Verslag van de vergadering van 14 juni 2022 (2021/2022 nr. 33)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.02 uur
De heer Van Dijk i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Voor de volledigheid merk ik voorafgaand aan mijn speech op dat ik in het dagelijks leven directeur ben van de NPV, een patiëntenvereniging die zich onder meer bezighoudt met palliatieve zorg, onvruchtbaarheid en ook een tak thuishulp onder de hoede heeft, maar die ook opiniërend bezig is op het terrein van de medische ethiek. Het lijkt me goed om dat vooraf te melden. Mijn verhaal is een 100% SGP-verhaal, zoals u zult merken.
Voorzitter. Een debat over de beraadtermijn voor abortus spitst zich al snel toe op de autonomie van de individuele vrouw of op de bescherming van het ongeboren meisje of jongetje. Daar ga ik het ook over hebben, maar eerst het grotere plaatje.
Het niveau van een beschaving, van een cultuur, is onder andere af te meten aan de wijze waarop ze omgaat met mensen en met menselijk leven. Geldt het recht van de sterkste of heb je als samenleving hart en oog voor het leven dat zichzelf niet kan redden? Is er oog, niet in de laatste plaats, voor gebutst of kwetsbaar leven, voor leven dat zelf nog geen stem heeft of geen stem meer heeft? Denk aan het ongeboren leven, aan verstandelijk of fysiek beperkten, aan hen die psychisch lijden of dementeren. Hoe gaan wij om met de sprakelozen? Zijn zij niet de kanarie in de kolenmijn? Volgens mij zijn alle fracties in dit huis het er min of meer over eens dat we mededogen moeten hebben met de ander, zorg voor diegenen die geen helper hebben en die zichzelf niet kunnen redden. Juist de linkse, progressieve fracties worden niet moe dit te beklemtonen. Dit zijn goede noties. Zou het dan niet écht progressief zijn om abortus op zo veel mogelijk manieren te voorkomen en tegen te gaan en te erkennen dat het volstrekt achterhaald is om het afbreken van een zwangerschap, van nieuw leven, als oplossing te zien in een beschaafde samenleving?
Juist in het licht hiervan vraag ik de indieners hoe de drijfveren achter hun wetsvoorstel zich hiertoe verhouden. Het wetsvoorstel beoogt abortus nog toegankelijker, eenvoudiger en laagdrempeliger te maken. Ieder obstakel voor een abortus, hier in de vorm van een vaste beraadtermijn, lijkt te moeten worden weggenomen.
De vrouwen die abortus overwegen bevinden zich echter in een door hen ervaren noodsituatie. Ze hebben hulp nodig en niet alleen keuzevrijheid. Hoe kijken de indieners aan tegen deze stelling? In ons land is abortus toegankelijk en relatief eenvoudig te realiseren. Ruim 31.000 abortussen per jaar, mogelijk tot 24 weken zwangerschap — nergens in de EU is er zo lang de ruimte om de toekomst van een mensenleventje door te knippen.
We weten dat abortus om vrijwel iedere denkbare reden gepleegd wordt. Vooral sociale redenen: vanwege financiën, een compleet gezin, vanwege huisvesting, een verbroken relatie, vanwege studie of ook vanwege een handicap et cetera. Het begrip "noodsituatie" is ver uitgehold.
Hoe past dit in een cultuur waarin men streeft naar hulp voor eenieder die het niet alleen redt in het leven? Laat iedereen vrij, maar niemand vallen, zo stelt een politieke partij. Is abortus niet te veel genormaliseerd geworden? Ik denk met verdriet aan beelden van juichende Kamerleden op het moment dat wetten worden aanvaard die abortus simpeler maken, met teksten die je eerder op geboortekaartjes verwacht. Wat voor cultuur scheppen wij als wij er niet van opkijken dat abortus zo'n gangbare optie is geworden en we verdere verruiming van de abortuswetgeving vieren?
Hoe zien wij een cultuur waarin het ongeboren leven op zo weinig bescherming kan rekenen? We zijn vandaag erg druk met het samenleven met heel verschillende mensen. Daarom maken we een speerpunt van het tegengaan van discriminatie, geweld of racisme. Dat doen we op basis van de intrinsieke waardigheid die ieder mens bezit, door God gegeven. Maar wat leren we elkaar en wat geven we jongeren mee als we het zo eenvoudig maken om menselijk leven te kunnen doden?
