Verslag van de vergadering van 24 mei 2022 (2021/2022 nr. 29)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.05 uur
De heer Van der Linden i (Fractie-Nanninga):
Voorzitter. Verkiezingen zijn het feest der democratie. Verkiezingen winnen — ik meen er iets van te weten — komt in de basis neer op twee pijlers: goede ideeën en goede mensen. Natuurlijk doen ook de marketing en de campagne ertoe, maar zonder goede ideeën en goede mensen kun je campagne voeren wat je wil, maar dan wordt het niks.
Vandaag behandelen wij een experimentenwet die een van de twee basispijlers onder de verkiezingen wat geweld aandoet, namelijk de pijler goede mensen. De voorliggende wet introduceert een kiesformulier dat wat wegheeft van een sudokupuzzeltje. De kiezer moet twee nummertjes bij elkaar zoeken om te stemmen. De kandidaat-volksvertegenwoordigers prijken niet langer met hun naam op het formulier, maar worden een leeg bolletje. U merkt het al: wij zijn niet zo enthousiast.
Het vertrekpunt of de probleemstelling bij deze wet is in onze ogen onjuist. In de toelichting op de wet wordt gesteld dat het huidige stembiljet te groot zou zijn en daardoor lastig te hanteren.
Voorzitter. Allereerst is het onzes inziens positief als een stemformulier erg groot is. Dat betekent namelijk dat er veel te kiezen valt: een groot aantal partijen en een groot aantal kandidaat-volksvertegenwoordigers strijden om de gunst van de kiezers. Groot is in dit geval dus goed.
Het tweede punt was dat het huidige formulier lastig te hanteren zou zijn. Wij betwijfelen of dit een breed gedragen gevoel is. Ik spreek regelmatig kiezers. "Doe nou eens wat aan dat moeilijk hanteerbare stembiljet" staat niet in het linkerrijtje van gespreksonderwerpen. Sterker nog, ik heb dat werkelijk nog nooit van een kiezer gehoord.
De drie belangrijkste argumenten voor dit nieuwe formulier loop ik nog even na. Het eerste argument is het telgemak. Dat is een serieus punt. Een uitvouwbaar formulier tellen kost tijd, zeker als het groot is en zeker na een lange dag in het stemlokaal. Hoewel begrijpelijk, zijn er in onze ogen alternatieven om die tijd te beperken, namelijk een goede telstrategie met goede instructies en voldoende stemlokalen met een behapbare capaciteit en een goede bezetting. Ik wil ook wijzen op bijvoorbeeld het CRAFT-telsysteem dat veel gemeenten toepassen. Ik heb in mijn eigen gemeente nagevraagd hoe het ging bij de afgelopen verkiezingen. Door de formulieren met een gestructureerde methodiek te tellen, hebben zij uren besparing gerealiseerd ten opzichte van de keren dat ze dat niet deden. Mijn vraag aan de minister is of zij bekend is met dit systeem en of zij het met onze fractie eens is dat, door daar de aandacht op te vestigen, zonder wetsvoorstel ook al ontzettend veel winst kan worden geboekt.
Dan het tweede argument voor deze wet en dit formulier. Dat is betrouwbaarheid. Het nieuwe telformulier zou leiden tot gestructureerdere telling en vermindering van de kans op fouten. Onlangs waren telfouten twee maanden het gesprek van de dag in de gemeente Maassluis. Een verschil van slechts twee stemmen bepaalde in die gemeente of de laatste zetel naar Leefbaar Maassluis of de Verenigde Senioren Partij ging. Er werd twee keer herteld. Na de eerste telling verschoof inderdaad de zetel. Ik vroeg me bij de behandeling en de voorbereiding van dit voorstel af of deze kwestie anders zou zijn verlopen met dit experimentele telformulier. Ik durf die stelling niet aan. Bij zulke kleine verschillen is het altijd spannend met telfouten. Misschien kijkt de minister daar anders tegen aan.
