Verslag van de vergadering van 5 juli 2022 (2021/2022 nr. 36)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 9.15 uur
De heer Van der Voort i (D66):
Voorzitter. Net als in voorgaande debatten vermeld ik dat ik beroepshalve betrokken ben bij de behandeling van covidpatiënten op de intensive care, maar dat dit volgens mijn fractie niet hoeft te verhinderen dat ik ook vandaag het woord voer over het langetermijnbeleid corona.
Voorzitter. Wij hebben in onze Kamer nu twee jaar coronadebatten met elkaar gevoerd, soms met een wat optimistischer blik op de pandemie en soms in een zorgelijke situatie. Hoe staan we er nu voor? Er is een zogenaamde zomergolf gaande met een oplopend aantal besmettingen en een stijgend aantal ziekenhuisopnames. We hebben al een aantal malen eerder in de zomermaanden verheffingen gezien van dit virus. Op dit moment heerst corona ook in het warme Portugal. Het lijkt ons daarom niet correct om dit virus een "seizoensvirus" te blijven noemen. De vraag aan de minister is of hij het eens is met die suggestie en dat wij dat niet meer moeten doen. Het kan namelijk verwarring scheppen.
Veel mensen moeten nu vijf dagen thuisblijven vanwege een besmetting met of zonder klachten. Dit laatste leidt tot uitval in bedrijven, in organisaties en ook in de zorg en andere essentiële beroepen. De spoorwegen waarschuwen dat niet alle treinen altijd rijden zoals in de dienstregeling vermeld staat. De mensen die nu een corona-infectie oplopen kijken dan vaak op de website van het ministerie of het RIVM om erachter te komen wat de isolatie- en thuisblijfadviezen zijn. Eerlijk gezegd is die informatie niet altijd even makkelijk te begrijpen.
Onze fractie vraagt zich af: wanneer komt de tijd dat ook het thuisblijfadvies gaat vervallen? Kan de minister aangeven of het laten vervallen van het thuisblijfadvies wellicht nu al aan de orde is? Het zou in ieder geval helderheid geven. En laten we wel zijn: bij griep en andere virale infecties bestaat dat advies ook niet. Vindt de minister dat voor de huidige, weinig ziekmakende variant het thuisblijfadvies op dit moment misschien wel overmatig is? Uit de brieven van de minister blijkt immers dat er weinig ernstige ziektegevallen verwacht worden bij de huidige variant. Dat heeft ook te maken met de hoge graad van gevaccineerden in combinatie met mensen met een doorgemaakte infectie. In Nederland zijn vrijwel geen mensen meer die noch gevaccineerd zijn noch een infectie hebben doorgemaakt. Een monitoring van varianten, zoals nu al gebeurt door het RIVM, kan tijdig een signaal geven wanneer een thuisblijfadvies opnieuw geïntroduceerd zou moeten worden.
Tot zover de vragen betreffende de huidige situatie met een weinig ziekmakende variant. Hoewel het op korte termijn onwaarschijnlijk is, zijn er bij nieuwe ziekmakende varianten twee scenario's geschetst door de WRR en de KNAW die tot maatregelen zouden kunnen leiden. Onze vraag aan de minister is: wat is er daadwerkelijk door de regering voorbereid en concreet gemaakt voor die scenario's? We begrijpen uit de recente langetermijnbrief dat ingeval van een toenemende zorgvraag, zich uitend in ziekenhuis- en ic-opnames, de minister zich heeft voorbereid door het expertteam een aantal interventies te laten voorstellen om de zorgorganisaties meer zorg te kunnen laten leveren zonder meer personeel in te zetten. Kan de minister aangeven hoeveel extra capaciteit deze best practices werkelijk opleveren? Hoe verhoudt zich dit tot de exponentiële vraag naar zorgcapaciteit in zo'n geval?
In geval van een ziekmakende variant gaat het voor nu, het najaar en de winter om vier zaken wat ons betreft: één: het voorkomen van besmettingen; twee: het voorkomen van ernstige ziekte na besmetting; drie: de zorgsector in staat stellen om iedereen die zorg behoeft die zorg te kunnen bieden; vier: de samenleving openhouden. Over deze vier punten heeft onze fractie nog een aantal vragen.
