Verslag van de vergadering van 7 juni 2022 (2021/2022 nr. 32)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.37 uur
Mevrouw Stienen i (D66):
Voorzitter. Op 22 februari leidde ik in deze plenaire zaal de Oekraïense parlementariër Yevheniia Kravtchuk rond. Zij was hier voor een onderzoek over de rol van vrouwen in rechtvaardigheid, veiligheid en vredesorganisaties voor de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. Ik vertelde haar over de geschiedenis van onze democratie, onze rechtsstaat en over onze actieve rol in de Europese Unie. Zij luisterde en keek tegelijkertijd voortdurend op haar telefoon, want ze was ongerust over wat er in haar land stond te gebeuren. Twee dagen later, in de ochtend van 24 februari, werd ik wakker met appjes van Yevheniia over bombardementen in haar eigen stad en de steden van Oekraïne. Het waren appjes met beelden van Russische bombardementen.
Net als bij de collega's is ook voor D66 de oorlog een centraal thema in onze bijdrage aan dit debat. Juist in het licht van die oorlog wil ik namens D66 drie belangrijke doelstellingen voor onze democratische samenleving centraal stellen in ons verhaal. Het zijn drie doelstellingen die wij ook in de Staat van de Unie herkennen. De eerste is de belofte van vrijheid in verbondenheid in vrede en welvaart. De tweede is de bescherming van de burger en het bieden van veiligheid in een wereld van botsende ideologieën. De derde is de beschaving die wij in Europa willen koesteren en beschermen tegen interne en externe bedreigingen. Deze doelstellingen kunnen we voor onze burgers realiseren doordat ons land als lid van de Europese Unie en als verdragspartij van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens onderdeel uitmaakt van een politieke en economische waardegemeenschap. De internationale rechtsorde is een lichtpuntje in donkere dagen.
Ik heb deze bijdrage voorbereid met mijn collega Joris Backer, die ik vandaag mag vervangen. Graag vraag ik meteen namens hem hoe het staat met de verdere uitvoering van de motie-Backer uit 2020 over de bredere welvaartsanalyse van het EU-lidmaatschap voor Nederland.
Toen ik zelf nog als diplomaat werkte, droeg ik met trots uit dat mensenrechten de basis zijn voor duurzame stabiliteit. Om in de woorden van de voorganger van minister Hoekstra, zijn partijgenoot Maxime Verhagen — als hij toch zou horen dat ik hem citeer in de Eerste Kamer; wil iemand dat aan hem doorgeven? — te spreken: mensenrechten gelden voor iedereen, overal en altijd. Dat waren nog eens tijden. Poetin ziet dat in elk geval anders. Dat is wel duidelijk. Al jaren schendt Poetin de territoriale integriteit van het buurland Oekraïne. Denk aan de annexatie van de Krim en de oorlog in Oost-Oekraïne met het neerhalen van MH17. Intussen was Rusland de grote steunpilaar van Bashar Al-Assad bij de misdaden tegen zijn bevolking in Syrië. Onze collega's hebben dit al gevraagd, maar ik stel ook de vraag aan de minister: wat hadden we toch anders kunnen doen in de relatie met Rusland?
De belofte van vrijheid in verbondenheid met uitzicht op een beter leven en vrede en welvaart is voor de Oekraïense bevolking op losse schroeven komen te staan. Voor D66 heeft de Oekraïense bevolking daar evenveel recht op als wij allemaal. De bescherming waarop veel inwoners van Oekraïne hadden gehoopt vanuit de NAVO, ontbrak. Daar zijn natuurlijk redenen voor — denk aan de nucleaire dreiging — maar daar heeft deze bevolking weinig aan. De politieke bescherming in de vorm van politieke solidariteit was en is wel getoond door de Europese Unie, zelfs in opmerkelijke eenheid en zelfs resulterend in financiering van militaire uitgaven door de EU. Is de minister van oordeel dat Nederland een evenredige bijdrage levert aan militaire leveranties? Zo niet, wat zou dan de volgende stap kunnen zijn? Welke risico-inschatting maakt het kabinet daarbij?
