Verslag van de vergadering van 18 januari 2022 (2021/2022 nr. 13)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.25 uur
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter. Ik wil graag beginnen met ook namens mijn fractie de staatssecretaris te feliciteren met haar benoeming. Mijn fractie kijkt uit naar een vruchtbare samenwerking. Van harte welkom.
Het is vandaag een wat vreemde behandeling van dit wetsvoorstel, omdat de voorganger van de staatssecretaris nog de behandeling in de Tweede Kamer deed. Dat maakt het onmogelijk om de afgetreden minister nog te bevragen op haar antwoorden in het wetgevingsoverleg. Aan de andere kant geeft het de staatssecretaris de mogelijkheid haar eigen antwoorden bij de behandeling in de Eerste Kamer te kiezen.
Voorzitter, het schilderij. Het schilderij is sinds 2018 in de verkoop. Klopt het, zo vraag ik de staatssecretaris, dat Nederland al in 2019 een exportvergunning heeft aangevraagd voor het schilderij en tot aankoop wilde overgaan? Dat leid ik tenminste af uit de beantwoording van de minister bij het wetgevingsoverleg in de Tweede Kamer. Als dit klopt, waarom is er dan niet al eerder financiële ruimte gereserveerd en waarom moeten wij dan nu zo halsoverkop en met grote spoed hierover debatteren? En waarom wordt het parlement nu zo overvallen met de deadline die gesteld is?
In het kader van de transparantie moet ik ook aan de huidige staatssecretaris de vraag stellen of zij destijds, in 2018, als lid van de raad van advies van de Vereniging Rembrandt, betrokken was bij advisering over de aankoop van dit schilderij. Daaropvolgend heb ik ook de vraag of de staatssecretaris als lid van de raad van advies van de Vereniging Rembrandt, die medefinancier is, kennis had van de voorgenomen aankoop die nu voorligt. Was de staatssecretaris op dat moment al gevraagd na te denken over een functie binnen het kabinet namens D66? Ik denk dat het goed is om duidelijkheid te krijgen over dit tijdpad.
Het schilderij is in de afgelopen anderhalve maand omgeven met superlatieven en — laat ik het maar gewoon noemen zoals het is — met grootspraak. "Het is nu of nooit", volgens de voormalige minister, en de directeur van het Rijksmuseum wil "tot het uiterste" gaan om het schilderij te kopen. Nu is dat uiterste niet zo ver, omdat in de vijf jaar dat de directeur naar eigen zeggen met de aankoop bezig is geweest, hij er niet in is geslaagd de benodigde financiering te regelen anders dan met een greep uit de staatskas.
Veel grote woorden dus, en dat in een tijd dat de opvolgers van Rembrandt, de zzp'ers in het hier en nu, met de handen in het haar zitten en het hoofd niet boven water kunnen houden. Zij hebben in grote aantallen, door een gebrek aan steun vanuit de regering, het vaandel al moeten strijken. Ze lopen weg. Ze gaan noodgedwongen naar andere sectoren. We hebben dat eerder gezien. Ze komen niet meer terug. We hebben dat eerder gezien toen onder minister Opstelten duizenden politieagenten ontslagen werden die we niet meer terug kunnen krijgen. We hebben het in de financiële crisis gezien, toen massaontslagen bij bouwvakkers ervoor zorgden dat we nu een tekort hebben aan mensen.
Voorzitter. Op zo'n moment is het door een regering zonder problemen vrijmaken van 131 miljoen euro uit de algemene middelen een klap in het gezicht van al die zzp'ers in de kunstsector die zich in de steek gelaten voelen. Verder dan de opmerking dat, gelet op de crisis waar we nu in zitten, het moment "buitengewoon ongelukkig" is, kwam de minister niet. Verder verwees zij naar het nieuwe kabinet. Daarom de vraag van mijn fractie aan de staatssecretaris wat zij deze zzp'ers, die nu al zo lang in de problemen verkeren, concreet te bieden heeft en op welke termijn. Want ze zijn eerder in deze crisis niet bereikt. Collega Veldhoen had het daar ook al over. Ook bij de coronapersconferentie jongstleden vrijdag bleek de culturele sector weer onderaan het lijstje te staan, al bestond de minister-president het nog wel om aan het eind van de persconferentie met droge ogen de kunst- en cultuursector "prioritair" te noemen. Prioritair, je moet maar durven, want ook hier geldt: woorden doen ertoe.
