Verslag van de vergadering van 14 juni 2022 (2021/2022 nr. 33)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.54 uur
Mevrouw De Bruijn-Wezeman i (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ja, als laatste spreker. Er zijn al heel veel gedachten gewisseld, maar ik ga dit debat toch nog eventjes afronden.
Zowel bij de eerste als bij de tweede evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap is naar voren gekomen dat de meerwaarde van de wettelijk verplichte vaste beraadtermijn, die onder andere ertoe strekt vrouwen de gelegenheid te bieden om van gespecialiseerde ondersteuning gebruik te maken bij de besluitvorming, niet kan worden aangetoond, terwijl de wettelijk vastgestelde vaste beraadtermijn wel knelpunten oplevert. De verplichte beraadtermijn kan door vrouwen als extra belastend worden ervaren. En de verplichte beraadtermijn van vijf dagen kan ertoe leiden — meneer De Vries ging er net al uitvoerig op in — dat behandelmogelijkheden worden ingeperkt, zoals bijvoorbeeld de optie voor de medicamenteuze behandeling, die slechts tot aan de negenwekengrens kan gelden. Dat betekent dat als je door die grens heen gaat, je een zwaardere vorm van zorg moet toepassen. Dat is natuurlijk niet wat wij verstaan onder goede zorg. Ook schijnt — dat blijkt ook uit interviews — de vijfdagenberaadtermijn bij de 24 wekengrens een probleem te kunnen geven.
70% van de abortusartsen, gynaecologen en verpleegkundigen geeft aan soms problemen te hebben met de vaste beraadtermijn. Ook wordt de beraadtermijn door verwijzers zoals huisartsen niet altijd op de juiste wijze toegepast. Vaak is er nog een keer een stapeling van twee keer vijf dagen.
Het besluit over abortus moet overigens nooit een overhaaste beslissing zijn, maar het verschilt per vrouw hoeveel tijd ze hiervoor nodig heeft. Het is natuurlijk ook niet zo dat er aan het moment waarop de vrouw zich bij de hulpverlener meldt niet al een periode van overdenking vooraf is gegaan. Het is vervolgens aan de arts om na te gaan of het besluit goed is overwogen en, zo niet, extra ruimte te bieden voor bedenktijd of reflectie. Dit is maatwerk en daarvoor is een flexibele beraadtermijn meer passend.
Met dit initiatiefwetsvoorstel wordt de verplichte minimale beraadtermijn van vijf dagen, zoals die is vastgesteld in de Wet afbreking zwangerschap, daarom afgeschaft. Daarvoor in de plaats wordt aan artikel 3 van de Wet afbreking zwangerschap toegevoegd dat de arts en de vrouw met inachtneming van de eisen met betrekking tot de hulpverlening en besluitvorming zoals bedoeld in artikel 5 van de Wet afbreking zwangerschap in gezamenlijk overleg een termijn vaststellen die voorafgaat aan de afbreking van de zwangerschap. Dat is wat ik zojuist in mijn interruptie het beraadproces heb genoemd. Dit past meer in de context van de behandelrelatie en van informed consent, zoals dit overal in de zorg gemeengoed is.
Voorzitter. Hiermee wordt naar het oordeel van de leden van de VVD-fractie op juiste wijze gewaarborgd dat er een zorgvuldige afweging door de vrouwen kan plaatsvinden over het besef en de verantwoordelijkheid voor het ongeboren leven en de gevolgen voor henzelf, zodat zij in ieder geval de tijd nemen voor dit overdenkingsproces. Dat is nodig. Deze wetswijziging biedt, vanwege de geboden flexibiliteit, naar het oordeel van mijn fractie juist extra waarborgen voor een zorgvuldige afweging en een optimale behandeling. Daarmee versterkt de wijziging de zorgvuldige en kwalitatief hoogwaardige abortuspraktijk, zoals wij die sinds 1984 in Nederland kennen.
Tot slot, voorzitter. In de schriftelijke vragenronde heb ik aandacht gevraagd voor het ontbreken van de evaluatiebepaling in de Wet afbreking zwangerschap. Het doet mij daarom deugd dat tijdens de stemming in de Tweede Kamer over het voorstel van de leden Ellemeet, Ploumen, Kuiken — ik denk dat het nu inderdaad mevrouw Kuiken wordt, maar dat weten we nog niet — Paternotte en Van Wijngaarden tot wijziging van de Wet afbreking zwangerschap in verband met de legale medicamenteuze afbreking van zwangerschap door de huisarts, oftewel het door de huisarts kunnen verstrekken van de abortuspil, een amendement is aangenomen dat de opname van een evaluatie in de Waz alsnog regelt.
Wanneer dat voorstel ook in deze Kamer wordt aangenomen, zal de Wet afbreking zwangerschap iedere zeven jaar worden geëvalueerd. De VVD-fractie vindt een termijn van zeven jaar wel erg lang, maar ik ga daar graag bij de behandeling van het genoemde wetsvoorstel nader op in. Voor wat betreft het in de wet opnemen van een evaluatiebepaling is het wachten op de behandeling van dat wetsvoorstel in deze Kamer. Echter, wanneer dat wetsvoorstel door deze Kamer zal worden verworpen, ontbeert de Waz nog steeds een evaluatiebepaling. In dat geval overweeg ik bij de plenaire behandeling eventueel nog een motie in te dienen, om alsnog een evaluatiebepaling in de Waz op te nemen, bijvoorbeeld via een verzamelwet.
