Verslag van de vergadering van 22 februari 2022 (2021/2022 nr. 19)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.31 uur
De heer Recourt i (PvdA):
Dank aan de minister voor de antwoorden. Ik begin met een observatie over permanent en tijdelijk. Volgens mij is een deel van dit debat te verklaren door te constateren dat we het hebben over de verlenging van een wet, een tijdelijke wet, maar dat de motivering daaronder eigenlijk over een permanente wet gaat. Want als je zegt "we hebben het gewoon nodig, ook al wordt het niet gebruikt, maar wie weet komt het een keer aan de orde", dan hebben we het dus over een permanente wet. Dat zijn de argumenten voor een permanente wet. Zo kijkt mijn fractie er ook naar. Een tijdelijke wet is een wet die je nodig hebt in een situatie waarin het actueel is en het gevaar is toegenomen. Deze verdwijnt weer op het moment dat je niet meer kan zeggen: was het effectief, is die situatie er nog, zijn er alternatieven? Dat zijn al die elementen die we besproken hebben en waar al die deskundigen van zeggen: nee, dat is het niet. Kortom, met de bril van een tijdelijke wet is het echt onvoldoende wat er ligt. Met de bril van een permanente wet, zo van "dat is handig om in de gereedschapskist te hebben", kijk je daar anders naar.
De voorbeelden hielpen wel — vooral dat ene voorbeeld — om te bedenken waar we het nou concreet over hebben en wat die gedragingen dan zijn. Ik kan mij best voorstellen dat er incidenteel een casus is waar dit misschien de beste oplossing is. Dan nog vraag ik me af wat nou eigenlijk het effect is dat daadwerkelijk wordt gesorteerd. Ik kan me voorstellen dat dat is dat je naar die persoon toegaat en zegt: we zien jou, we hebben jou in de gaten, we weten wat je doet en je wordt ook daadwerkelijk in de gaten gehouden. Ik kan me heel goed voorstellen dat dat de effectieve maatregel is en niet dat specifieke stadionverbod of weet ik het wat. Maar dat terzijde. Dat is echter onvoldoende om zo'n tijdelijke wet in de lucht te houden. Daar heb je echt wel steviger argumenten voor nodig wat mijn fractie betreft.
Dan het verschil tussen strafrechtelijke en bestuursrechtelijke maatregelen. Natuurlijk hebben die een eigen toetsing, ze kunnen een ander doel hebben en ze kunnen elkaar aanvullen. Dat is ook niet de portee van mijn vraag. De portee van mijn vraag is: wat nu als het bestuur die bestuursrechtelijke route gebruikt om het gat te dichten dat de rechter heel bewust heeft laten vallen? Stel dat de rechter in het strafrecht, met die wel stevige rechtsbescherming, zegt: "Nee, dit gaan we niet opleggen. Het is wel door de officier van justitie gevorderd, maar wij doen dit niet." Als het bestuur dan zegt "in het kader van de nationale veiligheid doen we het toch", dan heb je een omkering. Ondanks het feit dat het twee domeinen zijn met een eigen doel, een eigen toetsing en weet ik wat, heb je toch een situatie die je niet moet willen. Ik vraag de minister of zij dat met mij eens is en of zij ook wil bevestigen dat dit inderdaad niet de bedoeling is, in die situatie. In andere situaties kan het wel op elkaar passen en andere doelen hebben.
Dan heb ik alle opmerkingen gemaakt die ik had willen maken. Ik dank nogmaals de minister. Maar ik zeg haar wel — ook dat zal niet verrassen — dat ik mijn fractie zal adviseren om tegen te stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Recourt. Dan is het woord aan de heer Dittrich namens D66.