Het wetsvoorstel kiest niet haar vertrekpunt in de beschermwaardigheid van het leven. Erkennen de indieners dat vergroten van de keuzevrijheid hier ten koste gaat van nieuw leven? Ik moet hierbij denken aan het volgende citaat van de Amerikaanse pro-choice cultuurcriticus Maggie Nelson. Ze deed dat in een recent Volkskrantartikel. Zij zegt, ik citeer haar: "Feministen zullen nooit bumperstickers maken met een tekst als 'het is zowel een keuze als een kind'. Maar daar komt het natuurlijk wel op neer, en dat weten we allemaal." Ze besluit: "We zijn niet gek. We begrijpen heel goed wat er op het spel staat. Soms kiezen wij voor de dood."
Ik zou het winst vinden als het debat op dit principiële niveau plaatsvindt. De keerzijde van het bejubelde recht op zelfbeschikking is het mogen doden van een ander mensenleven. Voor meer dan 30.000 kinderen per jaar eindigt het leven voordat het goed en wel begonnen is. Wat doet dit met het respect voor een mensenleven dat zo essentieel is voor de samenleving? Hoe kunnen we jongeren leren dat ze met respect met anderen moeten omgaan als zelfs het meest kwetsbare leven op zo weinig bescherming kan rekenen?
Ik hoor graag een reflectie van de indieners en de minister hierop. Het zou zoveel mooier zijn als we met z'n allen zouden gaan voor een cultuur van leven, waar iedereen er mag zijn en welkom is. Vanzelfsprekend appelleert zo'n cultuur ook voluit aan de verantwoordelijkheid van vaders en biedt zo'n cultuur de allerbeste en de meest liefdevolle hulp aan vrouwen in nood.
De heer Dittrich i (D66):
Ik heb in het verhaal van de heer Van Dijk nog niets gehoord — misschien komt dat nog — over het gesprek dat de vrouw met de hulpverlener heeft en over de professionaliteit van de hulpverlener om de vrouw bij de afweging die zij uiteindelijk maakt op weg te helpen. Komt u daar nog op terug in uw verhaal?
De heer Van Dijk (SGP):
Ik kom erop terug. Dit was het grotere plaatje, zogezegd. Ik heb dat afgerond. Ik ga nu inzoomen op de verschillende aspecten. Dan komen daarbij uiteraard ook de hulpverleners, de evaluatie en alles wat daarbij hoort aan de orde.
De heer Dittrich (D66):
Dan nog één vraag over dat algemene plaatje en het beschermen van het leven. Ik vind dat zo moeilijk te rijmen met het verkiezingsprogramma van de SGP waarin voor de doodstraf wordt gepleit, terwijl ik u net hoor zeggen dat het leven zo belangrijk is. Kunt u uitleggen hoe het een zich tot het ander verhoudt?
De heer Van Dijk (SGP):
Dat vind ik ontzettend eenvoudig, eerlijk gezegd. Misschien kan ik het uitleggen door het even om te draaien. Het verbaast mij dat voor D66 het leven van zelfs een massamoordenaar heilig en onaantastbaar is, of het nou een Hitler of een Saddam Hoessein is — de doodstraf kan nooit een legitieme straf zijn — maar 30.000 onschuldige kinderen, daar moet ruimte voor zijn. Nu even andersom. Ik zal me beperken tot het SGP-geluid. De doodstraf is juist gebaseerd op de heel hoge waarde die we toekennen aan het leven. Als iemand zich vergrijpt aan het leven, kan het in bepaalde gevallen legitiem zijn dat zo iemand het recht om door te leven verliest. Maar dan hebben we het dus over een straf voor bijvoorbeeld een massamoordenaar. Ik vind het wel echt heel iets anders om dat toe te passen op ongeboren leven.
De voorzitter:
De heer Van Gurp, over dit wetsontwerp graag.
