het gebruik van deze regeling. Wat ik nog schokkender vind, is dat dit blijkbaar het resultaat is van een jaar lang politiek soebatten, als ik de minister zo begreep. Het hoogst haalbare wat na een jaar politiek soebatten tot ons komt, is een voorstel dat de ongelijkheid op de arbeidsmarkt vergroot en dit verlof feitelijk voor een op de acht onbereikbaar maakt. Langs die lijn zal ik ook met mijn fractie overleggen of wij voor dit voorstel kunnen stemmen of niet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Minister, bent u in de gelegenheid om direct te reageren op de vragen van de Kamer? Ik schors voor een enkel ogenblik.