Plenair De Bruijn-Wezeman bij behandeling Inzet coronatoegangsbewijzen bij niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening op publieke plaatsen



Verslag van de vergadering van 30 november 2021 (2021/2022 nr. 8)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.27 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw De Bruijn-Wezeman i (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister en zijn staf wederom voor de beantwoording van onze schriftelijke vragen. Tijdens het debat van vorige week heb ik namens de VVD-fractie reeds aangegeven voorstander te zijn van een bredere inzet van het coronatoegangsbewijs, al hadden wij graag gezien dat het wettelijk kader al eerder uitgebreid zou zijn. Het coronatoegangsbewijs is niet een middel om een uitbraak zoals die waar we nu in zitten te bestrijden, maar kan bijdragen aan het beperken van de verspreiding van het virus. Daarmee kan het ook de toestroom naar de zorg vertragen. Door toepassing van het coronatoegangsbewijs kunnen voorzieningen mogelijk — dat is althans de bedoeling — langer openblijven of eerder worden geopend.

Voorzitter. De VVD-fractie is van mening dat dit soort instrumenten in de gereedschapskist moeten zitten, ook als ze niet direct worden toegepast. De systematiek van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 is namelijk zo ingericht dat maatregelen per ministeriële regeling aan- en uitgezet kunnen worden. Daarbij wordt dan telkens weer de proportionaliteit afgewogen. Wanneer maatregelen niet meer nodig zijn, kan per kwartaal besloten worden om de maatregelen niet langer te verlengen in de Tijdelijke wet maatregelen.

Dit wetsvoorstel biedt de mogelijkheid van een extra stap tussen sluiten en openstellen van de niet-essentiële detailhandel en dienstverlening, naast allerlei andere mogelijkheden. Daarbij wil ik nog opmerken dat het hier dus gaat om het 3G-toegangsbewijs, waarbij je dus zowel gevaccineerd, genezen als getest kunt zijn. Over 2G, zonder de G van "getest", komen we wellicht later nog te spreken.

Ten aanzien van de uitvoerbaarheid wil ik nog wijzen op het aangenomen amendement van Bikker en Aukje de Vries, dat vandaag al vaker is genoemd. Dat biedt de betrokken minister de mogelijkheid om per ministeriële regeling te bepalen dat geen coronatoegangsbewijs wordt gevraagd in winkels waar de veilige-afstandsnorm een evenrediger maatregel is dan de inzet van het coronatoegangsbewijs.

Voorzitter. De VVD-fractie had op zich geen behoefte aan een plenaire behandeling vandaag, maar als de meerderheid van de Kamer dat wil, dan hebben wij hier respect voor. Maar laten we het dan wel compact doen. Ons land en de wereld staan al ruim anderhalf jaar voor een enorme uitdaging, wat van ons als parlementariërs extra alertheid vraagt als het gaat om het bewaken van de waarden van de democratische rechtsstaat. Maar hoe zinvol is het om zo veel beslag te blijven leggen op de tijd van onze bewindspersonen, zoals wij dat nu weer doen? Zijn we als parlement daarin niet te ver doorgeschoten? Zeker in crisistijd hebben bewindspersonen meer te doen dan de Kamer te woord te staan.

Voorzitter. Van Goethe waren de wijze woorden: in der Beschränkung zeigt sich erst der Meister. In de zelfbeperking blijkt het meesterschap. Dat is toch iets om als Kamer op te gaan reflecteren.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw De Bruijn-Wezeman. Dank u wel voor uw mooie citaat van Goethe. Maar er is nog een vraag van collega Schalk.

De heer Schalk i (SGP):

Ik begrijp de oproep van mevrouw De Bruijn wel, maar het is eigenlijk heel simpel. Er ligt een wet voor en die moet in de Tweede en de Eerste Kamer behandeld worden. U kunt dus ertoe oproepen om dat niet te doen, maar ik begrijp niet zo goed hoe dat dan kan. Dat was de eerste vraag. De tweede vraag is deze. Terecht zei mevrouw De Bruijn-Wezeman dat we ook op de grondwettelijke aspecten moeten letten. Ziet zij geen spanning tussen het huidige wetsvoorstel en de Grondwet?

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Dank u wel voor de vraag. Wat betreft het eerste gedeelte. Ik heb niet gezegd dat we de wet niet moeten behandelen. Ik heb alleen gezegd: wij hadden geen behoefte aan een plenair debat daarover. Er zijn vanmorgen heel veel terechte vragen langsgekomen. U moet zich realiseren dat er ook bij ons heel veel zorgen zijn over de corona-epidemie en dat soort zaken. Er zijn dus heel veel vragen waarvan ik zeg: oké ik kan me heel goed voorstellen dat die vragen leven. We hebben in de commissie bijvoorbeeld ook afgesproken dat we elkaar de vrijheid geven om dit soort zaken schriftelijk aan de orde te stellen. Dat wil ik daarop antwoorden.

Over het grondwettelijke kader hebben we vorige week ook al uitgebreid uitgelegd dat we op een gegeven moment gewoon maatregelen zullen moeten nemen in het kader van de volksgezondheid. Ook dit is geen maatregel die 100% sluitend is. Hij zal mogelijk een stukje bijdragen aan het beperken van de verspreiding van het virus, maar zeker geen 100%. Wij zien het daarom als een onderdeel van een totaalpakket. Daarbij nemen wij de last die het coronavirus met zich meebrengt voor de volksgezondheid en voor de ziekenhuizen in overweging en willen we zo veel mogelijk instrumenten hebben om daar in ieder geval tegen te kunnen optreden.

