Verslag van de vergadering van 14 juni 2022 (2021/2022 nr. 33)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.58 uur
De heer Nicolaï i (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Het zal korter worden dan de tijd die voor mij staat.
We spreken over een groeifonds. Dat wekt de indruk dat groei, groei, groei o zo nodig is. Groei, groei, groei leidt echter, zo hebben we gemerkt, tot graai, graai, graai. We graaien de planeet leeg en dat is inmiddels ook tot deze regering doorgedrongen. Om toch groei, groei, groei te blijven adoreren, is nu het greenwashingwoord "ontkoppelen" uitgevonden. Ik citeer de minister: "De sleutel voor het verenigen van economische activiteit en klimaatneutraliteit is ontkoppeling van economische activiteit en uitstoot van broeigassen." Ontkoppeling is nu het toverwoord. En we zweren bij groene innovaties als methadon voor onze groeiverslaving. Maar, werkt ontkoppeling wel? Is het niet alleen een toverwoord, maar ook een sprookje voor het slapengaan? Het Europees Milieuagentschap heeft twee jaar geleden een lijvige studie gepubliceerd waarmee het sprookje is ontmaskerd. Ik citeer en het is een lang citaat, omdat het belangrijk is dat we het goed tot ons laten doordringen. Het citaat is aldus: "Gezien wat er op het spel staat, is een zorgvuldige beoordeling nodig om te bepalen of de wetenschappelijke grondslagen achter deze ontkoppelingshypothese robuust zijn of niet. Dit rapport geeft een overzicht van de empirische en theoretische literatuur om de validiteit van deze hypothese te beoordelen. De conclusies is zowel overweldigend duidelijk als ontnuchterend. Er is niet alleen geen empirisch bewijs voor het bestaan van de ontkoppeling van economische groei en milieu-impact op een schaal die in de buurt komt van de schaal die nodig is om het hoofd te bieden aan de achteruitgang van het milieu, maar ook, en misschien nog belangrijker, lijkt een dergelijke ontkoppeling in de toekomst niet te gebeuren." Niks ontkoppeling dus. En nu nogmaals het citaat van de minister: "De sleutel voor het verenigen van economische activiteit en klimaatneutraliteit is ontkoppeling." De sleutel!
Voorzitter. Is de minister wijzer dan de wetenschappers waarop het Europees Milieuagentschap zich beroept? Op welke wetenschappelijke rapporten steunt het verhaal van de regering dat we kunnen blijven groeien als we maar innoveren? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. De volgende vraag sluit aan bij vragen die ik ook impliciet of expliciet in de verhalen van de debatbijdragen van voorgaande sprekers tegenkwam. Waarom komen alleen projecten in aanmerking die leiden tot het vergroten van het verdienvermogen? Waarom zouden projecten die wel leiden tot verduurzaming, maar niet direct tot economische groei buiten de scope van dit Groeifonds moeten vallen?
Voorzitter. Neem de ingrepen in de agrarische sector die nu door het kabinet zijn gepresenteerd. Neemt het verdienvermogen daarmee toe? Nee, zo op het eerste gezicht zeker niet. Is het een project dat leidt tot een economische, sociale en milieuvriendelijke duurzame toekomst voor de aarde en voor huidige en toekomstige generaties? Ja toch? Ik citeerde hier een deel van de wettelijke definitie van duurzaam verdienvermogen in het wetsvoorstel. Wat vindt de minister? Zou een onderzoek naar de noodzaak van de nu voorgestelde ingreep in de agrarische sector binnen de scope van het Groeifonds vallen? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Alles hangt samen met hoe de definitie van "duurzaam verdienvermogen" in de wet moet worden gelezen. Uit de antwoorden van de minister begrijp ik dat een tijdhorizon wordt aangehouden tot 30 jaar. Betekent dit dat projecten die op korte termijn leiden tot minder verdienvermogen, maar die nodig zijn om op de lange termijn van 30 jaar nog een leefbaar Nederland te kunnen garanderen, vallen onder de definitie van "duurzaam verdienvermogen"? Hier wordt van belang hoe de definitie in de wet moet worden gelezen.
"Een bruto binnenlands product dat Nederland op de lange termijn op structurele basis kan genereren", zo begint de wettelijke definitie. Maar die definitie vervolgt met het volgende: "met het oog voor een economische, sociale en milieuvriendelijke duurzame toekomst voor de aarde en voor huidige en toekomstige generaties". "Met het oog voor", mijn vraag is hoe de regering dit uitlegt. Moeten we dit lezen als "onder voorwaarde dat"? Als bestuursrechtjurist constateer ik dat de wettekst in ieder geval vereist dat er rekening moet worden gehouden met het belang van een economische, sociale en milieuvriendelijke duurzame toekomst voor de aarde en voor huidige en toekomstige generaties. Dit belang moet dus worden meegewogen. Klopt dit? Zo ja, is de minister bereid om die uitleg aan de adviescommissie mee te geven en om deze in nadere regelgeving als bedoeld in artikel 8 te implementeren? Dus "met het oog voor" moet worden gelezen als "onder voorwaarde dat".