Op het slagveld is de beschaving die we op dit continent dachten te kunnen koesteren, een flinterdun laagje gebleken. Het heeft er alle schijn van dat oorlogsrecht — dat codificeert nog het minimum aan menswaardige omgang met elkaar in tijden van oorlog — met de voeten is getreden bij het optreden van het Russische leger in de gebieden rond onder andere Kiev, Boetsja en Marioepol. Ik kom hier later nog op terug. De minister is ter plaatse geweest en heeft ongetwijfeld een geïnformeerd beeld van welke opties president Zelensky nog ter beschikking staan om zijn land te verdedigen. Wat is de inschatting van de minister van de keuzes voor Oekraïne, naast het gevecht tot het bittere einde voeren? Welke keuzes ziet de minister voor Rusland? Ik besef dat dit grote vragen zijn. We hebben geen eenduidig antwoord, maar in zo'n debat moeten we met elkaar toch een onderzoekende houding hebben. Wat kan de EU daarin op korte termijn voor Oekraïne betekenen? Hoe ziet de minister de kritische reactie van Zelensky op het uitblijven van heldere steun vanuit Nederland voor de aspiraties van zijn land om in de toekomst lid te kunnen worden van de Europese Unie? En welke inzet vindt de regering dat de EU richting Rusland moet hebben?
Voorzitter. Er waren minstens drie gebeurtenissen nodig om het naar binnen gekeerde politieke debat in ons land voor het eerst echt anders te kunnen voeren dan we het afgelopen decennium met elkaar hebben gedaan. De vraag is of 2022 voor onze kinderen en kleinkinderen zal gaan klinken als 1914, 1933, 1940, of als een nieuw keerpunt — zeg maar een Zeitenwende, zoals de oosterburen dat zo mooi noemen — waarin we ondanks de donkere dagen van oorlog en crisis de boemerang van de geschiedenis wisten op te vangen en echt zorgden voor bescherming en koestering van de Europese waarden en beschaving, waarbij de Europese samenwerking een lichtpuntje bleek te zijn.
Ik opende met de oorlog in Oekraïne, maar er zijn minstens nog twee andere gebeurtenissen die veel mensen slapeloze nachten bezorgen: de gevolgen van de coronapandemie en de klimaatcrisis. Ik moest vorig jaar mijn moeder en mijn dochter bellen of zij geëvacueerd moesten worden in Maastricht en Roermond, en dan komt het wel echt heel dicht bij huis. Wat de Russische oorlog in Oekraïne, de coronapandemie en de klimaatcrisis gemeen hebben, is dat zij onze eigen kwetsbaarheid in beeld brengen. Het is aan ons om vertrouwen op te bouwen dat de ongeëvenaarde veerkracht die soms onzichtbaar is in onze Europese samenwerking, nu veel beter benut gaat worden om samen de uitdagingen aan te gaan. Dat was al zichtbaar in de coronapandemie. In dit kader vraag ik de minister wat de status is van de Nederlandse aanvraag voor gelden uit het coronaherstelfonds.
Tot groot genoegen van de fractie van D66 was het fundament voor een actiever Europabeleid in het regeerakkoord van het kabinet-Rutte IV expliciet al vastgelegd. Zowel minister Kaag als minister Hoekstra ging naar Maastricht — dat vind ik altijd leuk als Limburgse — voor toespraken om het kabinetsbeleid toe te lichten. Inderdaad een goed moment: dertig jaar na het sluiten van het Verdrag van Maastricht. Er was een ondersteunende, meer flexibele opstelling van minister Kaag bij de vervolgfase van het Stabiliteits- en Groeipact voor de postcoronaperiode. We zijn ook blij met de constructieve speech van minister Hoekstra over verdere politieke en strategische samenwerking in de EU. Andere collega's hebben al gevraagd naar het vervolg van de burgerraden en de conferentie over de toekomst van Europa. Ook mijn fractie hoort hier graag meer over. In de YouTube-registratie van de speech van de minister viel mij op dat hij na afloop, in het gesprek met het publiek in de zaal, zelf heel positief was over de mogelijkheden die dit vervolg zou kunnen bieden.