We hebben nog een kanttekening bij de betrouwbaarheid. De vraag is of dat grote uitvouwformulier de betrouwbaarheid van het tellen niet juist ten goede komt. Iedere burger in onze democratie kan en mag de tellingen bijwonen. Het handmatig uitvouwen en stapelen van die grote formulieren is voor hen heel goed te volgen en te controleren, juist omdat dat langzaam en handmatig gaat. Is een groot formulier dus niet juist betrouwbaarder?
Het derde argument voor dit wetsvoorstel is herkenbaarheid. Dat gaat vooral over de logo's van partijen. De nieuwe stembiljetten die worden voorgesteld, bieden de mogelijkheid om logo's van partijen te vermelden. Dat zou de herkenbaarheid ten goede komen, zeker ook voor laaggeletterden. Daar heb ik ook nog een vraag over aan de minister. Is daar nu echt deze wetswijziging voor nodig? Is het echt niet mogelijk dat logo's ook binnen de huidige wettelijke kaders worden toegevoegd, dus op de huidige kiesformulieren?
Voorzitter. Dat zijn de belangrijkste argumenten voor dit wetsvoorstel: telvriendelijkheid, betrouwbaarheid en herkenbaarheid. Maar daar valt, zoals ik aangaf, behoorlijk wat op af te dingen. Tegenover die argumenten voor staan een aantal belangrijke kanttekeningen. Ik noem er drie. Punt één is de herkenbaarheid. Mensen worden, zoals ik in mijn inleiding al aangaf, in het nieuwe formulier toch wat gereduceerd tot nummers, tot bolletjes. Hun naam prijkt niet langer op het stemformulier. Dat doet toch wat, denken wij, met mensen die zich na wikken en wegen beschikbaar stellen als kandidaat-volksvertegenwoordiger. Mensen willen, in onze beleving, op mensen stemmen en niet op nummers.
Dan de tweede kanttekening: betrokkenheid. Mijn fractie acht het waarschijnlijk dat het verwijderen van de namen van mensen van kieslijsten de afstand tussen kiezer en gekozene juist vergroot en de betrokkenheid vermindert. "Hij of zij krijgt mijn stem" werkt, denken wij, toch minder overtuigend als er geen namen meer op de formulieren erbij staan.
De derde kanttekening betreft de bedoeling. Door het reduceren van politici, kandidaat-volksvertegenwoordigers, tot nummers wordt de macht van politieke partijen vergroot. Grondwettelijk gezien is er geen rol weggelegd voor partijen zoals de rol waarin dit experiment voorziet. Volksvertegenwoordigers hebben het primaat ten opzichte van politieke partijen. In de Grondwet worden politieke partijen nota bene niet eens genoemd. De Kiesraad uitte al eerder haar zorgen over dit systeem, omdat het ontbreken van een stem voor een specifieke kandidaat tot een stem voor de lijststrekker zal leiden. Dat is toch een grote stap op weg naar een partijstem, boven een stem op een individuele kandidaat-volksvertegenwoordiger.
Voorzitter. Deze experimentwet doet afbreuk aan de herkenbaarheid, betrokkenheid en de bedoeling van de huidige wijze waarop wij volksvertegenwoordigers in Nederland kiezen. Mijn fractie is van mening dat deze nadelen veel wezenlijker en veel fundamenteler zijn dan de vooral praktische voordeeltjes zoals bijvoorbeeld telgemak. Wij zijn voor democratische vernieuwing, maar kritisch over dit experiment.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Linden. De heer Koole heeft nog een vraag aan u. De heer Koole, namens de Partij van de Arbeid.
De heer Koole i (PvdA):
Ik zou de heer Van der Linden iets willen vragen. Hij heeft een heleboel opmerkingen en kanttekeningen gemaakt bij het wetsvoorstel. Vaak hoorde ik de zinsnede ertussen "denken wij", "vermoeden wij". Nu is dit een experimenteerwet. Zou je niet juist vóór dit wetsvoorstel moeten stemmen om zekerheid te krijgen over die vermoedens en of die terecht zijn? Experimenten kunnen immers uitwijzen of de kiezers de kandidaten dan inderdaad als nummers gaan zien, of niet, of dat het meevalt, of inderdaad de herkenbaarheid slechter wordt of misschien wel beter. Daarvoor wordt er geëxperimenteerd. Het gaat niet om de definitieve invoering van een bepaald stembiljet, maar om een experiment.
