Plenair Recourt bij behandeling Van rechtswege ontstaan van gezamenlijk gezag door erkenning



Verslag van de vergadering van 15 maart 2022 (2021/2022 nr. 21)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.22 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Recourt i (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik wacht netjes totdat … Ja, nu doet de microfoon het. De fracties van GroenLinks en Partij van de Arbeid, namens wie ik inderdaad spreek, feliciteren de initiatiefnemers. Een wet die rechtdoet aan de veelkleurigheid en veelvormigheid van relatievormen. En dan ook letterlijk recht, want onze standaard juridische voorzieningen waren tot voor kort alleen toegesneden op het traditioneel gehuwde heterostel.

Het is goed om met inachtneming van achterliggende belangen voor iedereen een goede en overzichtelijke set juridische basisvoorzieningen te realiseren. Dit is weer een stap in de goede richting. Met het verkrijgen van het ouderlijk gezag tegelijk met de erkenning worden ouders geholpen, ongeacht hun seksuele voorkeur, ongeacht hun biologisch ouderschap, ongeacht hun juridische status ten opzichte van elkaar. Erkenning is gezag, met uitzondering van enkele in de wet opgenomen uitzonderingen. Het automatisch verkrijgen van het gezag na erkenning zal veel schrijnende situaties kunnen voorkomen en verdient als uitgangspunt alle steun. Denk aan de situatie dat de moeder overlijdt voordat het gezag kon worden gevraagd.

Wat betreft de achterliggende belangen heeft mijn fractie nog wel een paar vragen aan de initiatiefnemers. Zij stellen dat gezamenlijk ouderlijk gezag in het belang is van het kind, een belang dat zelfs in het IVRK, het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind, is opgenomen. Zouden zij nog eens willen toelichten waarom zij dat vinden? Immers, gezamenlijk gezag lijkt toch vooral aan de orde als beide ouders, al dan niet na een scheiding, het niet eens kunnen worden. Maar als er ruzie is — en dat zie je nu al bij vechtscheidingen, maar ook in de jaren na een scheiding — wordt het geen toestemming geven voor een buitenlandse vakantie of het vechten voor een schoolkeuze vaak ingezet in die strijd. Dat lijkt dan weer niet in het belang van het kind. Kunnen de indieners naar aanleiding van het vorengaande nog eens uitleggen waarom zij verwachten dat het aantal procedures zal dalen in plaats van stijgen?

De wenselijkheid van gezamenlijk gezag als uitgangspunt mag ons verder niet blind maken voor die situaties waarin gezamenlijk gezag niet gewenst is omdat het strijdig is met de belangen van het kind en/of de moeder. Ik denk dan met name aan situaties waarin er sprake is van huiselijk geweld. Het familierecht moet ook in die situaties een rechtvaardige oplossing bieden, waarin, conform het verdrag van Istanbul, naast de belangen van het kind de veiligheid van het slachtoffer van geweld beschermd wordt. Onze fracties zijn dan ook blij met de in het wetsvoorstel opgenomen regel dat in het geval van een erkenning die tot stand komt na vervangende toestemming door de rechtbank, geen automatisch gezag tot stand komt, maar hiervoor een afzonderlijke beslissing van de rechter nodig is.

De fracties van GroenLinks en Partij van de Arbeid vinden het van groot belang dat beide ouders betrokken zijn bij het kind. De vraag is of dit ook altijd juridisch moet worden opgelegd. De staatscommissie Herijking ouderschap heeft geadviseerd het gezag niet automatisch te koppelen aan erkenning, omdat het nemen van verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van een kind een bewuste keuze dient te zijn. Kunnen de initiatiefnemers nog eens uitleggen waarom zij dit advies naast zich neer hebben gelegd en ouders die geen verantwoordelijkheid willen voor de opvoeding deze juridische status toch van rechtswege krijgen?

