Verslag van de vergadering van 17 mei 2022 (2021/2022 nr. 28)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 19.48 uur
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de gegeven antwoorden. Ik begon mijn bijdrage in de eerste termijn met te zeggen dat grondrechten in een kluis thuishoren en niet in een gereedschapskist, met de sleutel van die kluis bij het parlement. Het inperken van grondrechten mag nooit wennen. Het moet dat steentje in de schoen zijn dat bij iedere stap voor ongemak zorgt. Je moet er permanent aan herinnerd worden dat je er ook weer vanaf wil. Het gevoel bij mijn fractie is in ieder geval dat dit ongemak, dat steentje in de schoen, bij iedere verlenging steeds iets minder is geworden. Dat is niet hoe het zou moeten zijn. Wat mijn fractie betreft moeten we terug naar het initiële ongemak bij nieuwe maatregelen die grondrechten inperken. Ik herhaal nog maar eens dat ik niet uitsluit dat er nieuwe maatregelen nodig zijn, maar die kunnen we nemen met de kennis en ervaring van nu die we hebben opgedaan. We hoeven niet meer alles opnieuw uit te vinden. Het is een nieuw begin waarbij we tijdelijk dan ook echt tijdelijk laten zijn en waarbij de bepalende zeggenschap voor het parlement goed is geregeld.
In de brief van de minister van 4 mei, waarin hij vooruitblikt op de aanpassing van de Wpg in de eerste tranche, zegt hij dat daadwerkelijke maatregelen alleen bij ministeriële regeling zullen worden toegestaan met betrokkenheid van het parlement. Ergens anders gaat het over "beslissen", maar die betrokkenheid van het parlement vind ik toch echt te vaag. Ik wil de minister dus twee dingen meegeven in de aanloop naar 1 september. Ten eerste herhaal ik nog een keer mijn oproep die ik in eerdere debatten ook aan andere ministers heb gedaan, namelijk dat het parlement bestaat uit de Tweede en Eerste Kamer. Dus schrijf alleen "parlement" als u ook daadwerkelijk de Tweede en Eerste Kamer bedoelt. We hebben te vaak meegemaakt dat er staat: er is een mogelijkheid voor de Tweede Kamer om iets te doen, dus het parlement is daarbij aan zet. Nee, dan is op zijn best een deel van het parlement aan zet. Het parlement is dus de Tweede én Eerste Kamer. De Tweede Kamer is de Tweede Kamer en de Eerste Kamer is de Eerste Kamer. Ik vraag op dat punt om zuiverheid, want ik heb in het vorige debat daarvan verschillende voorbeelden aangedragen. Ik vraag de minister dus om daar helder in te zijn. Betrokkenheid, zoals ik al zei, is voor mijn fractie te vrijblijvend als het geen zeggenschap behelst. Dat wil ik de minister vast meegeven richting 1 september.
Voorzitter. Ik sluit als volgt af. Als vanavond de Twm ophoudt te bestaan, dan houdt daarmee niet de mogelijke noodzaak tot maatregelen op te bestaan. Op basis van bestaande instrumenten en waar nodig op basis van tijdelijke noodwetgeving zullen de maatregelen die noodzakelijk zijn, genomen moeten worden. Laat daar geen misverstand over bestaan. Maar deze Tijdelijke wet maatregelen covid-19 krijgt vandaag wat mijn fractie betreft de status die de wet op dit moment verdient: tijdelijk en eindig.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan de heer Otten namens de Fractie-Otten.