De Russische oorlog in Oekraïne heeft aan de voorzichtige bewoording van het regeerakkoord plotseling een geheel nieuwe geopolitieke dimensie toegevoegd aan dat actievere Europabeleid. Het doet mij denken aan wat Loesje schreef: het is zo donker dat ik overal lichtpuntjes zie. De fractie van D66 ziet hierin een passend motto voor de Oekraïners, de rest van de Europese samenleving en zeker ook voor onszelf. We vragen ons af of de oorlog het eurekamoment was voor minister Hoekstra. Was dat het moment waarop hij zich realiseerde dat de strijd in Oekraïne in de kern om een groter thema gaat dan alleen een oorlogsdaad, dat Europa zich als democratisch continent moet verdedigen tegen een nietsontziende autocratie? Was dit ook het moment dat de minister zich realiseerde dat daarvoor veel verdergaande samenwerking in de EU nodig is dan de Nederlandse regering tot dan toe wenselijk en mogelijk achtte?
Mijn fractie hoort dan ook graag hoe de minister de volgende stelling in het jaarverslag 2021 van de Raad van State ziet. Ik citeer: "Deze oorlog dwingt ons het belang en de waarde van de internationale rechtsorde goed te doordenken. Een robuuste internationale rechtsorde is niet alleen van belang in tijden van oorlog, maar zeker ook in vredestijd."
De versterkte strategische en defensiesamenwerking in de EU ziet mijn fractie als een lichtpuntje zowel voor de Nederlandse burgers als op termijn ook voor de Oekraïense burgers. Dan zal die samenwerking binnen de Europese landen van de NAVO ook betere taakverdeling en inkoop van militair materieel moeten inhouden en niet alleen verhoging van defensiebudgetten met behoud van inefficiënties die er nu nog steeds zijn. Mijn fractie hoort graag meer over wat de minister in zijn Maastrichtspeech een defensieve drieslag noemde: meer investeren, meer specialiseren en veel beter samenwerken. Wat betekent dit in de praktijk? En waar halen we de mensen vandaan om dit uit te voeren? Welke mogelijkheden voor betere EU/NAVO-samenwerking bieden de militaire samenwerking met Duitsland, de mogelijke toetreding van Finland en Zweden tot de NAVO en de veranderende houding van Denemarken ten opzichte van Europese defensiesamenwerking? En, niet onbelangrijk, hoe voorkomen we dat Erdogan de EU juist nu in gijzeling gaat nemen in deze situatie? Natuurlijk zijn er alleen al door de kwetsbaarheid van gas en de geografische ligging nuanceverschillen voor al deze landen, maar het besluit van deze landen tot verdieping van samenwerking illustreert hoe onjuist de inschatting van de Russische president is geweest dat de EU verdeeld zou raken en dat de lidstaten elk hun eigen belangen zouden gaan najagen. Dat vindt mijn fractie ook een lichtpunt.
Ongewild heeft de inval van de grote olie- en gasproducent Rusland de vele afnemers geconfronteerd met hun kwetsbaarheid. Ondanks de moeilijke energietransitie met stijgende energieprijzen, die huishoudens en bedrijven treffen, en snel oplopende inflatie, ziet mijn fractie hier ook een lichtpunt, namelijk de urgentie voor de Europese burgers en onze regering, en dan met name minister Jetten, van het snel versnellen van de noodzakelijke transitie. In deze context hoort mijn fractie graag van de minister wat dan de lessen zijn uit de aanbevelingen van sanctiecoördinator Stef Blok voor betere EU-samenwerking als het gaat om sanctiemaatregelen.
Andere collega's hebben het ook al genoemd en ook wij zien er een lichtpunt in dat de regering bereid is om de unanimiteitsregel voor bepaalde besluiten in de Europese Raad in te wisselen voor een meerderheidsbesluit. Dit vinden wij hoognodig om de Europese solidariteit in stand te kunnen houden. Wat gaat Nederland dan hierin doen?