Het blijft ook na dit voorstel overigens mogelijk om eenhoofdig gezag te behouden. Om duidelijkheid voor de praktijk te verschaffen nog een vraag over de vormvereiste voor de verklaring voor eenhoofdig gezag van de moeder. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was in artikel 25.1.b, lid 1 onder f opgenomen dat bij erkenning geen gezamenlijk gezag tot stand kwam — ik citeer — "als de moeder en de erkenner gezamenlijk door overlegging van een daartoe strekkende notariële akte of ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand verklaren dat het gezag alleen door de moeder wordt uitgeoefend". In het wetsvoorstel dat nu voorligt, is dat ingekort tot: "De moeder en de erkenner hebben verklaard dat het gezag alleen door de moeder wordt uitgeoefend." Er zijn dus geen vormvereisten meer in de wet opgenomen. Het ligt voor de hand dat moeder voor de erkenning — ik bedoel niet "voor" in tijd, maar "voor de erkenning" — meegaat naar de burgerlijke stand. Maar als het kind de achternaam van de moeder krijgt, hoeft dat voor de erkenning niet. Dan volstaat het als de erkenner een instemmingsverklaring van de moeder meebrengt. Kunnen de initiatiefnemers aangeven hoe dit zit met de verklaring eenhoofdig gezag moeder? Volstaat daarvoor een instemmingsverklaring of gelden nog steeds de vormvereisten die zijn vermeld in de memorie van toelichting, zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State, namelijk een verklaring ten overstaan van de ambtenaar of een notariële akte?

Aan de minister heb ik ook een vraag over het gezagsregister. Dit register wordt bijvoorbeeld geraadpleegd door artsen en therapeuten om te zien wie toestemming moet geven voor medische behandelingen. Ook wordt het geraadpleegd door de Koninklijke Marechaussee bij een alleenreizende ouder met kind. Het gezagsregister moet snel en duidelijk uitsluitsel geven over de vraag wie met het gezag over een kind is of zijn belast. Het raadplegen van het gezagsregister is heel eenvoudig, maar het trekken van een conclusie daaruit over het gezag is geen sinecure. Dit is ook onder de huidige wet al het geval. In het register wordt namelijk niet het gezag zoals dat van rechtswege geldt genoteerd, maar alleen gezagsbeslissingen. Zijn de ouders gehuwd en is er geen aantekening in het gezagsregister, dan is er gezamenlijk gezag. Zijn de ouders ongehuwd en is er geen aantekening, dan is er juist geen gezamenlijk gezag. Waar nu al kennis van het familierecht nodig is om het gezagsregister te kunnen lezen, wordt dat straks nog ingewikkelder. Bij een kind dat is geboren uit ongehuwde ouders voor de datum van inwerkingtreding van de wet betekent het ontbreken van een aantekening dat moeder alleen het gezag heeft. Maar is het kind geboren na inwerkingtreding, dan betekent geen aantekening juist wel gezamenlijk gezag. Tenminste, meestal, want het is weer anders als de moeder bijvoorbeeld minderjarig was. Dan is er juist weer geen gezamenlijk gezag, tenzij zij beschikte over een meerderjarigheidsverklaring, want dan is juist weer wel sprake van gezamenlijk gezag.

Dit is een juridische puzzel die voor de meeste artsen en therapeuten niet te doorgronden zal zijn, en ik zou zeggen voor de meeste juristen ook niet meer. Denk bijvoorbeeld aan de kindertherapeut die wil weten of ze met een noodzakelijke behandeling van een kind mag instemmen als de vader er niet mee instemt. Je kunt je ook afvragen of de marechaussee hiermee uit de voeten kan. Hier moet echt een oplossing voor worden gevonden. Graag vernemen wij van de minister of hij dit probleem onderkent en hoe hij ervoor gaat zorgen dat raadpleging van het gezagsregister daadwerkelijk snel duidelijkheid geeft over de vraag wie het gezag over een kind heeft. Ik zeg er nu alvast bij dat dit ook in een latere brief mag, maar dan wel graag binnen een gegeven termijn.

Voorzitter, tot slot. Ik weet uit eigen ervaring hoe moeilijk het is om goede wetgeving te maken op het gebied van personen- en familierecht. Tegenstrijdige belangen vechten om juridische bescherming en op iedere regel zijn minstens tien uitzonderingen. Maatwerk geeft willekeur en onduidelijkheid, maar een te generieke regelgeving doet geen recht aan de vele variaties.

Ik complimenteer de initiatiefnemers daarom nogmaals met hun wet die netjes tussen al voornoemde dilemma's is doorgevaren en die voor een concreet probleem een concrete en overzichtelijke oplossing heeft gevonden. Het is nooit ideaal, maar het is wel beter dan het was, want rechtdoend aan veranderde tijden. Ik zeg nogmaals dat wij, zowel de collega's van GroenLinks als de Partij van de Arbeid, uitkijken naar de beantwoording van onze vragen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Recourt. Dan is het woord aan de heer Dittrich namens de fractie van D66.