Verslag van de vergadering van 14 december 2021 (2021/2022 nr. 11)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 9.29 uur
De heer Van der Voort i (D66):
Voorzitter. D66 heeft een korte bijdrage in dit debat. De fractie maakt zich grote zorgen over de woningmarkt, en vooral over de burgers die nu ontevreden zijn over hun woonsituatie maar niet bij machte zijn om hierin zelf een verbetering te bewerkstelligen. De gevolgen daarvan kunnen ingrijpend en verstrekkend zijn. Wij zijn ons ervan bewust dat de minister veel doet, en heeft gedaan, om de bouw van nieuwe woningen te stimuleren. Toch is meer bouwen niet de oplossing voor alle problemen. Dat gaat ook over prijzen van zowel huur- als koopwoningen, locatiebereikbaarheid, duurzaamheid en kwaliteit.
We spreken hier vandaag over belastingmaatregelen die de woonsituatie aangaan, met name de verlaging van de verhuurderheffing. De D66-fractie begrijpt dat er een verlaging van de verhuurderheffing wordt voorgesteld om de kasstroom en de investeringsruimte van woningcorporaties intact te houden. Gaat dit aan woningbouwcorporaties ook meer ruimte geven om te verduurzamen en om extra te bouwen? Kan de minister een toelichting geven op de vraag over de besteding van deze gelden? Zijn daarover ook afspraken met de woningcorporaties?
Natuurlijk blijft de vraag wat de toekomst is van de verhuurderheffing. Die is al dikwijls aan de orde gesteld. De D66-fractie is voorstander van het verder verlagen van de verhuurderheffing en zelfs het afschaffen daarvan. Het lijkt ons wel relevant om afspraken te maken over de besteding van die gelden. Kan de minister ondanks haar demissionaire status namens de regering toch haar gedachten daarover met ons delen?
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
De heer Van der Voort stelde mij in zijn laatste zin al een beetje gerust. Hij noemde dat de verlaging nodig was om de investeringsruimte van de woningcorporaties op peil te houden. Ik zou zeggen dat die aanzienlijk verbeterd zou moeten worden en dat er daarom een nog verdere verlaging dan wel afschaffing zou moeten volgen. Mijn vraag is of u dat met mij eens bent.
De heer Van der Voort (D66):
Inderdaad, die laatste zin heeft het antwoord op uw vraag gegeven. Wij vinden dat ook.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog. Of bent u klaar?
De heer Van der Voort (D66):
Ja.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Ester namens de fractie van de ChristenUnie.