Met betrekking tot het eerste punt, het voorkomen van besmetting, steunen wij het beleid van het kabinet om interventies vooral decentraal te beleggen waar het kan en centraal waar het moet. Maar inhoudelijk hebben we de volgende vragen. Het lijkt erop dat aerosolen de belangrijkste bron van besmetting zijn en dat hygiënemaatregelen met betrekking tot indirect contact een beperkt effect hebben. Hoe vertaalt zich dat straks in de sectorplannen en in andere maatregelen die door de regering genomen worden? Worden bijvoorbeeld dan FFP2-maskers geadviseerd in plaats van de chirurgische mond-neusmaskers of de katoenen maskers? Wij zien namelijk in het buitenland een veel bredere inzet van FFP2-maskers dan in Nederland het geval is geweest. Ook vragen wij ons af hoe mensen met een kwetsbare gezondheid zich kunnen beschermen en hoe anderen de kwetsbaren kunnen beschermen. Daar had mevrouw De Boer het zojuist ook al over.
Met betrekking tot het tweede punt, het voorkomen van ernstige ziekte, vraagt de D66-fractie zich af of de burgers die graag een herhalingsvaccinatie willen, deze in de toekomst op eigen initiatief kunnen krijgen. Wetende dat de immuniteit na enkele maanden minder goed beschermt tegen infectie, is het geen gek idee dat burgers die dat willen regelmatig een nieuwe vaccinatie kunnen halen. Dus niet in landelijke rondes vaccineren, maar vaccinatie beschikbaar maken voor iedereen die dat wil, bijvoorbeeld steeds minimaal om de vier maanden na de vorige vaccinatie of doorgemaakte infectie. Wat weerhoudt de minister ervan om deze vorm van zelfregie en eigen verantwoordelijkheid mogelijk te maken, zodat de immuniteit maximaal op peil blijft voor wie dat wil? Geen verplichting, maar wel mogelijk. Dit betekent bovendien ook een veel gelijkmatiger belasting van de vaccinatielocaties, zodat het opschalingsvraagstuk van de GGD minder groot wordt en er een stabielere mate van immuniteit onder de bevolking bestaat.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Karakus.
De heer Karakus i (PvdA):
Ik denk dat we het wel eens zijn over het principe om de verantwoordelijkheid regionaal te leggen waar het kan en centraal waar het moet. Kan de heer Van der Voort een voorbeeld geven van wat regionaal kan of anders centraal moet?
De heer Van der Voort (D66):
Met decentraal doel ik vooral op de sectorplannen. Het zou mij logisch lijken dat er ook aanbevelingen komen vanuit het ministerie waar die aan zouden moeten voldoen, hoe die eruit moeten zien en welke doelen er behaald moeten worden. Als het nodig is, zou daar ook centraal, dus vanuit de overheid, uniformiteit in aangebracht moeten worden.
De heer Karakus (PvdA):
Dat is nou het probleem: dat lezen we niet terug in de langetermijnvisie. Wat vindt de heer Van der Voort hiervan? Mevrouw De Boer heeft aangegeven dat we dat onderdeel juist missen in de centrale aanpak: wat er moet gebeuren. We missen de kaders. We missen heel veel. Wat vindt de heer Van der Voort daarvan?
De heer Van der Voort (D66):
Ik heb de sectorplannen ook nog niet gezien; dus ik kan daar weinig over zeggen. In die zin ben ik even benieuwd als u naar de antwoorden van de minister hierover. Ik hoop dat hij u kan geruststellen.
Voorzitter. De langetermijnstrategie, zoals het kabinet die heeft beschreven, heeft weinig aandacht voor het verminderen van overgewicht. Weliswaar wordt een gezonde leefstijl gepropageerd, maar daar is voor zover ik weet geen bewijs voor. Het risico van overgewicht op ernstig verloop van covid is echter wel in eerdere meta-analyses aangetoond. Wij zijn ons bewust van de preventieafspraken in het coalitieakkoord, maar het expliciet bespreken van de risicofactor overgewicht en het werken aan het verminderen van overgewicht wordt blijkbaar door de minister nog niet duidelijk omarmd.