Als het gaat om bescherming en beschaving, is mijn fractie verheugd over de enorme solidariteit die er in Europa is voor de opvang van Oekraïense ontheemden. Dat geldt zeker voor de buurlanden van Oekraïne, zoals Polen en Moldavië. Tegelijkertijd heeft mijn fractie wel een ongemakkelijk gevoel bij het groene licht dat de Europese Commissie heeft gegeven voor de miljarden die Polen kan krijgen uit het Europese Herstelfonds. Is er dan daadwerkelijk iets verbeterd in de waarborgen voor de rechterlijke macht in Polen om onafhankelijk het werk te blijven doen? Enerzijds snapt mijn fractie het dilemma van de Commissie nu Polen zo veel Oekraïners opvangt, maar aan de andere kant wekt de Commissie hiermee ook de indruk dat er over de principes van de rechtsstaat valt te onderhandelen. Wat is de positie van de Nederlandse regering over dit besluit van de Commissie en hoe ziet de minister de positie van Von der Leyen nu vijf leden van haar Commissie het niet eens zijn met deze steun aan Polen?
Voorzitter. Mijn fractie onderschrijft de inzet van de Nederlandse regering op gerechtigheid en onderzoek naar oorlogsmisdaden in Oekraïne. Ook wij zien een belangrijke rol voor het Internationaal Strafhof. Hoe schat de minister de bereidheid van Oekraïne in om zelf partij te worden bij het Verdrag van Rome? Als het gaat om het beschermen van onze beschaving vraag ik in het bijzonder aandacht voor de berichten dat de Russische soldaten verkrachting als oorlogswapen inzetten tegen Oekraïense vrouwen en meisjes. We horen dat ook mannen en jongens hier slachtoffer van worden. Uit andere oorlogen en conflicten weten we dat als er aandacht is voor gendergelijkheid in de nasleep van conflicten, de kans op een duurzame vreedzame oplossing groter wordt. Op welke wijze kan Nederland hierin binnen de EU een rol spelen?
Ook hier zien wij een lichtje in de duisternis, want mijn fractie is verheugd over het besluit van het kabinet van 13 mei jongstleden om in te gaan zetten op een feministisch buitenlandbeleid, net zoals andere landen binnen de EU, zoals Zweden, Duitsland en Frankrijk, dat al hebben gedaan. Even voor de kijkers thuis citeer ik hier graag Margot Wallström, die zei: zolang 50% van de wereldbevolking minder toegang heeft tot onderwijs, werk, gezondheid en politieke participatie, moet je daarop inzetten zodat iedereen een betere toekomst kan krijgen. Dit besluit kwam naar aanleiding van vragen van onze fractie over de gezamenlijke mededeling inzake het EU-genderactieplan dat het ministerie van BZ een rapport heeft laten maken dat aan de basis ligt van dit besluit. De brief en het rapport roepen nog wel wat vragen op; daar gaan we nog schriftelijk verder op in.
De Staat van de Unie bevat een uitgebreide alinea over gendergelijkheid, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en gelijke rechten voor lhbti-personen. Uit de conclusies van mijn rapport The gender dimension of foreign policy, dat ik voor de parlementaire assemblee van de Raad van Europa schreef, blijkt dat een feministisch buitenlandbeleid alleen succesvol kan zijn als ministers de politieke wil tonen zich actief in te zetten voor dit beleid. Hoe gaat de minister zich er persoonlijk voor inzetten dat dit besluit van de ministerraad breed gedragen wordt binnen alle relevante ministeries? Hoe gaat hij dit nieuwe beleid uitdragen in het publieke debat? Wat betekent dit besluit voor de inzet van Nederland op nationaal, Europees en internationaal niveau? Gezien de zorgwekkende ontwikkelingen in bepaalde EU-lidstaten als het gaat om de rechten van lhbti-personen, vraagt mijn fractie ook wat hier de inzet van Nederland is binnen de EU. Ik merk in de omgeving van de Raad van Europa dat ons land nog steeds een goede reputatie heeft als voortrekker op deze rechten maar klopt dat nog wel?
