Verslag van de vergadering van 15 maart 2022 (2021/2022 nr. 21)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.50 uur
De heer Rosenmöller i (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Wie vanmiddag zijn oor te luisteren legde bij de demonstratie van medewerkers in de jeugdzorg op het Malieveld, hoorde daar een grote urgentie om in een welvarend land kwetsbare jongeren de zorg te bieden die een welvarend land hoort te bieden. Wie zijn oor te luisteren legt in gemeenteland, hoort diezelfde urgentie om het stelsel van jeugdzorg te hervormen, gericht op goede zorg voor kwetsbare jongeren. Toen ik afgelopen vrijdag de brief kreeg, ondertekend door de minister van Financiën namens het kabinet, dacht ik: wat een schril contrast. Er sprak geen gevoel van urgentie uit op dit terrein. Het lijkt erop dat het kabinet de lopende gesprekken, die allemaal gestaakt zijn, over de hervorming van de jeugdzorg op zijn beloop laat en alles uitstelt tot het debat over de Voorjaarsnota, in juni of later. Ook het overleg met de VNG dat stilligt op het terrein van de jeugdzorg, lijkt bij het kabinet geen indruk te maken. Het doet geen eerste handreiking tot een vorm van herstel op dat terrein. Dat vonden wij buitengewoon teleurstellend. Ik denk eerlijk gezegd dat het kabinet, als ik alleen naar die brief kijk, niet doordrongen is van de ernst van de situatie. Laat ik zeggen: volgens deze Kamer — dat wil zeggen, volgens de meerderheid van de Kamer — is het menens op dit terrein. Het mag dan zo zijn dat wij een chambre de réflexion zijn, maar we zijn geen quantité négligeable. Ik zou het kabinet dat toch voor willen houden.
Voorzitter. Tegen die achtergrond zou ik, met alle begrip voor het feit dat er misschien iets meer nagedacht moet worden in de tijd, namens een aantal collega's, die ik zo zal noemen, de volgende motie willen indienen.
De voorzitter:
Door de leden Rosenmöller, Nanninga, Mei Li Vos, Faber-van de Klashorst, Janssen, Koffeman, Dessing, Otten, Schalk, Van Rooijen en Raven wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet in zijn brief van 11 maart jongstleden aangeeft dat over onder andere de aangenomen motie over de hervorming van de jeugdzorg (35788, letter F) de Kamer bij de Voorjaarsnota nader wordt geïnformeerd;
van mening dat tijdens de komende collegeonderhandelingen in de gemeenten duidelijkheid over de toekomstige financiering van de jeugdzorg dient te bestaan en dat voorstellen bij de Voorjaarsnota daarvoor te laat zijn;
tevens van mening dat het onwenselijk is dat de gesprekken over de hervorming van het stelsel van jeugdzorg nog langer stilliggen en dat de samenwerking tussen de VNG en het kabinet over de toekomstige jeugdzorg is opgeschort;
verzoekt het kabinet uiterlijk 15 april de Kamer te informeren over hoe het de aangenomen motie (35788, letter F) wil uitvoeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter T (35788).
Dank u wel, meneer Rosenmöller. Dan kijk ik naar mevrouw Jorritsma. Ik geef het woord aan mevrouw Jorritsma namens de VVD-fractie, maar niet dan nadat ik mevrouw Faber de kans heb gegeven om een interruptie te plegen op de heer Rosenmöller. Gaat uw gang.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Ik vind het streven van meneer Rosenmöller en dat hij zo begaan is met de jeugdzorg heel loffelijk, maar ik heb hier een motie over de AOW, die mede is ondertekend door meneer Rosenmöller. Het was een motie van JA21. JA21 is hier nu niet in de Kamer om zijn eigen motie te verdedigen. Dat is een beetje een gemiste kans. Maar goed, dat even terzijde. Het betreft een motie tegen de ontkoppeling van de AOW. Dan is toch mijn vraag aan meneer Rosenmöller: wilt u zich ook zo hard maken voor onze ouderen, zoals u ook doet voor de jeugdzorg?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik ben blij dat u mij deze gelegenheid geeft. Ik heb mij inderdaad beperkt tot het punt van de jeugdzorg. Dank voor de vraag. Het antwoord op die vraag is ja. Ik denk dat ik mij wat dat betreft aansluit bij de bijdrage die de heer Van Rooijen straks gaat leveren, en ook bij andere collega's die op het punt van de koppeling van het AOW en het minimumloon het een ander gaan zeggen. De reactie van het kabinet ging over een viertal moties: de motie van de heer Schalk over de kinderbijslag, de motie van u, de heer Van Rooijen, mevrouw Nanninga en de fractie van JA21 over de AOW, en de motie van mevrouw Vos over de pechgeneratie studenten. Die vinden wij allemaal belangrijk. Waarom ik dit punt even benadrukt heb, is enerzijds omdat het een hoofdpunt was in mijn bijdrage aan het debat over de regeringsverklaring en anderzijds omdat met de timing hier net iets anders aan de hand is dan bij de overige moties, zoals ook wel zal blijken in de loop van dit debat. Na morgen beginnen immers de collegeonderhandelingen. Dat weet het kabinet natuurlijk ook. Wij weten dat met elkaar. Dan kan je dat vraagstuk van de jeugdzorg en de bezuiniging die het kabinet heeft geïntroduceerd, niet op de lange baan schuiven. De partijen in gemeenteland hebben die duidelijkheid nodig.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik begrijp het stukje van de timing van de jeugdzorg, maar het een sluit het ander niet uit. Dus mijn vraag aan u is, via de voorzitter: blijft u op het standpunt staan dat u tegen de ontkoppeling bent van de AOW en het minimumloon?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Jazeker. Dus als er moties zijn die zeggen dat, anders dan het kabinet ons voorhoudt, het beter zou zijn om sneller duidelijkheid te krijgen over onder andere dat vraagstuk van de AOW en de koppeling van het minimumloon, dan zijn wij daarvoor. Waar wij niet voor zijn — dat zal ook in de loop van de avond wel blijken, maar laat ik dat ook maar gelijk zeggen — is om nu een motie van wantrouwen uit te spreken in de richting van het kabinet op dit punt. Daar zijn wij geen voorstander van. Ik kan dat nog allemaal nader toelichten, maar dat lijkt mij in deze fase van het debat niet nodig. Wij zijn vooral erop gericht om voor oud en jong, voor al die mensen die in die moties bediend worden, iets te bereiken. Dat motiveert ons om hier nu te staan, gelukkig met een meerderheid van de Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Rosenmöller. Dan is het woord aan mevrouw Jorritsma namens de fractie van de VVD.