Verslag van de vergadering van 19 april 2022 (2021/2022 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.42 uur
De heer Verkerk i (ChristenUnie):
Voorzitter. Ook ik wil beginnen met een woord van dank aan de initiatiefnemers. Het is vaker gezegd: zij hebben al een lange reis achter de rug. Ze zitten nu dicht bij het doel. Als je naar het debat kijkt, is het nog maar de vraag of dat doel wel of niet bereikt gaat worden. Ik dank ook de minister voor de heldere antwoorden, ook op de vragen die onze fractie heeft gesteld. Dat geldt ook voor de staatssecretaris. Dank daarvoor.
Voorzitter. Toen wij in de fractie mijn conceptbijdrage bespraken, hebben we gezegd: laten we met een stukje openheid het debat ingaan en hier en daar aangeven dat wij wat twijfelen aan de interpretatie van de stukken die wij hadden en de interpretatie van onszelf. Dat is vooral omdat er een stuk sympathie in dit wetsvoorstel zit, want het gaat over kinderen. Heel concreet: het gaat over onze eigen kinderen en kleinkinderen. Als ik naar het debat kijk, dan ben ik toch een beetje op en neer gegaan in mijn gedachten. Toen ik de eerste stukken van de verdediging hoorde, dacht ik: hé, ik ga twijfelen. Toen ik later weer de argumenten van de regering hoorde, dacht ik: hé, is het wel terecht dat ik ga twijfelen? In ieder geval gaan wij als fractie ook onze mind opmaken.
Ik wil wel een paar punten noemen. Voor mij blijft echt de vraag staan of deze wet nodig is. Biedt deze wet een juiste basis? Het valt op dat de regering een heel ander antwoord heeft gegeven dan de initiatiefnemers. Ook daartoe zullen wij ons verhouden. Ik weet niet of er een echte of ultieme waarheid bestaat.
Of het een goed instrument is, is voor mij ook een heel eerlijke vraag. Dat heeft ook te maken met het feit dat "one size fits all"-instrumenten gewoonweg niet werken. Dat weten we zo langzamerhand. De staatssecretaris heeft verteld over een aantal experimenten in Barneveld en in achterstandswijken. Ik heb ook begrepen dat dat ook beleid gaat worden. Wil hij ook toezeggen dat dat beleid gaat worden? Ik moet eerlijk zeggen dat ik daar meer vertrouwen in heb.
Dan was er de opmerking van de initiatiefnemers: als je dit niet steunt, dan vraag je eigenlijk om meer verplichte maatregelen. Ik was daar wat ongelukkig mee toen ik dat hoorde, want een aantal kritische opmerkingen van deze Kamer hadden niet te maken met intenties, ook niet met de politiek, maar met de wet zoals die er ligt. Ik erken dat, als het om de bescherming gaat, je micro-effecten hebt, maar het eerlijke antwoord is dat je ook macro-effecten hebt. Ik ga niet armpje drukken over de vraag wie het beste statistiek kent. Dat is uw bedoeling niet, noch die van mij, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat, als ik het RIVM-rapport lees, ik er niet van overtuigd ben dat deze wet op iets meer macroniveau een positieve bijdrage gaat leveren.
Ten slotte maakt het gegeven dat covid een onderdeel van het Rijksvaccinatieprogramma is, ons wat ongerust. Ik zal u ook zeggen waarom. In de bijdrage aan de coviddebatten heeft onze fractie vaak benadrukt dat wij de communicatie uitermate belangrijk vinden, omdat wij de groter wordende maatschappelijke tegenstellingen heel ongelukkig vinden. Wij vinden dat slecht voor het "samen" van de samenleving. Wij hebben gezien dat, ondanks het feit dat de regering de laatste tijd beter heeft gecommuniceerd op dit punt, de polarisatie eerder is toegenomen dan is afgenomen. Dat betekent dat, als we eerlijk moeten zeggen dat covid hieronder valt, ik voorlopig niet gerust ben dat dit overall leidt tot een hogere vaccinatiegraad. Ik zou aan de initiatiefnemers willen vragen om hierop te reflecteren.
Als laatste toch nog even de volgende opmerking. Ik heb al eerder tegen de heer Van Strien gezegd dat ik ook meedenk met de belangen van de PVV-stemmers. Maar als ik toch even kijk naar als deze wet wordt aangenomen … 29% van de PVV-stemmers is niet-gevaccineerd en 85% van de Forum voor Democratiestemmers — ik denk ook even aan de achterban van de heer Van Pareren. Dan vraag ik me af: als deze wet geldt voor covid, zullen met name deze stemmers benadeeld worden. Dat is iets wat ik ook niet zou willen.
De voorzitter:
Daarmee bent u aan het eind van uw inbreng?
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Haast. Nog een paar zinnen.
De voorzitter:
Maakt u 'm af.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Als ik naar het slot ga kijken, brengt mij iets aan het twijfelen. Daarover gaan wij in de fractie in gesprek. Dat is het feit dat de regering heeft aangegeven, en ik deel dat wel, dat er toch allerlei vragen zijn rond het primaire en secundaire doel van deze wet. Ik ben wel gevoelig voor het punt van "alle beetjes helpen", maar of al die beetjes, de meer wettelijke vragen en de uitkomstvragen, van deze wet goed in balans zijn? Ik twijfel daarover.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Verkerk. De heer Van Pareren, namens de Fractie-Nanninga.
De heer Van Pareren i (Fractie-Nanninga):
Ik wil even in herinnering roepen dat ik op dit moment in de Fractie-Nanninga zit en daar ook zal blijven zitten. Ik betreur het dat uw eerlijkheid, waarschijnlijk door het late uur nu, u zo grimmig maakt. U bent niet prettig in de omgang nu. U bent geïrriteerd. Ik zou u willen vragen om uw zaken beter te brengen.
De voorzitter:
Nou, dat is een advies.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Dat is een oordeel. Als de heer Van Pareren dat oordeel uitspreekt, zal ik toch ook een keer even rustig in de spiegel kijken. Ik moet zeggen dat dit absoluut niet mijn bedoeling was. Ik heb ook steeds met argumenten mijn verhaal gehouden. Ik kan niet meer zeggen dan dit.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw … aan de heer Van Pareren, namens de Fractie-Nanninga.
De heer Van Pareren (Fractie-Nanninga):
Daar ben ik weer even. U had het over argumenten, maar u heeft geen enkel argument gebruikt. U komt met een losse opmerking, dus dat is geen stijlvolle manier van praten. U kunt zich wel eruit praten, maar ik vind dit zeer beneden peil.
De voorzitter:
Nu wordt het een persoonlijk feit. Dat is hier niet op z'n plek. Dat is ook beledigend, dus ik wens niet dat u een collega op die manier aanspreekt. Ik geef u ook niet meer het woord om nog een interruptie te plegen. Dit was het, meneer Van Pareren. Meneer Verkerk, dank u wel.
Ik geef nu het woord aan mevrouw De Bruijn-Wezeman namens de fractie van de VVD.