En nu we toch bij de Raad van Europa zijn: als leider van de Nederlandse delegatie van de PACE, wil ik hier kort aandacht voor vragen. De Istanbul-Conventie over het tegengaan van geweld tegen vrouwen kan een goede leidraad zijn voor het feministisch buitenlandbeleid. Hoe ziet de minister de kansen voor de belofte van meer vrijheid, bescherming van burgers en het koesteren van de beschaving op het Europese continent in de samenwerking tussen de Europese Unie en de Raad van Europa?
Ter afronding. Voor de D66-fractie zou juist in deze turbulente tijd de Nederlandse regering ervoor moeten zorgen dat de Europese Unie een lichtpunt in de duisternis biedt waar het gaat om de belofte van vrijheid en veiligheid, bescherming en beschaving voor Nederlanders en alle andere Europeanen. De fractie van D66 kijkt met belangstelling uit naar de beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Stienen. De heer Koole.
De heer Koole i (PvdA):
Ik ken mevrouw Stienen als iemand die zich altijd erg inzet voor gendergelijkheid en feministisch beleid. Nu wordt er gesproken over feministisch buitenlandbeleid. Voordat je het weet, wordt dat allemaal verkeerd verstaan. Kan mevrouw Stienen nog eens uitleggen wat feministisch buitenlandbeleid anders is dan buitenlands beleid dat gewoon heel sterk rekening houdt met de gelijkheid bij de behandeling van mensen, vrouwen maar ook anderen, en dat deze gelijkheid bevordert? Is dat eigenlijk niet een normaal buitenlands beleid dat eigenlijk altijd dat aspect zou moeten bezitten?
Mevrouw Stienen (D66):
Dank aan de heer Koole voor deze mooie vraag. Toen Margot Wallström begon als voorvechter van feministisch buitenlandbeleid kreeg ze ook best wel kritiek, ook vanuit Nederland, waarbij dan werd gezegd: we zetten ons toch al wereldwijd in voor vrouwenrechten? Maar dit gaat net iets verder. Dit gaat echt over op economisch, sociaal, militair en politiek gebied kijken naar gelijkheid voor alle genders, dus man, vrouw en alles daartussen, waarbij je ook kijkt naar hoe je dat ten aanzien van rechten, representatie en resources op een realistische manier vorm kan geven. Ik wil graag met deze zaal een cijfer delen van het Europees Instituut voor gendergelijkheid. Als je het uitrekent, kost dat geweld, genderbased violence — daar is geweld tegen vrouwen een onderdeel van — de Europese samenleving per jaar 366 miljard euro. Ik snap dus heel goed dat "feministisch buitenlandbeleid" voor sommige mensen klinkt alsof we naar de maan willen, maar als je kijkt naar wat er daadwerkelijk gebeurt, naar dit geweld achter de voordeur in onze Europese landen, dan kost dat alleen aan maatschappelijke kosten al zo veel. En dan hebben we het nog niet eens over de emotionele en psychologische kosten.
De heer Koole (PvdA):
Ik ben blij met deze hele brede uitleg. Ik vraag dan ook aan mevrouw Stienen of dat nu heel anders is dan een buitenlandbeleid dat volgens onze Grondwet is gericht op de internationale rechtsorde, en dus ook op de waarden zoals die in artikel 1 van onze Grondwet zijn verwoord. Die moeten worden nagestreefd, ook op internationaal terrein.
Mevrouw Stienen (D66):
Ik geloof er heel erg in dat alles wat je aandacht geeft, groter wordt. Ik ben ook heel blij met de aandacht van minister Hoekstra voor dit thema. Hij heeft het zelf ook weleens gezegd: ik ben een feminist. Dat voel ik ook. Ik hoop dus dat dit niet meer op pagina 35 van de plannen komt maar op de eerste pagina.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Mevrouw Stienen pleit voor een feministisch buitenlandbeleid. Maar hoe moet ik het dan zien dat uw partijleider, mevrouw Kaag, toen ze op Buitenlandse Zaken zat, gesluierd bij de ayatollah op visite ging, terwijl andere buitenlandse ministers en diplomaten, ook vrouwen, daar ongesluierd zaten?