De heer Schalk (SGP):

Dank u wel voor het eerste deel van het antwoord. Daar ga ik verder niet op in. Het tweede deel ging over de grondwettelijke kant. Is mevrouw De Bruijn-Wezeman het wel mijn fractie eens dat er in ieder geval spanning bestaat bij deze wet op grondwettelijke aspecten, zoals artikel 1, 10, 11 en 14?

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Spanning met artikel 1, over discriminatie, daar ben ik het niet mee eens. Het niet-gevaccineerd zijn is toch een keuze. Dat is iets anders dan wat volgens de wet onder discriminatie wordt verstaan. Aan de andere kant: grondwettelijke rechten kunnen schuren, maar daarom verwees ik expres naar artikel 22 van de Grondwet, waarin het erover gaat dat het ook een opdracht is om de volksgezondheid te beschermen. Daarmee moeten we ook het zorgsysteem overeind houden, omdat ook andere mensen recht hebben op zorg. Het gaat dus niet alleen om mensen die heel ziek in een ziekenhuis terechtkomen met corona, maar ook al die andere mensen, voor wie nu operaties uitgesteld worden; zij hebben ook recht op zorg. Die afweging maak ik.

De voorzitter:

Meneer Schalk, nog een laatste punt.

De heer Schalk (SGP):

Een laatste, uiteraard. Misschien nog even over de niet-gevaccineerden. Niet gevaccineerd zijn is ook een recht dat mensen op basis van gewetensbezwaar hebben. Ik heb het niet over wappies, maar over gewetensbezwaarden, die op een bepaalde manier aankijken tegen vaccinatie. Daar mag vervolgens geen verboden onderscheid op worden toegepast.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Dat klopt, daar heeft u gelijk in. Maar ook voor deze mensen geldt dan weer dat we ervoor moeten zorgen dat ze zo min mogelijk risico lopen om geïnfecteerd te raken. Daar is ook zo'n coronatoegangsbewijs op gericht en dat geldt ook voor heel veel van de andere coronamaatregelen.

De voorzitter:

Dan is er nog een vraag van de heer Nicolaï.

De heer Nicolaï i (PvdD):

We praten over een wet vandaag. Dat moet sowieso gebeuren. Dan moet je ook kijken naar de proportionaliteit en of er geen andere middelen zijn om de situatie op orde te brengen. Hoe kijken mevrouw De Bruijn en de VVD aan tegen dat schema in de NRC waaruit blijkt dat wij helemaal onderaan bungelen als het gaat om de booster?

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Voorzitter, volgens mij is dit buiten de orde van het debat, maar ik zal er een kort antwoord op geven. Ik heb me verbaasd over het systeem. We hebben het systeem zo georganiseerd, dat we naar de Gezondheidsraad luisteren. Ik heb me verbaasd over de uitgebreide afweging die daar heeft plaatsgevonden na een vrij lange discussie of het nu wel of niet nodig was. Eigenlijk zou ik het pleidooi willen houden — ik hoorde dat ook in het nieuws al ergens langskomen — dat de Gezondheidsraad zich in deze situatie beperkt tot de vraag of het echt onverantwoord is om de booster te doen, zodat er dan sneller een besluit kan worden genomen. Ik denk dat wij dan ook eerder de campagne hadden opgestart. Daarna zijn we het natuurlijk pas gaan organiseren. Daar heb ik vorige keer ook al iets over gezegd. Dat soort zaken zou sneller moeten.

De voorzitter:

Dat was een antwoord.

De heer Nicolaï (PvdD):

Maar laat ik toch nog even terugkomen op de vraag wat we precies gaan doen met dat boosteren. Een crisisdeskundige zei: zet tenten op, haal het leger erbij en laat het helpen. Studenten kunnen ook een prikje geven. Gebeurt er nog wat? Is er nog een beetje creativiteit? Is dat ook wat de samenleving van de VVD mag verwachten?

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Wat er allemaal precies gebeurt, bepaal ik niet. Tegenover mij zit de minister die over de uitvoering gaat. Ik wil het wel even heel persoonlijk adresseren. Ik ben oud-verpleegkundige. Ik heb inderdaad gekeken of ik zelf een bijdrage zou kunnen leveren door te gaan prikken. Dan zie ik bijvoorbeeld dat ik niet mag solliciteren als het langer dan tien jaar geleden is dat ik geprikt heb. Ik hoef niet te solliciteren. Ik hoef er ook geen inkomen voor te hebben. Ik wil gewoon meehelpen door dit werk te doen. Daar zijn dan ook weer de regels te beperkt in. Ik heb duizenden prikken gezet in mijn leven. Dus roep iedereen op die zegt: ik wil daar een bijdrage aan leveren en ik kan dat ook; laat ons even een halfuurtje inprikken, en dan doen wij mee.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik stel voor dat we het daarop houden. Dank u wel, mevrouw De Bruijn-Wezeman. Dan geef ik nu het woord aan meneer Otten van de Fractie-Otten.