Voorzitter. We gaan investeren met het Groeifonds. Het uitgangspunt is dat we er iets voor terugkrijgen. Blijkens de antwoorden van de minister heeft het fonds geen revolverend karakter en geen rendementsdoelstelling. Wat we ervoor terugkrijgen, ligt op een ander vlak. Met de toename van ons nationale inkomen — zo ziet de minister het — zullen ook de belaste inkomsten voor de overheid stijgen. Op vragen van onze fractie wijst de minister op het volgende. "Groei draagt bij aan het financieren van publieke voorzieningen, en ook de energie- en klimaattransitie vereisen grote investeringen", aldus de minister.
Voorzitter. Om gelden vrij te maken voor financiering van publieke voorzieningen en transitie-investeringen is het nodig dat ons bruto nationaal product blijft toenemen. Is zonder groei, maar met een rechtvaardigere belastingverdeling niet eenzelfde resultaat te bereiken?
Voorzitter. Het aantal superrijken neemt maar toe. Oxfam heeft berekend dat er tijdens de pandemie wereldwijd 62 nieuwe miljardairs in de voedselsector bij kwamen, terwijl 263 miljoen mensen in armoede vervielen. Graag hoor ik van de minister of zonder groei van het nationaal inkomen, maar met een eerlijker verdeling van de lasten, niet vergelijkbare opbrengsten voor publieke voorzieningen en investeringen kunnen worden gerealiseerd.
Voorzitter. Hoe groener de technologie, hoe meer die gebruikmaakt van essentiële schaarse mineralen. Binnen afzienbare tijd is de vraag groter dan het aanbod. Houdt het Groeifonds daar rekening mee? Mijn fractie stelde deze vraag in de schriftelijke ronde, maar kreeg daarop geen bevredigend antwoord. Vandaar dat ik de minister er nogmaals naar vraag. Ik borduur nog even voort op die schaarse mineralen. De Kamer heeft in december 2021 bij het wetsvoorstel over Invest International de motie-Prast aanvaard, die de regering vraagt ervoor te zorgen dat Invest International uitsluitend initiatieven onderneemt, waarvan onomstotelijk vaststaat dat er geen gebruik wordt gemaakt van kobalt dat is gedolven in Congo. Is de minister bereid om dezelfde voorwaarde als bindend mee te geven bij financiering vanuit het Nationaal Groeifonds?
Voorzitter, ik kom aan het eind. Ik kom aan bij de adviescommissie. De heer Otten heeft er ook al vragen over gesteld. De leden hebben een grote macht. Ik maak uit de memorie van antwoord op dat het uitgangspunt is dat het kabinet geen voorstellen honoreert die een negatief advies van de adviescommissie hebben gekregen. Ik zou bijna tegen de heer Otten willen zeggen: als dat het uitgangspunt is, komen die ministers er kennelijk niet eens meer aan te pas. Maar hoe zit het als er een positief advies is gegeven? Op grond van welke overwegingen mag het kabinet dan toch besluiten om het voorstel niet te honoreren? Graag een reactie van de minister.
De leden van de adviescommissie hebben vaak een achtergrond in het bedrijfsleven, zo begreep ik uit de antwoorden van de minister. Dat roept de vraag op hoe kan worden voorkomen dat er belangenverstrengeling plaatsvindt. Ik lees in artikel 9 van het wetsvoorstel niet dat er bindende regels moeten komen die betrekking hebben op belangenverstrengeling. Is dat niet merkwaardig, vraag ik de minister. In het antwoord op vraag 29 — de heer Otten citeerde daar ook al uit — staat dat er een soort procedure wordt gevolgd, om uit te sluiten dat leden met belangen aan een beoordeling mogen deelnemen. Wie heeft die regels vastgesteld? Is de minister bereid om een conceptregeling op dit punt aan de Kamer voor te leggen? Kan de minister dit toezeggen? Graag een reactie.
Ik kom aan mijn laatste vraag. De leden van de adviescommissie hebben grote invloed op de selectie van projecten. Dat betekent in mijn optiek dat zij moeten worden benoemd op basis van een vooraf opgestelde en door het parlement goedgekeurde profielschets. De Kamer moet kunnen controleren of er vanuit maatschappelijk opzicht een gewenste mix van deskundigheid en ervaring kan worden gegarandeerd. Is de minister bereid dit toe te zeggen? Ik zie uit naar de antwoorden van de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nicolaï. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering tot 15.40 uur.