Plenair Arbouw bij behandeling Weigeren van afgifte van een verklaring omtrent het gedrag op basis van politiegegevens



Verslag van de vergadering van 2 november 2021 (2021/2022 nr. 4)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.17 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Arbouw i (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Dit wetsvoorstel voegt aan de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens de mogelijkheid toe om intensiever te screenen voor functies waarbij de integriteit zeer belangrijk is en de bestaande screeningsmogelijkheden onvoldoende of niet toereikend zijn. Het gaat hierbij om functies waarbij sprake is van de bevoegdheid om geweld te gebruiken, toegang tot gevoelige informatie bij de uitvoering van wettelijke taken op het terrein van openbare orde en veiligheid of handhaving van de rechtsorde, of integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Dus daar waar misbruik kan leiden tot grote consequenties voor onze samenleving. Voorbeelden zijn functies bij het OM, de Dienst Justitiële Inrichtingen en de Douane; denk aan corruptierisico's in de Rotterdamse haven. We hebben net een wetsvoorstel met elkaar aangenomen dat ook gaat over de toegang tot het haventerrein. Dat sluit goed op elkaar aan. Een ander voorbeeld zijn de buitengewone opsporingsambtenaren. Deze functies verdienen meer controle dan de reguliere vog-verstrekkingsprocedure, maar het gaat ook weer te ver om uitgebreide veiligheidsonderzoeken te doen. De heer Talsma wees daar ook op. Daar hebben we immers ook maar een beperkte capaciteit.

Voorzitter. Er zijn in het verleden voorbeelden te over waarbij er integriteitsschendingen zijn opgetreden, lekken, misbruik van gevoelige informatie, waarbij de maatschappij achteraf zei: "Hoe kan dit nu? Hoe kan het dat zo iemand op zo'n gevoelige plek zit?" En belangrijker nog: "We hadden het kunnen weten, als we kijken wat er over betrokkene bekend was!" Uiteindelijk gaat dat ook over het kunnen vertrouwen op een overheid, dat dit soort misbruik binnen in overheidsorganisaties niet plaatsvindt.

Ook onlangs zijn we allemaal weer met de neus op de feiten gedrukt door trieste gebeurtenissen en klonk de les dat we niet naïef moeten zijn als het gaat om de handelingen van de georganiseerde criminaliteit en de verweving van onderwereld en bovenwereld. De VVD vindt een versterking van de weerbaarheid van de overheid, waarbij in dit wetsvoorstel sprake is, dan ook erg belangrijk. De cijfers die de minister in de memorie van antwoord heeft opgenomen, onderstrepen dit nog eens. In 2020 zijn door de rijksrecherche 20 lek- en 36 corruptiezaken onderzocht.

De heer Dittrich i (D66):

Ik heb een vraag over de betrouwbaarheid van het systeem zoals het wordt voorgesteld. We hebben in de stukken kunnen lezen dat de politie zich het recht voorbehoudt om, als er een vog, een verklaring omtrent gedrag, wordt aangevraagd en men weet dat er iets aan de hand is met degene die dat aanvraagt, dat dan niet te zeggen, om een lopend strafrechtelijk onderzoek niet in gevaar te brengen. Dan wordt die vog wel afgegeven. Dan vervuilt toch het systeem? Dus hoe kun je dan spreken over een betrouwbaar systeem?

De heer Arbouw (VVD):

Ik snap die vraag van de heer Dittrich. Dan gaat het dus om het wegen van de belangen voor de maatschappij. Wat weegt zwaarder op dat moment? Kijk, bestuurders doen niet anders dan die weging maken. Uiteindelijk heb je daar een spanningsveld en een dilemma waarbij je moet kijken wat de beste en meest verstandige keuze is gezien de omstandigheden. Wat ik wel heel duidelijk vind — en dat heeft de minister in de memorie van antwoord ook aangegeven — dat dit dus niet gaat over allemaal geautomatiseerde systematieken en robotjes, maar dat dit gaat over persoonlijke benaderingen, waarin juist die context en die afweging een heel belangrijke rol spelen. Als je kijkt naar de aantallen dan is dat ook mogelijk en kan dat ook. Dan denk ik dat het spanningsveld dat u aangeeft ook uiteindelijk leidt tot het voor de overheid beste besluit.

De heer Dittrich (D66):

Maar dat laatste vraag ik me nou juist af. Dan wordt er een vog afgegeven en iemand wordt op een functie tewerkgesteld waar hij integer zou moeten zijn, terwijl de informatie bekend is dat hij dat niet is en ondertussen gaat die persoon aan de slag. Dat is helemaal niet in het belang van de samenleving, want in dit voorbeeld is die persoon daar neergezet door de georganiseerde criminaliteit. Dat moeten we toch niet willen?