De heer Van Gurp i (GroenLinks):
Zeker. Ik was alweer gaan zitten, maar ik kan het toch niet laten. De heer Van Dijk zegt dat hij graag met heel veel respect het gesprek zou willen voeren. Dat wil ik ook. Ik denk dat alle sprekers daar in hun termijn een poging toe doen. Mag ik hem dan vragen om in iets minder schrille tonen te spreken over de voorstanders van dit voorstel en ze niet af te zetten als mensen die om de dood jubelen of 30.000 kinderen laten sterven? Ik vind dat moeilijk te rijmen met zijn pleidooi voor een respectvol debat.
De heer Van Dijk (SGP):
Daar wil ik altijd op aanspreekbaar zijn. Goed dat u dit doet. Dat juichen heb ik niet zelf verzonnen. Het viel mij gewoon op. Daarom is het ook bij mij blijven hangen. Het deed mij best pijn toen ik zag dat er werd gejuicht toen dit voorstel in de Tweede Kamer werd aangenomen en dat er op Twitter foto's werden verspreid met teksten die ik eerder had verwacht op geboortekaartjes. Ik ga ze niet herhalen; daar heb ik niet voor gekozen. Ik begrijp het oprecht niet. Ook al ben je voorstander van abortus: het gaat om iets ongelofelijk verdrietigs. Hoe kun je dat vieren? Dat heb ik willen neerzetten, niet gericht op personen; ik heb iedereen in deze zaal lief, maar ik heb grote moeite met die handelingen.
De heer Van Gurp (GroenLinks):
Laten we ons dan tot de handelingen beperken, en tot het verschil van inzicht dat we daarover hebben, zonder elkaar in een kamp te zetten waar niemand wil horen, met beelden erbij waar niemand zich bij thuis voelt.
De heer Van Dijk (SGP):
Ik luister goed naar wat u zegt. Ik meen binnen de grenzen van het fatsoen te zijn gebleven, maar ik ben hier altijd op aanspreekbaar.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman i (VVD):
Ik wil een vraag stellen aan meneer Van Dijk. U heeft het over liefdevolle hulp aan vrouwen in nood. Dan hebben we het over vrouwen die ongewenst zwanger zijn. Maar tegelijkertijd sluit u eigenlijk de optie van abortus uit, want in uw visie is er maar één richting mogelijk, namelijk het kind geboren laten worden. Ik wil toch graag even terug naar uw oproep tot liefdevolle zorg voor de vrouwen. De geschiedenis heeft ons geleerd dat vrouwen die ongewenst zwanger zijn daardoor zo in psychische nood kunnen verkeren dat zij een andere weg zoeken. Dat is al zo oud als de geschiedenis. Dit is overigens een van de groepen waarvan u ook vindt dat wij daar aandacht aan moeten besteden. En die weg hebben wij in 1984 afgebroken door te zeggen: wij gaan een zorgvuldige abortushulp opzetten zodat vrouwen goede zorg krijgen, in plaats van de oude praktijken, zoals we die vroeger hadden, waarbij ze illegaal een weg zochten. Dat gebeurde onder vaak erbarmelijke omstandigheden. Die praktijken hebben niet alleen vaak geleid tot het afbreken van het leven dat u liever niet wilt afbreken, maar ook tot het afbreken van het leven van vrouwen, of tot onvruchtbaarheid of ongezondheid. Vindt u nou niet dat deze vrouwen, die echt geen andere uitweg zien dan inderdaad om hen moverende redenen het kind niet geboren laten worden, in ieder geval recht hebben op goede zorg en dat dit in feite het fundament is van de abortuswetgeving die wij in 1984 hebben aangenomen?
De heer Van Dijk (SGP):
Goed om dit gesprek zo te voeren. Dat meen ik oprecht. Ik juich zo'n gesprek ontzettend toe. Tegelijkertijd is het wel vaak het meest sterk om niet meteen te beginnen bij de extreme uitzonderingssituaties. Meestal gaan de vragen die we krijgen over verkrachting. Dat is gruwelijk — daar zijn we het over eens — maar het is een zeer beperkt aantal gevallen. Ik haalde het zojuist niet voor niks aan: de meeste abortussen worden gepleegd om sociale redenen zoals geld, huisvesting, maar ook relatie. Oftewel: dan zijn er ook alternatieven voor mogelijk. Als we daar nou eerst eens voor gaan met elkaar en de vrouw echte keuzevrijheid kunnen bieden, ook om het kindje te kunnen laten houden? Dan kunnen we vervolgens nog kijken naar de hele extreme situaties. Inderdaad — ik wil er niet voor weglopen — is dit de manier waarop wij tegen de overheid aankijken: de overheid dient in onze ogen principieel aan de kant van het leven te staan en mag dus niet toestaan, niet legaliseren, dat de ene mens het mensenleven van een ander beëindigt. Dat is inderdaad een fundamenteel verschil. Dat erken ik.
