Verslag van de vergadering van 2 november 2021 (2021/2022 nr. 4)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.46 uur
De heer Janssen i (SP):
Dank, voorzitter. Heiligt het doel het middel? Dat is voor de SP-fractie de kern van het debat vandaag bij de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel. Wie kan er immers tegen het beter borgen van de integriteit van functionarissen zijn, of van functies die een hogere mate van integriteit vereisen, zeker als we kijken naar de praktijk van alledag? Ik hoef dus niet veel tijd aan het doel te besteden. Mijn fractie onderschrijft het doel.
Maar is het middel dat wordt voorgesteld het juiste middel om dat doel te bereiken? Mocht het middel het juiste middel zijn, is het dan met voldoende waarborgen omkleed? Tijdens het voorbereiden van dit wetsvoorstel verscheen het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens naar de Fraude Signalering Voorziening van de Belastingdienst. Meneer Arbouw, ik kom straks nog een keer op de toeslagenaffaire. Misschien dat de collega dat even kan opsparen; dan doen we het in één keer. Maar dat was een schokkend rapport. Ik kan het niet los zien van wat wij vandaag met elkaar bespreken, omdat het gaat om te leren lessen. Ik citeer uit het persbericht van de Autoriteit Persoonsgegevens. "Op de zwarte lijst stonden allerlei signalen van vermeende of bewezen fraude, rijp en groen, van zowel binnen als buiten de Belastingdienst, zowel meldingen bij Meld Misdaad Anoniem als meldingen van burgers en bedrijven die klikken, of meldingen van andere overheidsorganisaties. Maar soms werd ook geregistreerd dat de gemeente iemands inkomensgegevens had opgevraagd. Dit had niks met mogelijke fraude te maken, maar die persoon kon dan toch op de zwarte lijst terechtkomen."
Een van de grote tekortkomingen die door de Autoriteit Persoonsgegevens in dat rapport wordt vastgesteld, is dat die zwarte lijst onjuiste en niet-geactualiseerde gegevens bevatte. Soms kreeg een persoon het label "fraudeur" zonder dat dit volgde uit gedegen onderzoek en bleek na onderzoek dat de informatie niet actueel was of dat er geen sprake was van fraude. Was dat zo, dan werd dit vaak niet in het systeem genoteerd. Geldt dat in dit geval bijvoorbeeld ook voor vrijspraken of voor mensen die er niets mee te maken blijken te hebben? Komt dat ook in het systeem terecht? Daardoor bleven mensen vaak onterecht als vermeend fraudeur in het systeem staan.
Daarnaast werden signalen veel te lang bewaard. Het bleek ook nog eens dat bij die zwarte lijst de beveiliging onvoldoende was. Te veel medewerkers hadden toegang tot die informatie. Er konden makkelijk signalen worden geëxporteerd naar Excel. Bewerkingen van persoonsgegevens door medewerkers werden niet gelogd. Als de minister dit zo hoort, kan hij dan uitsluiten dat het door het kabinet nu voorgestelde systeem in dit wetsvoorstel niet dezelfde gebreken gaat vertonen, met alle gevolgen van dien voor burgers? Ook bij het wetsvoorstel vandaag gaat het immers om de registratie en interpretatie van zachte informatie; de heer Doornhof, de collega van het CDA, had het over feiten en oordelen. En dan wordt dit ook nog gedaan door organisaties die al overbelast zijn, zoals de politie, en die onder tijdsdruk gedegen onderzoeken zullen moeten leveren. Dan gaat het mij niet alleen om het onderzoeken van wat er staat, maar juist om degenen die de informatie in het systeem bij de politie moeten opschrijven. Die mensen staan onder druk. Dat luistert heel nauw.
Glenn de Randamie, de rapper Typhoon, werd bijvoorbeeld in 2016 aangehouden. Waarom? Op grond van de combinatie van een jonge leeftijd en een splinternieuwe, luxe auto, waarbij ook zijn huidskleur een rol speelde. Ik kom straks nog even op etniciteit terug. Dat gebeurde met als verdenking: drug money. En dat was niet de eerste keer voor hem. Als dat nou vijf keer in het systeem terechtkomt, met die combinatie en de relatie "drug money", kan de minister dan nog steeds zeggen dat het uitgesloten is dat dit een grond zal vormen voor de informatie op basis waarvan die vog geweigerd gaat worden?
Voorzitter. Zorgvuldigheid vraagt tijd. Mijn fractie heeft twijfels of de tijd er is om zorgvuldigheid te kunnen garanderen binnen het systeem. Graag een reactie van de minister daarop.
