Verslag van de vergadering van 19 april 2022 (2021/2022 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.58 uur
Mevrouw Gerkens i (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil mijn waardering en dank uitspreken aan de indieners van deze wet en hun voorgangers. Zij hebben gepoogd een oplossing te zoeken voor het risico dat kinderen ongewild besmet raken met ziektes zoals de mazelen door de daling van deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma.
Voorzitter. Als kind heb ik een bijzondere prikangst opgelopen — daar heb ik nog steeds last van trouwens — door het zitten in de lange rijen in die in mijn ogen verschrikkelijk grote gymzaal met huilende kinderen die allemaal geprikt moesten worden. U kunt begrijpen dat als mijn kinderen geprikt moesten worden, ik altijd de kamer uit vluchtte en dat overliet aan hun vader. Desalniettemin heb ik altijd, ook nu nog, mijn vaccinaties genomen, ook al ben ik geen fan van naalden.
Vlak na de geboorte van mijn dochter ontmoette ik een moeder met haar zwaar autistische kind in de speeltuin. Die moeder vertelde mij dat dat was gekomen door de vaccinatie. U begrijpt dat ik schrok, want ik heb daar een jong kind en ik zie hier het resultaat van waar deze moeder overtuigd was, de vaccinatie. Ik ben er onmiddellijk in gedoken, dat ligt in mijn aard. Klopt dit verhaal? Ik ben ook tot de conclusie gekomen dat er geen enkel bewijs is voor die bewering. Maar u zult begrijpen dat als je daar als jonge moeder tegenover iemand zit die daarvan overtuigd is, dat toch een zaadje plant. Toen enige maanden later mijn dochter ook ziek werd, die met zes maanden zware oorontstekingen had, die een paar maanden later al vijf antibioticakuren had gehad en met acht maanden een operatie, precies in de periode waarin ze haar inenting moest hebben — er was geen contra-indicatie — hebben we in goed overleg met het consultatiebureau toen die vaccinaties uitgesteld, daarmee haar lichaam wat rust gevend. In goed overleg, zeg ik, en het dagverblijf was op de hoogte. We waren dus transparant, zoals de indieners wilden.
Voorzitter. Ik vertel dit verhaal om aan te geven dat ik heel goed begrijp dat jonge ouders twijfels kunnen hebben over het geven van vaccinaties aan hun kind. Ik ben zelf nog van de generatie die de bof en de mazelen hebben gehad en ik weet ook hoe riskant en hoe verschrikkelijk naar die ziektes zijn. De generatie voor mij had om zich heen gezien wat de desastreuze gevolgen zijn van ziektes als polio, en zij twijfelden dus ook geen moment.
Wereldwijd proberen we de sterfte aan deze ziektes te voorkomen met het vaccinatieprogramma, en dat werkt. Twijfelen mag, maar in alle eerlijkheid moeten we wel concluderen dat vaccineren veel leed voorkomt. Ik kon die vaccinatie vertragen omdat de andere kinderen gevaccineerd waren. Daarom is die transparantie ook belangrijk.
Voorzitter. Daarmee kom ik bij het doel van dit wetsvoorstel. Het doel is om transparantie te verhogen, waardoor de keuzevrijheid wordt vergroot en we het kinderdagverblijf de mogelijkheid geven kinderen die niet gevaccineerd zijn te weigeren omdat dat niet in hun beleid past. Op grond van deze wet mogen bijna alle ongevaccineerde kinderen of alle ongevaccineerde kinderen geweigerd worden, behalve wanneer die vaccinatie op medische grond niet mogelijk is. Dat laatste, zo zeggen de indieners, komt eigenlijk bijna nooit voor. Het is gezegd. Sommige kinderdagverblijven voeren dit beleid al, en succesvol, andere deden dit maar werden gedreigd met een rechtszaak. Daarom, zeggen de indieners, is wetgeving nodig.
Voorzitter. Daar wringt de eerste schoen. Want kinderdagverblijven kunnen dus al kinderen weigeren als ze daar een goede argumentatie voor hebben. Ze zijn private instellingen, die eisen kunnen stellen aan de kinderen die ze toelaten op het kinderdagverblijf zolang die niet discriminatoir zijn. Daarvoor is de wet dus niet nodig. Volgens de indieners zorgt de wet voor transparantie en deze verbetert dan de keuzevrijheid. Momenteel is de gemiddelde wachttijd bij een kinderdagverblijf ongeveer een jaar. Dat is dan wel voor de minst populaire dagen. Werkende ouders mogen blij zijn als ze een plek hebben.
Buiten de Randstad is het aanbod van kinderdagverblijven ook veel lager. Vaak is het één organisatie die ook een groot gebied bestrijkt. De indieners schrijven dan dat ouders in die gevallen hooguit wat verder moeten reizen, maar meer ongemak zal het niet geven. Die opmerking geeft weinig blijk van kennis van de huidige leefwereld van jonge ouders. Een kinderdagverblijf verder in de stad of in een ander dorp is al snel een halfuur tot een uur eerder opstaan, een enorme toename van de stress, om nog niet te spreken over het tekort aan slaap dat we toch al hebben als jonge ouder.