De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):
Ik weet niet of je, als je zo'n experiment gaat doorvoeren, ook echt heel hard de conclusie kunt trekken dat kiezers de kandidaten niet meer als mensen zien maar als nummers. Dat is ons vermoeden. Dat is onze mening. Wij denken dat het experiment daarvoor niet nodig is. Als je het experiment wel doet, is het trouwens nog steeds twijfelachtig of je dan echt keihard feitelijk kan aantonen dat dat het gevolg daarvan is. Wij zouden daarom onze tijd en energie niet willen steken in dit experiment, maar juist in het verbeteren van telsystemen, telstrategieën en het ondersteunen van stembureaus, bijvoorbeeld in de sfeer van vergoedingen voor mensen in een telbureau, ondersteuning aan hen en dat soort zaken. Daar zien wij echt meer in.
De heer Koole (PvdA):
Nu hebben de organisaties voor mensen met een beperking sterk aangedrongen op het aannemen van deze wet. Dat doen ze natuurlijk niet voor niets. Nu is niets zeker. In de voorfase zijn er, zo heb ik begrepen, al allerlei proeven gedaan, maar dat was natuurlijk niet in het echt. Nu wordt er gezegd: in een paar experimenteergemeenten gaan we dat onder bepaalde condities bij echte verkiezingen proberen, om juist antwoorden te krijgen op zaken waar misschien nog enige twijfel over is. Nu zegt de heer Van der Linden: dat is niet nodig. Maar hij zou ook kunnen zeggen: laten we maar eens zien; als het inderdaad niet oplevert wat wij willen, stemmen wij uiteindelijk tegen een voorstel waar het experiment toe zou leiden, als dat er ooit nog komt.
De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):
Ik heb dat niet genoemd bij de top drie argumenten, maar een verbetering voor mensen met bijvoorbeeld een visuele beperking is zeker wel een belangrijk argument om maatregelen te nemen. Nu is het wel zo dat er op dat gebied al ontzettend veel gebeurt — dat heb ik zelf gezien, ook in mijn eigen gemeente — met soundboxen, met systemen, met training vooraf, met voorlichting. Ik zie daar heel veel kansrijke ontwikkelingen. Mijn fractie is dan ook van mening dat we daarmee door moeten gaan. Maar deze wijziging vinden wij wel heel zwaar, met dit hele nieuwe formulier. Dat heeft een aantal nadelen, voor dat ene voordeel waar wij het inderdaad ook wel mee eens zijn.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Koole.
De heer Koole (PvdA):
Dan constateer ik dat de mogelijke nadelen inderdaad heel zwaar zijn. Ik zou vragen: waarom niet het voordeel van de twijfel gunnen? Die twijfel kun je testen in een experiment.
De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):
Het is de eerste termijn. Ik heb de kanttekeningen van mijn fractie gegeven, maar het debat is nog niet afgelopen. Wij gaan luisteren naar de argumenten, ook die van de heer Koole.
De heer Van Hattem i (PVV):
Van die laatste zinsnede vraag ik mij eigenlijk meteen al af: kan het nog gebeuren dat de fractie-Nanninga hier alsnog voor de wet gaat stemmen? En onder welke voorwaarden zou dat dan zijn? Ik had nog een andere vraag, die duidt op het tweede wetsvoorstel dat hier op tafel ligt, namelijk de stembiljetten voor kiezers in het buitenland. Die krijgen op dezelfde wijze een lijst met alleen de partijnamen met eventueel de logo's en nummertjes. Is voor de heer Van der Linden het argument dat geldt voor de experimentwet, ook van toepassing op de andere wet?
De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):
Ja. Op de eerste vraag is het antwoord: we gaan gewoon wel goed luisteren en als er echt fantastische nieuwe inzichten hier in het debat worden gedeeld, dan zijn wij altijd bereid om onze mening te heroverwegen. Maar onze basishouding is niet enthousiast. De argumenten die ik net noemde voor het belangrijkste punt dat hier voorligt, gelden inderdaad ook voor dat tweede voorstel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Doornhof namens de fractie van het CDA.