De voorzitter:
Mevrouw De Bruijn, tot slot.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Maar dan terug naar mijn vraag. Vindt u niet dat deze vrouwen ook recht hebben op goede zorg? Want u trekt nu meteen weer de lijn: de een mag het leven van de ander niet beperken. Maar het gaat bijvoorbeeld ook om de hulpverleners. Die hebben ook een basis in deze wet gekregen om zorgvuldige zorg te kunnen leveren aan vrouwen. Als u er op deze manier in blijft zitten, zegt u in feite: nee, noch de arts mag de handeling uitvoeren, noch de vrouw mag die vraag stellen. Daarmee werpt u ons in feite weer terug op de middeleeuwse praktijken van … Ik ga de lelijke woorden niet in de mond nemen. Laten we zeggen: voor mij is het in ieder geval een uitgangspunt dat we voor zorgvuldige zorg gaan en dat je dan op een gegeven moment dit soort keuzes moet maken, en dat we abortus dus mogelijk moeten maken.
De heer Van Dijk (SGP):
Ik begrijp uw punt. Zoals ik zei, proberen wij vanuit de SGP op andere momenten daar ook echt werk van te maken. Wij willen niet de partij zijn die alleen maar zegt: tegen abortus en zoek het maar uit. U weet dat wij ook altijd proberen heel veel geld vrij te maken voor opvang en huisvesting voor tienermoeders. Het is dus voor ons en-en: inderdaad tegen abortus én voor de allerbeste hulp voor vrouwen. Maar als we het hebben over "de allerbeste hulp", dan valt inderdaad daarbuiten het beëindigen van het leven van het betreffende kindje. Dat zien wij niet als hulp, integendeel.
De voorzitter:
Mag ik vaststellen dat uw vraag heeft bijgedragen aan de verheldering van de verschillende standpunten en dat de heer Van Dijk zijn betoog kan vervolgen?
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Wij zullen het inderdaad fundamenteel oneens blijven over wat het voor een vrouw betekent.
De heer Van Dijk (SGP):
Dank voor uw vraag in ieder geval.
Voorzitter. Dan de verschillende aspecten van het wetsvoorstel, waarvan al heel veel in de Tweede Kamer zijn besproken. De indieners weten zelf ook wel dat hun wetsvoorstel echt niet rechtstreeks voortvloeit uit de gedane evaluaties van de abortuswet. De betreffende onderzoekers geven zelf ook sterk de beperkingen van hun onderzoek aan, zowel methodologisch als wat betreft representativiteit. De vorige spreker, de heer Verkerk, heeft dat op een veel mooiere manier uitgelegd dan ik dat kan. Hoe zien de indieners deze beperkte scope? Er zijn maar weinig hulpverleners en vrouwen ondervraagd voor de evaluatie. De visie van vrouwen zelf op de beraadtermijn is al helemaal niet uitvoerig onderzocht. Of de voordelen van de beraadtermijn opwegen tegen de nadelen is ook niet onderzocht, terwijl de onderzoekers van die laatste evaluatie juist daartoe opriepen. De onderzoekers zeggen zelf: "Gelet op de lage respons en de wijze van selectie lenen de resultaten zich er niet voor om een representatief beeld te schetsen van de ervaringen en opvattingen van vrouwen die een abortusbehandeling hebben ondergaan. De resultaten moeten daarom met grote voorzichtigheid worden geïnterpreteerd."
