Verslag van de vergadering van 2 november 2021 (2021/2022 nr. 4)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 18.11 uur
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter, dank u wel.
Dank aan de minister voor de uitgebreide beantwoording. Laat ik beginnen door te zeggen dat ik het altijd zo jammer vind dat als wij met elkaar lessen kunnen leren, daar zo defensief op gereageerd wordt. Ik merkte toch een beetje een defensieve houding bij de minister. Hij zei: dit lijkt helemaal op geen enkele manier op de toeslagenaffaire, want dit is heel anders. Daar gaat het mij niet om. Het gaat mij erom dat als er ergens lessen te leren zijn, we die geabstraheerd ook moeten willen leren. Of het nou gaat om de evaluatie van de Raad voor de rechtspraak, die zelf heeft gekeken naar zijn rol, of dat de Belastingdienst of de Autoriteit Persoonsgegevens naar zichzelf kijkt, als er lessen te leren zijn in een afgeleid wetsvoorstel als dit, dan moeten wij kijken of we die lessen kunnen vertalen. Daar hoort geen defensiviteit bij, wat mij betreft.
Voorzitter. De kern van de zorgen bij mijn fractie is niet dat waar mevrouw De Boer op wees. Zij zei dat als het gaat over de georganiseerde criminaliteit en mensen die als verdachte zijn aangemerkt, dat mensen zijn die op enige wijze verdacht zijn, maar geen verdachte. Die mensen hebben niet de bescherming van het strafrecht, zoals we ook met elkaar hebben vastgesteld. Zij zullen zich dus moeten kunnen beroepen op het bestuursrecht. Dan is de vraag of die keten voldoende scherp is en voldoende zekerheid biedt. Dat was dus bijvoorbeeld een vraag die ik had over de zienswijze. Ik ben altijd van het investeren aan de voorkant; dat scheelt misschien een hoop gedoe en geld aan de achterkant. Dus als daar hulp bij nodig is, zorg dan dat die er komt bij zo'n zienswijze. Dan voorkom je een heleboel belasting achter in de keten. Dat zou voor professionele hulp kunnen gelden. Dat zou ook kunnen betekenen dat bij een voorgenomen afwijzing al gezegd wordt: overigens, als u politiegegevens op wilt vragen, dan kunt u dat op deze manier doen met deze standaardbrief, en dan krijgt u alles. Ik kan me namelijk voorstellen dat het, als je een zienswijze in wilt dienen, van belang is dat je álles weet. Dat is maar een tip.
Ik maak me er minder zorgen over dat Justis ambachtelijk blijft en dat daar de menselijke afweging gemaakt gaat worden. Mijn zorgen zitten bij de Wet politiegegevens en de gegevens die in het systeem komen. Ik bedoel allereerst de overbelaste politie die op een heel zorgvuldige manier die gegevens zal moeten gaan registreren, omdat die nu voor een doel gebruikt worden waar ze voor die tijd niet voor gebruikt werden.
Maar ik bedoel met name ook het volgende. Ik heb van harte de motie van de heer Recourt ondertekend, om te kunnen bekijken: wat gaat er gebeuren in de toekomst? De Wet politiegegevens is wel ongeveer de kurk waar dit wetsvoorstel op drijft. Ik noem het beeld dat de minister schetst van "altijd actueel" en "het moet altijd kloppen". Het WODC heeft in januari van dit jaar een onderzoek uitgebracht waarin wordt geconcludeerd dat er een discrepantie is tussen de wet en de digitale technologische werkelijkheid, en dat het huidige stelsel van de verwerking van politiegegevens gedateerd is en niet berekend op de technische mogelijkheden en uitdagingen in de huidige praktijk. Daarbij wordt ook verwezen naar nieuwe analysetechnieken.
Als ik die combinatie hoor, komen bij mij, met name bij de Wet politiegegevens, niet zozeer bij Justis, toch weer de beelden boven dat het, in lijn met de motie van de heer Recourt, ook duidelijk moet zijn wat er dan aan de voorkant eventueel digitaal verwerkt is. Zo is het niet alleen "computer says no", maar zo is het ook duidelijk hoe de computer bij Justis tot het oordeel gekomen is.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Wenst een van de leden in de tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Minister, bent u in de gelegenheid om direct te reageren op de vragen van de Kamer? U vraagt vijf minuten. Dan schors ik tot 18.18 uur.