De heer Arbouw (VVD):

Het zou best kunnen dat deze persoon gedurende het onderzoek goed gevolgd wordt door onze veiligheidsdiensten en uiteindelijk op heterdaad betrapt wordt en dat het misschien daarom beter is om hem juist wel aan het werk te zetten om hem terecht te kunnen aanpakken en straf te geven.

Mevrouw De Boer i (GroenLinks):

Ik had een andere vraag. De heer Arbouw geeft aan dat er veel casus zijn geweest waarin er bijvoorbeeld sprake was van lekken, waarin mensen dus niet integer bleken, en we dat hadden kunnen weten. Ik sloeg even aan op dat: we hadden dat kunnen weten. Ik heb zelf die schriftelijke vragen niet gesteld, maar wel teruggelezen. Er is veel gevraagd in hoeveel zaken we dat nou precies hadden kunnen weten, maar daar komt geen antwoord op. Dat blijft gewoon heel onduidelijk. Ja, we weten allemaal dat er sprake is van niet-integere mensen op plekken waar ze dat zeker wel hadden moeten zijn. Maar het punt dat we dat hadden kunnen weten en dat we het hadden geweten als deze wet er al was geweest, durf ik ernstig te betwijfelen.

De heer Arbouw (VVD):

Het is eigenlijk geen vraag maar op zich heeft u daar gelijk in. We moeten onze data op orde hebben als het om dit soort dingen gaat, zodat je ook verstandige besluiten kan nemen. Ik moet eerlijk zeggen: uit mijn eigen bestuurlijke ervaring, en die is best lang geweest, in grote steden, kan ik aangeven dat wij als lokale overheid vaak al vermoedens hadden en dat je die probeert te toetsen met bijvoorbeeld Bibob-procedures, al is dat niet helemaal vergelijkbaar. Als je al die dingen bij elkaar optelt en al die gegevens van verschillende instanties bij elkaar legt, dan kom je erachter dat we het inderdaad hadden kunnen weten. We hadden eigenlijk al een onderbuikgevoel, maar de vraag is dan altijd hoe hard die gegevens zijn; daar gaat deze discussie over. Daar wou ik in het tweede deel van mijn verhaal nog verder op ingaan.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Arbouw (VVD):

De VVD-fractie begrijpt anderzijds ook zeker wel de kritiek, onder andere van de Raad van State. De mogelijkheid om een vog-aanvraag af te wijzen, louter op basis van politiegegevens, is een ingrijpend middel, en zal daarom met de nodige zorgvuldigheid en terughoudendheid moeten worden gebruikt. Natuurlijk moeten we ervoor zorgen dat een dergelijke toetsing op politiegegevens niet leidt tot willekeur. De wijze van toetsing zal dan ook gebaseerd moeten zijn op een degelijke set aan criteria.

Belangrijk is dan ook dat het amendement van Tweede Kamerlid Van Wijngaarden cum suis, waarbij beide Kamers zeggenschap krijgen over de ministeriële regeling die dit regelt, is ingevoegd in het wetsvoorstel. Het is ook belangrijk dat er een Adviescommissie VOG-Politiegegevens zal worden ingesteld, die steekproefsgewijs de kwaliteit van de beoordelingen en de zorgvuldigheid waarmee die tot stand komen, zal toetsen. Dat brengt mij tot de vraag of de minister kan aangeven hoe hij de rol en functie van die adviescommissie ziet. Wat gebeurt er als deze adviescommissie van oordeel is dat de benodigde zorgvuldigheid in een bepaald geval niet is gehanteerd?

Het is ook goed dat het advies van de Raad van State geleid heeft tot aanvulling van het voorgestelde artikel 35a, waarbij de hoofdlijn van de beoordeling van de vog-politiegegevens in de wet wordt opgenomen. Het uiteindelijke beoordelingskader, waarin beschreven wordt op welke wijze aanvragen worden beoordeeld en hoe de verschillende criteria worden gewogen, is dan ook van belang bij het oordeel over de zorgvuldigheid van de toetsing. Speelt de genoemde adviescommissie ook een rol bij de beoordeling van dit beoordelingskader, zoals toegevoegd wordt aan de bestaande beleidsregels voor het beoordelen van aanvragen ter verkrijging van een vog?

Tot zover mijn eerste termijn, voorzitter. De VVD-fractie kijkt uit naar de beantwoording van de vragen door de minister. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Arbouw. Dan is nu het woord aan de heer Recourt namens de fractie van de Partij van de Arbeid.