Waarom nemen de indieners die waarschuwingen tot behoedzaamheid niet serieuzer? De indieners kunnen op grond van de evaluatie immers niet uitsluiten dat een flexibele termijn ertoe kan leiden dat beslissingen wel impulsiever worden genomen of dat aandacht voor de alternatieven minder ruimte krijgt, met levenslange gevolgen voor de betreffende vrouw en het kind. De tweede evaluatie van de abortuswet toont allerminst aan dat de vaste beraadtermijn een onnodige barrière zou zijn. De betreffende aanbeveling is veeleer opiniërend dan gestoeld op passend onderzoek. Wat drijft de indieners, als het niet de bescherming van het ongeboren leven is, ook niet de duidelijke wens van de professionals — die zijn zeer divers — en ook niet de serieus onderzochte wens van onbedoeld zwangere vrouwen, om dit wetsvoorstel door te zetten?
Daarnaast is de vaste beraadtermijn bij uitstek gericht op vrouwen in een kwetsbare positie. In paniek kunnen zij kiezen voor een uiterst korte beraadtermijn en tot een keuze komen die later leidt tot spijt. Ik denk aan jonge meiden, aan vrouwen die door omstandigheden abortus als de enige uitweg zien, maar ook aan vrouwen die tot abortus komen vanwege druk uit de omgeving. Het is dan goed om rustig na te denken, nádat er een gesprek met een professional is geweest, van wie je alle informatie hebt gehad. De indieners jubelen over de hoge kwaliteit van de abortuszorg en de gespreksvoering. Die informatie moet dan toch ook verwerkt kunnen worden?
Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):
Ik hoor de heer Van Dijk zeggen: de vrouwen, de meisjes, de meiden zelfs, die spijt zouden hebben. Heeft u daar concrete cijfers over?
De heer Van Dijk (SGP):
Ik heb ze hier niet paraat in staatjes of iets dergelijks. Er zijn heel veel ervaringsverhalen te vinden, ook in meidenbladen. Ik ken al die meidenbladen ook niet uit mijn hoofd. Spijt is niet iets wat zelden voorkomt. Dus dat gebeurt in heel wat gevallen inderdaad, ja.
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Ik vind dit toch een beetje een vaag antwoord. Ik heb drie verschillende groepen van vrouwen ondervraagd: een tienermeisje, een moeder van ver in de 40 met een compleet gezin en iemand die in een gewelddadige relatie zat. Dat is natuurlijk niet een representatief onderzoek, maar daar was absoluut geen sprake van spijt.
De heer Van Dijk (SGP):
Dat kan ik niet betogen, dat er altijd spijt is na abortus. Wel weten we — die verhalen zijn te vinden, en echt niet alleen via christelijke bladen, maar ook via seculiere meidenbladen en alles —- dat er wel degelijk ook ontzettend geworsteld kan worden na een abortus. En ik ken zelf, ook vanwege mijn andere functie, de nodige dames met spijt. Die gaan daar vaak niet al te makkelijk mee naar buiten, al doen ze dat soms ook wel.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Baaij.
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Tot slot, voorzitter. Ik denk dat vrijwel geen enkele vrouw het ondergaan van een abortus ziet als iets wat ze de volgende dag, volgende week of volgende maand is vergeten.
De heer Van Dijk (SGP):
Nee, dat mogen we geloven, inderdaad; natuurlijk.
Uit de laatste evaluatie van de abortuswet blijkt dat ruim twee derde van de hulpverleners in klinieken en ziekenhuizen overwegend positief zijn over de beraadtermijn. Een meerderheid geeft aan dat die impulsieve beslissingen kan voorkomen.
Evenals de overheid leiden de initiatiefnemers aan overschatting van de zelfredzaamheid van de gemiddelde burger. Het wetsvoorstel gaat uit van de autonome zelfbeschikkende vrouw die alle informatie op een rijtje heeft, zelfs voordat ze naar een dokter of kliniek stapt. Het denkproces over abortus zou dan al eerder begonnen zijn, en daarom zou een vaste beraadtermijn overbodig zijn. Voor kwetsbare vrouwen kan dit totaal anders zijn. Het schrappen van de vaste beraadtermijn doet bij hen juist géén recht aan die vrije en zelfstandige keuze. Een meerderheid van de zorgverleners, zo blijkt uit de laatste evaluatie, is het niet eens met de stelling dat de beraadtermijn overbodig is omdat het denkproces al eerder is begonnen. Er is onder de zorgverleners ook geen meerderheid die zegt dat de huidige beraadtermijn te rigide is. Dus hoe kunnen de indieners deze argumenten dan zo zwaar aanzetten?
