Plenair Kluit bij Debat naar aanleiding van een mondeling overleg Omgevingswet



Verslag van de vergadering van 28 juni 2022 (2021/2022 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.46 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Kluit i (GroenLinks):

Voorzitter. Ik handhaaf mijn verzoek tot een paar minuten respijt om hier toch even op in te kunnen gaan. Onze Eerste Kamer staat namelijk voor zorgvuldige besluitvorming. Dit debat is daar wat mijn fractie betreft al een wonderlijke uitzondering op. Het is een debat naar aanleiding van een mondeling overleg om in de eerste termijn een motie te kunnen indienen. Die figuur kennen wij hier niet. Dat heeft een precedentwerking. Ik hoor dus ook graag van onze voorzitter of dit voortaan een mogelijke vorm is, waarbij een commissie kan besluiten om een debat te organiseren naar aanleiding van een mondeling overleg. Dit debat heeft alleen tot doel om die motie in te dienen. We hebben ook maar minimale toelichting daarop. Een meerderheid van deze Kamer wil die motie indienen om uit te spreken dat ze de suggestie gaan wekken een startsein te geven voor de invoering per 1 januari 2023. Mijn fractie vraagt zich af of wij nou geleerd hebben, van al die evaluatierapporten die we hebben gehad rondom de PAS en rondom de toeslagenaffaire, dat we ons parlementaire proces ordentelijk moeten organiseren en met name rondom complexe wetgeving, zoals waar we hier over praten. Meer dan een suggestie voor inwerkingtreding zal de motie niet opleveren, want er is een overgrote meerderheid in deze Kamer die vindt en stelt dat het KB niet geslagen kan worden tot we een positief advies hebben van het Adviescollege ICT-toetsing. Dat rapport is er pas in oktober, en tot dan zal de uitvoeringspraktijk ook geen helderheid hebben.

Dit is een slordig parlementair proces, dat bij deze wet helaas niet nieuw is, maar het is wel ongepast. Het blijft verantwoord en zorgvuldig om het anders te doen. Wij vinden dat ook bij deze wet belangrijk. Deze beslisnota, waarin de politieke context is weggelakt, is een voorbeeld van alle onduidelijke informatie die wij steeds terugzien in de behandeling van de Omgevingswet. Dit is niet de eerste keer, maar het zou wel de laatste keer moeten zijn. Ik vraag de minister dus allereerst om voor de tweede termijn deze notitie ongelakt met ons te delen. Persoonlijke informatie mag wegblijven, maar deze inhoud hebben wij wel nodig.

Dan naar de inhoud ten opzichte van het besluit. Onze analyse is als volgt. De minimale inwerkingtredingseisen zijn niet behaald. Er wordt gewerkt met tijdelijke alternatieve maatregelen, maar een aanzienlijk deel van die tijdelijke alternatieve maatregelen moet nog opgeleverd worden. Deloitte heeft onderzoek gedaan naar de implementatie van de maatregelen van het Adviescollege ICT-toetsing en constateert dat het belangrijkste advies niet is opgevolgd, namelijk over de kritiekepadplanning. De intensieve ketentestperiode om de fouten uit het systeem te halen, zou voor 1 juli gereed zijn zodat de decentrale overheden een halfjaar konden testen. Dat is niet gehaald, want deze intensieve ketentestperiode loopt door na 1 juli. Dat is allemaal tegen de achtergrond dat steeds meer mensen zich anoniem en bekend melden met misstanden over de uitvoering en zorgwekkende signalen over de doorgifte van kritische informatie.