Tot slot, voorzitter. Hiermee sluit ik helemaal af. Ik wil de minister vragen wat hij gaat doen met de overige aanbevelingen die in de tweede evaluatie zijn genoemd. Is daar al een agenda voor?
Dank u wel, voorzitter.
De heer Verkerk i (ChristenUnie):
Collega De Bruijn begon haar verhaal met de constatering dat de meerwaarde van een beraadtermijn niet is aangetoond. In mijn bijdrage heb ik laten zien dat er in de eerste en tweede evaluatie ook niet zo specifiek is onderzocht of er een uitspraak kon worden gedaan over de vaste beraadtermijn. Je zou kunnen zeggen dat die beraadtermijn misschien korter moet zijn, maar in beide onderzoeken wordt geen enkele uitspraak gedaan over het idee dat een vaste beraadtermijn van nul dagen dan tot de mogelijkheid behoort. Mijn vraag is: hoe komt u tot de conclusie dat het geen meerwaarde heeft? In de onderzoeken wordt daar namelijk niet over gesproken.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Dank u wel voor deze vraag. In het eerste evaluatierapport staat dat de meerwaarde niet kan worden aangetoond. Het is natuurlijk heel erg lastig om te zeggen wanneer de beraadtermijn ingaat en of iemand binnen vijf dagen wel of niet van idee veranderd is. Dat soort informatie is heel erg moeilijk boven tafel te krijgen.
Ik ben mijn betoog echter vooral begonnen met de nadelen van de vaste beraadtermijn, bijvoorbeeld dat bepaalde behandeltermijnen dan al overschreden kunnen worden. Daardoor moet er dan een zwaardere vorm van behandeling worden ingezet. Ik vind dat geen goede zorg. Ik heb in interrupties ook al gezegd dat ik een beraadtermijn belangrijk vind.
Nogmaals, dat is in de wet geborgd. Alleen, dat kan langer en dat kan korter duren. Ik vind dat dat proces zorgvuldig in de wet geborgd is. Het gaat mij vooral om de vraag: moet je daar als wetgever minimaal vijf dagen aan hangen? Daarmee ga je tegelijkertijd over grenzen heen, bijvoorbeeld in het behandelingsperspectief, waardoor je iemand een zwaardere behandeling moet geven. In het kader van verantwoorde zorg vind ik dat een onjuiste uitkomst. Dat is mijn pleidooi.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
In alle eerlijkheid: als je goed, zorgvuldig, kwalitatief onderzoek doet met diepte-interviews, dan kun je daar meer over zeggen. In de eerste en de tweede evaluatie zijn dit soort diepte-interviews voor de ervaringen van vrouwen — ik beperk me even tot vrouwen — niet gedaan. Dat betekent dus dat u ook heel moeilijk een afweging kunt maken tussen de voor- en nadelen.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Meneer Verkerk memoreert vooral aan het onderzoek en de onderzoeksmethodiek. Wat is de zin om als wetgever een getal te hangen aan een beraadtermijn in een proces dat in feite tussen de hulpverlener en de vrouw moet plaatsvinden? In de wet zitten in feite allerlei waarborgen zodat het proces zorgvuldig verloopt. Je zegt vervolgens: het moet zo lang of zo kort duren als nodig is om tot een zorgvuldige afweging te komen. Die belemmering wordt wel degelijk door de geïnterviewde genoemd door daar een getal van minimaal vijf dagen aan te hangen. Dat betekent ook dat in sommige gevallen bepaalde termijnen voor bepaalde behandelopties overschreden worden. Dat kan weer in het nadeel zijn van de vrouw. Dat is voor mij ook een hele belangrijke overweging om te zeggen: dat getal van vijf dagen moet uit de wet.
De voorzitter:
Tot slot de heer Verkerk. Een debat met de heer Verkerk over wetenschapsinterpretaties is altijd gevaarlijk. Ga uw gang.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik denk dat het debat niet gevaarlijk is, maar het gaat natuurlijk ook over de argumenten.
De voorzitter:
Uiteraard.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Een heel belangrijk punt is natuurlijk dat de wetgever het niet kan overwegen als er geen goed onderzoek naar gedaan is.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik denk dat …
De voorzitter:
Rond u af.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik zal zeker afronden. Er zijn natuurlijk door anderen andere argumenten genoemd waarom we zeggen: de beraadtermijn had helemaal niet in de wet terecht moeten komen. We zien daar gewoon de nadelen van. Zorgvuldige zorg en binnen de termijnen die daarvoor gehanteerd zouden kunnen worden, zet ik voorop. Daar heb ik geen heel erg uitgebreide onderzoeken voor nodig.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik denk dat dit ook het antwoord was op de laatste vraag of observatie. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors de vergadering voor de lunchpauze tot 13.30 uur. De behandeling van het wetsvoorstel zal vanavond worden voortgezet.