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Meneer Van Dijk doet het net voorkomen alsof de hele beraadtermijn uit de wet gehaald wordt. Nee, ik kan het beter als volgt formuleren: het hele beraadproces uit de wet gehaald wordt. Maar dat is niet natuurlijk niet zo. In artikel 5 staat in feite gewoon nog steeds dat dat proces helemaal zorgvuldig doorlopen moet worden. Het is in feite een opdracht aan zowel de organisatie die de abortus uitvoert als de arts. Daar zijn zelfs vergunningen voor nodig. Er is een inspectie die daar toezicht op houdt. Er moeten uitgebreide rapportages afgeleverd worden door de behandelaar over hoe dat beraadproces is doorlopen. Dat blijkt gewoon nog in de wet. Het gaat alleen over het aantal dagen, waarvan we zeggen: dat willen we niet langer fixeren; daar willen we flexibiliteit in aanbrengen. Is de heer Van Dijk zich ervan bewust dat dat beraadproces gewoon nog steeds in de wet staat?
De heer Van Dijk (SGP):
Ja, maar tot nu toe hebben we de waarborg dat iedere vrouw die zich bij de kliniek meldt, ongeacht haar achtergrond en wat ze wel of niet weet, een informatiepakket krijgt — misschien nog een echo, wat natuurlijk heel wat kan doen — én vervolgens een beraadtermijn. Hoe het gesprek ook loopt, het is een waarborg dat die bedenktermijn in acht wordt genomen, terwijl je natuurlijk — ook dat is eerder aan de orde gekomen — niet altijd kunt uitsluiten dat er in zo'n gesprek toch een verkeerde afweging wordt gemaakt. De vrouw heeft misschien op dat ogenblik een heel zeker verhaal dat ze heel overtuigend weet te brengen, maar komt ze toch tot een beslissing waar ze later spijt van heeft. Ik vind dat we in dit debat heel weinig oog hebben voor de professionals. Het is niet voor niks dat zo veel professionals die beraadtermijn, die een bepaalde tijd veronderstelt, zo goed vinden. Dat is omdat dit impulsieve beslissingen voorkomt. Dat zijn niet allemaal mensen die alleen maar willen betuttelen of vrouwen in de wielen willen rijden. Zij weten hoe de mens — en dat geldt voor mannen en voor vrouwen — in elkaar steekt, zeker in stressvolle situaties. Dan kan even rust nemen, dat je even weet dat er de komende twee dagen niks gebeurt, heel wijs zijn.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik wil juist aandacht hebben voor die professionals. Juist op die professionals ligt de zware last, ook de wettelijke druk, om dat beraadproces zorgvuldig te doorlopen. Op het moment dat die professional eraan twijfelt of de vrouw er goed over heeft nagedacht, is het aan de professional … Uiteindelijk ligt het besluit bij de vrouw, zeg ik in de richting van mevrouw Vos, maar de professional heeft wel z'n eigen standaard en moet de wettelijke verplichtingen blijven naleven om een goede inschatting te maken of de vrouw er goed over heeft nagedacht. Zo niet, dan spreekt hij met de vrouw alsnog een beraadtermijn af. Dat kan hij bij wijze van spreken zeggen "slaap er nog eens een nachtje over", om die metafoor maar eens te gebruiken. Dat moet die professional ook doen op basis van de verplichtingen die in de wet zijn vastgelegd.
De voorzitter:
Uw vraag is of de heer Van Dijk zich dat realiseert.