Voorzitter. Een aankoopprijs van 175 miljoen zet ook de standaard voor toekomstige aankopen door musea. Ik kan mij goed voorstellen dat er met gefronste wenkbrauwen naar dit bedrag gekeken wordt en dat veel musea zich zorgen maken. Voor de aankoop van De Vaandeldrager werd er immers, zonder overleg vooraf met de musea, door het kabinet ook nog eens eenzijdig 19 miljoen euro onttrokken aan het Nationaal Museaal Aankoopfonds.
Verder kan ik mij ook niet aan de indruk onttrekken dat de vraagprijs de marktwaarde heeft bepaald. Toen het schilderij in 2018 en 2019 tijdelijk in het Rijksmuseum hing, op de expositie Rembrandt-Velázquez, werd de waarde geschat op 165 miljoen euro. Maar toen was het al een jaar in de verkoop. Dat was ook de tijd dat Nederland het schilderij al wilde kopen. Kan de staatssecretaris nog eens de volgorde der dingen uitleggen? Was er eerst de vraagprijs en is daarna met de taxatie gekeken of die vraagprijs te onderbouwen was? Of heeft de taxatie de vraagprijs bepaald?
Er wordt verwezen naar de ontwikkelingen in de kunstmarkt, maar feitelijk is het een markt van "wat de gek ervoor geeft", om het maar even populair te zeggen. Er is nu eenmaal een toenemende groep mensen voor wie een uitgave van enkele honderden miljoenen geen beletsel vormt. Als we daar bij taxaties rekening mee moeten houden, is het hek van de dam. Dat is het op zich waard, niet in dit debat, maar op afzienbare termijn, om met de staatssecretaris een debat te houden over hoe wij hier in z'n algemeenheid mee om moeten gaan. Over dit soort uitwassen voor deze bedragen — je zou het bijna kapitalistische roofkunst kunnen noemen — moeten wij met elkaar praten. Hoe moeten wij hiermee omgaan in de toekomst? Dit kan namelijk niet zo door blijven gaan als wij ons eigen beleid vorm willen geven. Deelt de staatssecretaris mijn mening dat wij hier op afzienbare termijn met elkaar een diepgaander gesprek over moeten hebben dan alleen vandaag over de aankoop van dit kunstwerk?
Voorzitter. Ik ben blij dat mijn partijgenoot Kwint in de Tweede Kamer met een motie een positieve Kameruitspraak heeft gekregen over een eerste recht op koop wanneer de koninklijke familie besluit om werken te verkopen. Een paar jaar geleden werden we immers nog onaangenaam verrast toen een aantal leden van het Koninklijk Huis er ondanks verzoeken vanuit Den Haag de voorkeur aan gaven om hun privécollectie te koop aan te bieden via Sotheby's. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer wij een voorstel tegemoet kunnen zien om deze motie uit te gaan voeren?
Voorzitter. Ik sluit af. Over het schilderij zelf wordt door kunstdeskundigen inhoudelijk verschillend gedacht. Ik ben geen kunsthistoricus, dus ik wil mij vandaag geen inhoudelijk oordeel aanmatigen. Ik stel wel vast dat er verdeeldheid is bij deskundigen van naam en faam over de vraag of deze aankoop nu ook werkelijk inhoudelijk nodig is. De vraag wordt ook opgeworpen hoe erg het nou zou zijn als we dit schilderij niet zouden verwerven. Daarnaast is er grote zorg over de gevolgen van de prijs die voor het schilderij betaald moet worden en de doorwerking daarvan in de toekomst voor andere musea. Daarmee is het voor mijn fractie in de Eerste Kamer nog geen uitgemaakte zaak dat deze aankoop onze toestemming zal krijgen. Uiteraard kijk ik eerst uit naar de beantwoording op mijn vragen door de staatssecretaris.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Fiers namens de Partij van de Arbeid.