Maar niet alleen de staat van het DSO is problematisch. De hele uitvoeringsketen staat onder enorme druk. Er zijn duizenden vacatures in het ruimtelijk domein bij decentrale overheden, maar er is nog geen begin gemaakt met een fundamenteel adresseren van de problemen bij de omgevingsdiensten, zoals Van Aartsen heeft geconstateerd. Door nu geen helderheid te geven over de invoeringsdatum of uitstel daarvan, zijn gemeenten niet in staat om hun gemeentelijke begrotingen op orde te brengen. De NEPROM heeft ons een brief gestuurd waarin zij glashelder zeggen dat zij niet in staat zijn om hun planvorming voor te bereiden. En ze zeggen: als er vandaag geen besluit is over invoering per 1 januari, stel de wet dan een jaar uit. De BOVAG, die ook met de praktijk moet werken, heeft ook aan de bel getrokken over uitvoeringsproblemen en maakt zich grote zorgen over de vriendelijkheid van het DSO voor het bedrijfsleven. De Wet kwaliteitsborging, die gelijk ingaat met de Omgevingswet, heeft nog grote uitvoeringsproblemen die niet opgelost zijn. De Raad van State spreekt dan ook niet voor niets van een zeer risicovol traject als we gaan invoeren per 1 januari. Zij hebben al een verdubbelde werklast en voorspellen dat die nog verder gaat groeien en dat de berg onhanteerbaar wordt. Dus de versnelling die de minister wil hebben, zal niet gebeuren.

De motie die vandaag wordt ingediend, laat al deze punten buiten beschouwing en toetst niet op de uitvoeringselementen waarop wij in deze Kamer wel zouden moeten toetsen en waarvoor we zouden moeten staan. Daarom zijn wij zeer kritisch op hoe het gaat. Het is een Haags compromis, waarbij voor- en tegenstanders zich negatief uiten over onze oplossing die wij hier bedacht hebben. Ik heb mijn fractie dan ook geadviseerd om tegen deze motie te stemmen, omdat wij de onderbouwing, met name de onderbouwing vanuit het kabinet, te mager vinden.

Dat wil niet zeggen dat wij de indieners niet steunen in hun uitspraak over de gevraagde waarborgen. Wij zullen de minister ook houden aan de toezeggingen die hij in het mondeling overleg al deed: een enquête onder de uitvoeringspraktijk, een finale tussenrapportage en onafhankelijke toetsing. Ik zie de heer Van der Linden staan, maar ik weet niet of ...

De voorzitter:

Ik verzoek u om eerst uw termijn even af te ronden.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Naast de vragen over de beslisnotitie heb ik nog een aantal andere vragen aan de minister. Wil hij toezeggen dat het kabinet en de programmaorganisatie zich op geen enkele wijze zullen bemoeien met de opzet en de resultaten van het onderzoek van het Adviescollege ICT-toetsing en dat ze zich beperken tot het leveren van gevraagde informatie? Ik vraag dit omdat er in een eerdere fase discussie was tussen het ministerie en het adviescollege. Toen werd een onderzoek juist afgehouden. Het lijkt me goed om dat te voorkomen.

Ik hoor graag van de minister welke criteria hijzelf gaat hanteren wat betreft het rapport van het adviescollege, los van de criteria die wij hier in de Eerste Kamer hanteren. Welke minimale eisen stelt het kabinet zelf aan de invoeringsgereedheid van de Omgevingswet in oktober? Is er een scenario denkbaar waarbij het kabinet op basis van een breed palet aan informatiebronnen zelf tot de conclusie komt dat de invoeringspraktijk nog niet gereed is voor invoering? En zo ja, waar wordt dan aan gedacht? En is er een mogelijkheid dat u ook verder gaat kijken dan alleen naar het DSO?

Voorzitter, dit was mijn inbreng. Ik hoop oprecht dat wij de beslisnota krijgen. Ik kijk uit naar de antwoorden van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kluit.

De heer Van der Linden i (Fractie-Nanninga):

Ik heb een vraag aan mevrouw Kluit. Zij gaf aan dat ze het ongepast vond dat we nu een debat hebben en daarbij een motie indienen en uitspraken doen. Waarom vindt u dat? Wij hebben hier toch wekelijks Kameruitspraken? We hebben naast wetgeving ook beleidsthemadebatten, waarin ook tal van moties worden ingediend, met uitspraken en verzoeken. Mijn vraag is dus: waarom vindt u dat in dit geval, bij een actueel thema, ongepast?