De heer Van Dijk (SGP):
Ik hoop van harte dat het zo altijd zal gaan. Ook dat is wel gewisseld. Nogmaals, ik wil niet twijfelen aan de zorg en de gesprekken die gevoerd worden. Daar heb ik niet voldoende zicht op. We kunnen wel uit de evaluatie concluderen dat de alternatieven heel vaak toch niet aan de orde komen. Dus om nu te doen alsof die gesprekken altijd zo volkomen en foutloos zijn, is in ieder geval niet aan de orde. Nogmaals, de huidige bedenktermijn geeft vastheid voor de vrouw en ook voor de arts. Als we daar tegen de wil van heel veel professionals aan gaan sleutelen, kunnen we in ieder geval niet uitsluiten dat besluiten tot abortus impulsiever worden genomen. Het blijft natuurlijk opvallend dat in die tweede evaluatie van de abortuswet niet staat "schaf 'm maar af", maar dat er staat "onderzoek eerst eens of de voordelen van de beraadtermijn wel opwegen tegen de nadelen ervan". Misschien hadden we daar moeten beginnen en dan meteen ook eens even goed moeten meenemen hoe vrouwen er eigenlijk zelf over denken. Het is toch te gek dat we dat hier niet scherp zwart-op-wit hebben. We hebben één niet representatief onderzoek, uitgevoerd door het FIOM. Uit onverdachte hoek wat dat betreft. Uit onderzoek onder vrouwen met een abortuservaring blijkt dat 71% blij was met de bedenktermijn. Nogmaals, dat is niet wetenschappelijk onderzocht, maar het is wel een indicatie. Ik ben ontzettend benieuwd wat eruit zou komen als we eens een keer echt onderzoek doen. Daar zou weleens een hele verrassende uitkomst uit kunnen voortvloeien, denk ik.
De heer Dittrich (D66):
De heer Van Dijk is nu heel erg pro de vaste beraadtermijn. Indertijd heeft de SGP-fractie tegen het wetsvoorstel gestemd. Waar zit dan de verandering in uw denken? Indertijd stemde u tegen de wet inclusief de beraadtermijn en nu houdt u hier zo'n vurig pleidooi voor de vaste beraadtermijn.
De heer Van Dijk (SGP):
Wij verwerpen het totaal van die wet. Dat doen we tot op de dag van vandaag. We vinden het een slechte wet, omdat we vinden dat hierin het ongeboren leven onvoldoende beschermd wordt. Nu hebben we helaas een hele liberale wet met een beraadtermijn, die heel veel mogelijkheden biedt voor abortus. Ik denk dat die beraadtermijn te verdedigen valt, ook met het oog op de beste zorg voor vrouwen en dat je daarmee onderstreept: beste mensen, wat er nu gaat gebeuren is niet zomaar iets; je overweegt het leven van een ander te nemen en daar willen wij vijf dagen bedenktijd voor. Dus je onderstreept met die beraadtermijn het belang van het ongeboren leven. Het is inderdaad zeer next, next, next best, maar daarom blijven wij nu staan voor die beraadtermijn.
Voorzitter. De praktijk van voorlichting rond covidvaccinatie, maar ook rond de donorwet heeft laten zien dat lang niet alle Nederlanders toegang hebben tot gezondheidsinformatie. Hoe geven de indieners zich hier rekenschap van? De werkelijkheid is dat vrouwen nu al vaak niet de informatie krijgen waar ze op grond van de wet recht op hebben. Zie de evaluaties. Laten we eerst waarborgen dat alle vrouwen goede en eerlijke informatie krijgen over abortus en de alternatieven. Dat is logischer dan te beginnen bij afschaffing van de vaste beraadtermijn. Abortus is onomkeerbaar. We weten uit onderzoek dat veel vrouwen kunnen twijfelen over abortus, maar dat niet altijd laten merken aan de arts. Een vaste bedenktijd schept duidelijkheid voor de vrouw en voor de arts. Is dat ook niet juridisch van belang? Hoe kan het toetsen en handhaven van een onbepaalde norm nu goed doenlijk zijn? Ik voeg hier nog een vraag aan toe die ik niet in mijn betoog had opgenomen: hoe gaat het als de arts en de vrouw een beraadtermijn afspreken, laten we zeggen van vier dagen, en de vrouw toch na één dag een abortus laat plegen? Wat is dan de situatie? Wat zijn dan de consequenties? Wat is dan de positie van de arts?
Tot slot vraag ik de minister hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot het kabinetsbeleid om te komen tot minder abortussen. Trekken de verschillende initiatiefwetten — er loopt nog meer — het coalitieakkoord niet uit balans?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Dijk. We gaan nu door met de heer Kox van de SP. U heeft het woord.