Mensen met een lagere sociaal-economische status hebben vaker een ongezonde leefstijl en een te hoog BMI. Ze zijn daardoor een risicogroep voor het doormaken van ernstige covid. Het CBS laat bovendien zien dat in de eerste golf de hoge en lage inkomens een even hoge sterfte hadden. Maar in volgende golven was de sterfte onder de hoge inkomens lager dan in de lage-inkomensklasse. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat deze sociale en medische ongelijkheid zich met betrekking tot covid niet weer gaat voordoen?
Overigens is het goed te weten dat overgewicht ook een risicofactor vormt voor een ernstig verloop van influenza en andere respiratoire virussen. Een slanke populatie is optimaal pandemisch voorbereid. Wij pleiten daarom naast het openhouden van sportfaciliteiten voor een aanpak die inzet op armoedebestrijding, opleiding, eenzaamheid en goede huisvesting. Daarmee wordt overgewicht waarschijnlijk veel beter bestreden dan met leefstijlinterventies. Graag de visie van de regering op deze zienswijze.
Met betrekking tot het derde punt, het mogelijk maken voor de zorgsector om zorg te blijven leveren voor ieder die dat nodig heeft. Hoe zijn de verpleeg- en verzorgingshuizen en de huisartsen nu voorbereid? Ze hebben een onwaarschijnlijk belangrijke rol gespeeld in de eerste, tweede en latere golven door het gesprek aan te gaan met patiënten, zodat zij die geen baat bij intramurale zorg hadden ook thuis konden blijven. We hebben de afgelopen weken de acties van de huisartsen gezien, waarbij er aandacht wordt gevraagd voor de werkdruk. Kan de minister toelichten welke afspraken met huisartsen zijn gemaakt, zodat zij die belangrijke rol kunnen blijven spelen? Zijn de huisartsen voorbereid op de begeleiding van veel patiënten met zuurstof thuis, zoals het expertteam heeft geadviseerd te gaan doen?
Tot slot het vierde punt, het gewone leven zo veel mogelijk in stand houden, de open samenleving. De mentale schade die velen de afgelopen twee jaar hebben opgelopen, is indrukwekkend. De jeugd die al langer kwetsbaar is voor psychische problematiek heeft blijvend aandacht nodig. Maar ook voor anderen is het nodig om perspectief te houden en een balans te kunnen creëren tussen coviddruk en ontspanning. Onze fractie is van mening dat de rol die cultuur hierin speelt, de afgelopen twee jaar onderbelicht is geweest. Zie cultuur als zuurstof voor de geest. We breken een lans voor het openhouden van minstens een deel van de cultuursector. Wat is hierover afgesproken met deze sector? Wat kan daarin wel en niet bij sterk oplopende druk op de zorg?
Dan nog over de timing van maatregelen. Een vraag die velen in de samenleving bezighoudt, is wanneer welke maatregelen getroffen gaan worden. Kennelijk is de huidige versnelling in het aantal besmettingen in combinatie met de ziekmakendheid van de rondgaande variant op dit moment onvoldoende reden om maatregelen te treffen. Als een nieuwe variant de virulentie heeft van bijvoorbeeld de deltavariant, bij welke besmettingsgraad worden vrijheidsbeperkende maatregelen dan wel getroffen? Wij hopen dat het dan niet opnieuw wachten is tot de ziekenhuizen alle hens aan dek hebben.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik hoorde net de heer Van der Voort van D66 pleiten voor een open samenleving. Hij schetst ook een aantal kaders voor de langetermijnaanpak. Tegelijkertijd hoor ik hem in zijn laatste zin spreken over de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen. In een van die kaders schetst de heer Van der Voort dat er sprake moet zijn van zelfregie en eigen verantwoordelijkheid rond het nemen van vaccinaties. Maar zou die zelfregie en eigen verantwoordelijkheid niet in zijn algemeenheid moeten gelden? En zouden als dan toch sprake moet zijn van een open samenleving, dan ook géén collectieve vrijheidsbeperkende maatregelen moeten worden opgelegd? Het is heel makkelijk om te zeggen "hou maar een deel van de cultuursector open", maar dat is heel beperkt. Hoe kijkt de heer Van der Voort daartegen aan?