Mevrouw Stienen (D66):
Mevrouw Kaag heeft zelf gezegd dat het in Iran een verplichting was. Zij heeft dit in dienst van Nederland gedaan. Ik weet van haar dat ze in alle andere islamitische landen waar ze op reis is geweest, nooit een sluier heeft gedragen als het niet moest. Dat kan ik trouwens ook uit persoonlijke ervaring zeggen. Waar het niet hoefde, heb ik het nooit gedaan. Maar ik vind dat mevrouw Kaag dat zelf het beste heeft gezegd. Zij trad op in dienst van de Nederlandse belangen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Maar als het dan zo verplicht was, hoe kan het dan dat de familieleden van president Trump gewoon ongesluierd bij diezelfde ayatollah op visite gingen in hetzelfde tijdslot?
Mevrouw Stienen (D66):
Ik wil het best even uitzoeken voor de tweede termijn, maar als ik goed geïnformeerd ben, was die ontmoeting niet op Iraans grondgebied maar ergens anders.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik wil graag nog een andere vraag stellen. Die gaat niet hierover, maar ik dacht: ik doe alles in één keer, als mevrouw Stienen toch klaar is. Is dat goed? Ik begrijp van wel. Dank u wel, voorzitter.
Over gendergelijkheid. De PVV vindt ook dat iedereen voor de wet gelijk is. Maar slaan we soms niet een beetje door? Kijk bijvoorbeeld naar transgendervrouwen. U heeft het vast gezien, zeg ik via de voorzitter, maar bij een zwemwedstrijd ging er een transgenderman gewoon met de eerste prijs vandoor. De vrouwen hebben dan het nakijken. Slaan we niet zover door dat we in feite vrouwen daarmee benadelen? Want een man is uiteindelijk toch anders dan een vrouw, biologisch gezien.
De voorzitter:
Blijf vooral bij de Algemene Europese Beschouwingen, mevrouw Faber. Maar dit is misschien ook wel een Europees fenomeen. Mevrouw Stienen?
Mevrouw Stienen (D66):
Ik moet eerlijk zeggen dat ik me gewoon niet genoeg verdiept heb in deze specifieke casus van sportmensen en hun capaciteiten om wel of niet hard te kunnen zwemmen. Ik gun iedereen een gouden medaille. Ik ben ervan overtuigd dat mevrouw Faber dat ook gunt aan alle sportmensen die hard werken voor hun sport. Maar ik vind wel dat we het in deze context moeten houden bij de beslissing die de regering heeft genomen om een feministisch buitenlandbeleid te doen. Daar is een bijzonder diepgaand onderzoek naar gedaan. En als je kijkt naar de enorme jaarlijkse maatschappelijke kosten van de pijn die mensen hebben van geweld dat gepleegd wordt tegen vrouwen, bij ons hier in Nederland en in heel veel andere landen, dan ben ik ongelofelijk blij dat de regering heeft besloten om zich daar ook binnen de EU-kaders hard voor te gaan maken.
De voorzitter:
Mevrouw Faber, tot slot.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik begrijp dat mevrouw Stienen daar ongelofelijk blij over is. Natuurlijk is het hartstikke mooi als vrouwen gewoon in vrijheid kunnen leven en hun ding kunnen doen, maar ik denk dat mevrouw Stienen dan ook heel erg blij is dat ze niet in een islamitisch land woont. Daar is de positie van de vrouw namelijk toch wel heel penibel.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Stienen, in de Europese context.
Mevrouw Stienen (D66):
Als wij gaan vergelijken, dan wil ik er nog wel eentje ingooien: volgens mij zijn er meer vrouwen president of premier geworden in landen met een islamitische meerderheid dan in Nederland. Wat dat betreft kunnen we dus soms ook nog wel iets leren.
De voorzitter:
Dan wordt het nu tijd om naar de volgende spreker te gaan. Dat is de heer Van Ballekom namens de fractie van de VVD.