In het verlengde van het voorgaande heeft mijn fractie ook zorgen over hoe burgers zich kunnen verweren wanneer zij te maken krijgen met een tegenwerping op basis van de voorliggende wet. Ook op dat punt moeten we lessen leren van onder andere weer de toeslagenaffaire. Als Justis het voornemen heeft om de afgifte van een vog-politiegegevens te weigeren, krijgt de aanvrager eerst een voornemen tot afwijzen toegestuurd waarin de gegevens die aanleiding zijn voor de voorgenomen weigering staan vermeld. Mijn vraag is hoe gedetailleerd en volledig die gegevens zijn. Is dat meer in detail of wat meer in algemene termen? Als je je wilt kunnen verweren, moet je immers precies weten wat er wordt tegengeworpen. Volhardt Justis in zijn afwijzing, dan is de vraag hoe onafhankelijk dat bezwaar behandeld is. Wordt daar wel vol naar gekeken, of wordt er op dat punt ook marginaal gekeken of die weigering wel tot stand had kunnen komen? Collega Talsma vroeg daar ook naar.
Als er een volharding blijft, komt vervolgens de bestuursrechter in beeld. Maar die bestuursrechter toetst ook alleen maar marginaal. Aan de bestuursrechter worden dan alle relevante feiten en stukken overlegd, inclusief de gegevens die tot weigering van de vog-politiegegevens hebben geleid; ik heb de memorie van antwoord gelezen. De bestuursrechter beoordeelt vervolgens de beslissing op bezwaar, dus de beslissing over de weigering van de vog. Maar ook dit betreft weer een marginale toets, waarbij de rechter beoordeelt of Justis op basis van de beschikbare gegevens en gelet op de regelgeving die van toepassing is en het beoordelingskader voor de vog-politiegegevens, tot de afwijzende beslissing heeft kunnen komen, en of die beslissing voldoende is gemotiveerd.
Daar zit een grote zorg voor mijn fractie over de effectiviteit van de rechtsbescherming. Een volgende les uit de toeslagenaffaire, die de rechtspraak zelf getrokken heeft in het evaluatierapport over de rol van de rechters bij de toeslagenaffaire, is namelijk deze. Ik citeer uit het rapport "Recht vinden bij de rechtbank", van 8 oktober jongstleden. "De bestuursrechter moet in elk geschil de relevante feiten en de persoonlijke omstandigheden actief onderzoeken, ter zitting met partijen bespreken, en het resultaat van dat onderzoek in zijn beoordeling betrekken. Het perspectief is niet zozeer of de in het besluit gegeven motivering van de feiten door de beugel kan. De vraag is of de door de eiser gestelde feiten, gelet op de stellingen over en weer, de inhoud van het dossier en actieve bevraging van partijen ter zitting, een ander licht op de zaak werpen en aanleiding geven tot nader onderzoek (aanwending van onderzoeksbevoegdheden) of gegrondverklaring van het beroep." Dit is iets anders dan wat er staat in de memorie van antwoord, namelijk: de rechter toets marginaal. Dit is nou een les die we volgens mij moeten leren.
Hoe ziet de minister deze reflectie van de rechterlijke macht op de toeslagenaffaire en de rol van de rechters daarin, als we deze toepassen op het nu voorliggende wetsvoorstel? Want de minister schreef in de memorie van antwoord heel simpel: de bestuursrechter toetst marginaal. Een keten van marginale toetsingen, waarbij er alleen maar marginaal naar gekeken wordt, helpt de burger niet verder. Dat blijkt uit het verleden en uit de lessen die we daaruit moeten leren. Blijft de minister van mening dat de marginale toets bij de bestuursrechter voldoende rechtsbescherming biedt, gelet op de ervaringen die ik net schetste, of leert de minister hier lessen uit?
Voorzitter. Er zijn zorgen geuit over de doorwerking van etnisch profileren in dit wetsvoorstel. Ik deed dat net zelf ook. Ik wil de minister nadrukkelijk vragen om hier nog eens op in te gaan, omdat de nu voorgestelde wet natuurlijk geen codificatie mag zijn van ongewenste en onwettige praktijken. Dat zou dit wetsvoorstel wel kunnen worden. Ik sluit me daarom ook graag aan bij de vragen die de collega's hierover gesteld hebben.
Voorzitter, afrondend. Er ligt voor ons een wetsvoorstel waarvan het doel door mijn fractie wordt onderkend en ook wordt onderschreven. Maar er leven bij mijn fractie ook hele grote twijfels over, niet alleen gezien het lerend vermogen van de overheid, kijkend naar de recente geschiedenis, maar ook gezien het vermogen van de overheid om daar lessen uit te trekken en de vraag of we die lessen in de praktijk kunnen vertalen. Ik heb het idee dat als men bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel kennis had kunnen nemen van alle lessen die we tot nu toe en in de afgelopen maanden hebben geleerd, dit wetsvoorstel toch anders had moeten zijn. Ik kijk daarom met belangstelling uit naar de beantwoording door de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering tot 16.05 uur.