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Omdat daar andere vormen voor zijn. Daar is bijvoorbeeld een interpellatiedebat voor. Normaal hebben wij hier debatten over concrete wetgevingsvoorstellen. Dit debat hebben wij naar aanleiding van een mondeling overleg. Daar lag geen wetgeving onder. Als commissie hebben wij in de vergadering daarvoor namelijk breed uitgesproken dat wij geen debat over het koninklijk besluit willen hebben, omdat wij vinden dat de uitvoeringspraktijk daar nog niet klaar voor is. Wij hebben hier dus een debat naar aanleiding van een mondeling overleg. Dat is de eerste reden. De tweede reden is dat wij ook het gebruik hebben dat wij eerst met elkaar in gesprek gaan voordat we moties indienen. Maar wij houden nu het debat. Ik ken de motie via de mail, maar ik weet niet of die veranderd is. Ik moet nu mijn verhaal houden zonder dat ik formeel de motie ken die ingediend wordt. Dat is een slordige vorm van met elkaar praten. Daar doen wij dus iets geks. Ik hou ervan als wij in onze Kamer ook scherp blijven op onze procedures.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ik heb nog twee kanttekeningen, eerst over het eerste punt. Behalve debatten over wetgeving hebben we regelmatig beleidsdebatten, over bijvoorbeeld de staat van de rechtsstaat en over hoe ons binnenlands bestuur is georganiseerd. We hebben dus regelmatig debatten die niet over wetgeving gaan, waarin ook moties worden ingediend. Dan het tweede punt. Als u zegt dat u wilt reageren op een motie, had u misschien moeten aangegeven dat u wat lager op de sprekerslijst wilde staan. Dan had u er gelijk op kunnen reageren.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Dit is geen beleidsdebat. Als wij een beleidsdebat hadden geagendeerd … Maar nee, het werd zelfs een tweeminutendebat, waarvan gezegd wordt: het hoeft niet lang te duren en de inbreng kan beperkt blijven. Het is dus zeker geen beleidsdebat waarin wij onze meningen afpellen en kijken hoe het gaat en waar wij toe komen. Ik had dat graag wél gehad. Het is namelijk een enorm belangrijke wet, die heel veel impact gaat hebben en waar wij allen nog hele grote zorgen over hebben. Laten we er niet omheen praten: wij hebben allemaal — het mondeling overleg heeft dat heel duidelijk gemaakt — dezelfde zorgen over hoe het in de uitvoeringspraktijk gaat. Daar verschillen wij niet van mening over. Ik had het daar dus wel graag over gehad. Maar dit is dus niet zo'n debat. Als we dit al als beleidsdebat zouden duiden, dan is het natuurlijk veel te kort om dat debat een week van tevoren aan te kondigen. Je wil dan namelijk met partijen van gedachten kunnen wisselen en ideeën ophalen uit de praktijk. Daar ontbrak nu gewoon de tijd voor. Dan moet het in de voorbereiding toch anders. Hier scheppen wij nu een predecent voor. Ik ben er overigens niet per se negatief over, want ik zie hier ook wel mogelijkheden voor, maar dat wil niet zeggen dat het in onze huidige systematiek een goede plek heeft.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kluit. U heeft mij ook een vraag gesteld over dit debat. Ik lees in de korte aantekeningen van de commissies van IWO, EZK en LNV van vorige week: "De commissies besluiten de Voorzitter van de Kamer te verzoeken op korte termijn een kort plenair debat in te plannen om gelegenheid te geven voor het indienen van een of meer moties." Dat is geen precedent, want artikel 73, lid 1 van het Reglement van Orde voorziet gewoon in zo'n debat, ook zonder schriftelijke voorbereiding. Maar het komt niet vaak voor; dat is absoluut waar. Dat nog even in antwoord op uw vraag.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Voorzitter, dank voor dit antwoord. Laten we met z'n allen noteren dat we dit dus kunnen doen met elkaar.

De voorzitter:

Dat kan al 200 jaar, zolang de meerderheid van de Kamer het steunt. Ik ga nu naar de heer Otten van de Fractie-Otten.