Keuzevrijheid is er nu dus al amper. Waarom denken de indieners dan dat die verbeterd wordt met dit voorstel, zo vraag ik hen. En áls dat al zo zou zijn, is dan de keuzevrijheid ook de oplossing voor dit probleem? Is het aan een kinderdagverblijf om de vaccinatiegraad te verhogen, of is dat een terrein dat toebehoort aan de wetgever? Zoals de collega voor mij memoreerde, was de Raad van State ook kritisch op die doelstelling. Onvoldoende voor de wetgeving, betoogde hij. Wel zou wetgeving mogelijk zijn wanneer de doelstelling bijvoorbeeld het bevorderen van de volksgezondheid was. De indieners zeiden vervolgens dat de doelstelling wel degelijk in de memorie van toelichting werd genoemd.
Mijn fractie leest echter een mogelijk effect van de wetgeving in de memorie van toelichting. Door de wetgeving kan de keuzevrijheid van de ouders verbeteren en zou de dekkingsgraad mogelijk toenemen. Deze stelling gaat mijn fractie nu te snel, want als ik niet wil laten vaccineren, dan ga ik toch gewoon naar een ander kinderdagverblijf waar dat niet hoeft? Of ik ga naar de gastouderopvang. Mijn vraag aan de indieners is: zijn zij nou echt van mening dat wetgeving nodig is om de volksgezondheid te verbeteren? Zo ja, wat draagt deze wetgeving daar dan aan bij? Welke ondersteuning hebben zij voor deze bewering?
Ik vraag dit ook omdat de Raad van State nadrukkelijk stelt dat een afweging die inbreuk maakt op de AWGB proportioneel moet zijn. Omdat het effect marginaal is en daarom de wet mogelijkerwijs geen stand zal houden bij Europese hoven, is nadere onderbouwing volgens mijn fractie nodig. Waar is die objectieve rechtvaardiging waar de Raad van State in zijn nadere advies op wijst? Verwijzing naar de commissie-Vermeij gaat hier echt niet op, want deze spreekt juist over een verplichting voor alle kinderdagverblijven. Daar kiezen de indieners bewust niet voor.
De indieners zeggen dat de wet niet nodig is omdat er nu onduidelijkheid is over de vraag of men wel of niet kinderen mag weigeren; met deze wet wordt een kader gesteld. Zoals gezegd, die mogelijkheid is er nu al, maar laten we even met de indieners meegaan. De wet zegt dat men ongevaccineerden mag weigeren of sommigen mag weigeren wanneer men dat wil. Men laat het over aan de kinderdagverblijven om daar beleid op te maken. De basis voor dat beleid wordt niet gegeven, anders dan dat men transparant moet zijn. Gaat dit niet eveneens tot rechtszaken leiden, zo vraag ik de indieners. Hoe voorkomt men dat met deze wet straks het oude beleid van een eis van geen enkele ongevaccineerde wordt omgezet naar "bijna allemaal"? Op basis van welke wet of van welk beleid wordt die ongevaccineerde geweigerd? Hoe voorkomen we de schijn van discriminatie? We weten dat bijvoorbeeld de bmr-dekkingsgraad bij Turkse en Marokkaanse kinderen onder de 90% ligt. Kunnen de indieners aangeven hoe deze wetgeving dat probleem oplost? Ik zou ook graag de visie van het kabinet hierop horen.
Mijn fractie is verheugd dat medisch geïndiceerde kinderen niet aan de vaccinatieplicht hoeven te voldoen, maar dat zijn er maar weinig, zoals de indieners zelf al zeiden. Er zijn situaties waarin vaccineren nog even niet aan de orde kan zijn. Ik verwijs naar mijn dochter. Hoe om te gaan met dit soort gevallen?
Deze wetgeving gaat ongetwijfeld voor clustervorming zorgen. De indieners hebben hiertoe advies gevraag aan het RIVM. Zij vertalen de uitspraken van het RIVM zo dat zij zeggen dat het voorstel niet tot clustervorming zal gaan leiden. Mijn fractie is van mening dat dit niet is wat het RIVM zegt. Het RIVM zegt dat het beleid om niet-gevaccineerde kinderen te weigeren de kans op een uitbraak maar marginaal zal verminderen en daarmee dus ook dat de kans op een uitbraak op een vaccinatieloos kinderdagverblijf marginaal zal toenemen. Dat betekent dus dat deze wetgeving eigenlijk maar een marginaal verschil zal maken bij het verhogen van de vaccinatiegraad of voor de kans van een uitbraak. Overigens is de uitbraak op een vaccinatieloos kinderdagverblijf veel ernstiger en de facto wil je dus geen kinderdagverblijf met ongevaccineerde kinderen, omdat een uitbraak daar harder aankomt dan bij een kinderdagverblijf met een mix van gevaccineerde en ongevaccineerde kinderen.
Ik zou graag de vragen aan de staatssecretaris willen herhalen die de fractie van GroenLinks zojuist heeft gesteld. Ik sluit af met de prangende vraag hoe we dit wetsvoorstel moeten zien in het licht van de vaccinaties tegen COVID-19.
Ik kijk met belangstelling uit naar de antwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Gerkens. Dan is nu het woord aan mevrouw Prins namens de fractie van het CDA.