De heer Van der Voort (D66):
Ik ben het helemaal met meneer Van Hattem eens dat burgers verantwoordelijkheid hebben voor de eigen gezondheid en gedrag. Dat geldt voor iedereen. Dat past natuurlijk ook heel erg bij D66: wij vinden dat er ruimte moet zijn voor individuele vrijheid en keuzes. Dat geldt natuurlijk ook voor covid. Dus het is buiten kijf dat altijd, in welke situaties ook tijdens een covidpandemie, burgers hun eigen regie zouden moeten kunnen nemen.
Daarnaast is de ziekmakendheid van een coronavariant bepalend voor het aantal ernstig zieke patiënten. Ook al neem je nog zo goed preventieve maatregelen en buit je zelfregie zo goed mogelijk uit, dan nog is het niet altijd te voorkomen dat je ziek wordt en dat je daarmee wellicht zorg nodig hebt. In die situatie, waarin er toch veel ziektegevallen ontstaan, dus bij een ziekmakende variant, niet de huidige variant die weinig ziekmakend is wat ziekenhuisopnames betreft, is het vaak toch nodig zoals we in de afgelopen twee jaar hebben we gezien dat de overheid maatregelen neemt die vrijheidsbeperkend zijn. Dus het is een balans tussen het nemen van eigen verantwoordelijkheid en het daarmee voorkomen van infecties, tussen de ziekmakendheid van een variant, tussen de ernst van het aantal besmettingen dat zich voordoet. Daar zit een balans in en afwisselend zal daar meer of minder centrale regie en vrijheidsbeperkende maatregelen nodig zijn.
De heer Van Hattem (PVV):
Eigenlijk slaat de heer Van der Voort van D66 nu een stap over, want hij schetst een aantal kaders. Ik mis daarin het kader van de grondrechten, want er wordt nu heel duidelijk weer een stap gezet richting vrijheidsbeperkende maatregelen, waarbij er al bij voorbaat van wordt uitgegaan dat die effectief zouden zijn. Maar je zou eigenlijk als je een maatregel neemt de vraag moeten stellen of die effectief is. Dus als de heer Van der Voort het heeft over een open samenleving, kan hij dan ook uitsluiten dat niet bewezen effectieve maatregelen, zoals de inzet van het coronatoegangsbewijs in het kader van 2G, daarmee wordt uitgesloten? Want dat is een bewezen effectieve maatregel, dus waarom zou dan je dan meteen die stap zetten richting vrijheidsbeperkende maatregelen als ze niet effectief bewezen zijn?
De heer Van der Voort (D66):
Wij willen als partij onze mening altijd baseren op wetenschappelijke evidentie. We denken dat dat ook de afgelopen jaren in de coronapandemie gebeurd is. Ik denk dat het op dit moment niet opportuun is om over een coronatoegangsbewijs te spreken, maar alles wat redelijkerwijs effectief kan zijn op basis van wetenschappelijke argumenten zou inzetbaar moeten zijn als de situatie daarom vraagt. Die afweging maken wij steeds met elkaar, ook in deze Kamer.
De voorzitter:
De heer Van Hattem, tot slot.
De heer Van Hattem (PVV):
Tot slot, voorzitter. Kan de heer Van der Voort dan daarin ook meenemen hoe in de vier kaders die hij noemt grondrechten van onze burgers een plaats hebben?
De heer Van der Voort (D66):
Grondrechten zijn buitengewoon belangrijk. Een van de grondrechten is ook dat er door de overheid zorg geleverd wordt. Daar zit een afweging in die de afgelopen twee jaar steeds gemaakt is. Die is uitgevallen zoals het gegaan is, zoals wij allemaal weten.
De voorzitter:
Dan is er nog een interruptie van de heer Nicolaï.
De heer Nicolaï i (PvdD):
Ik ben heel blij dat ik de heer Van der Voort hoor zeggen dat zijn partij zich vooral wil baseren op wetenschappelijke evidentie. Ik sluit wel een beetje aan bij de vraag van de heer Van Hattem, want ik heb dat nou juist zo gemist bij de partij van de heer Van der Voort toen het ging over de coronatoegangsbewijzen en op de achtergrond allang duidelijk was dat de vaccinatie tegen de uitbreiding van de besmettingen eigenlijk al helemaal niet meer hielp. Toch kreeg de minister de kans om door te gaan met dat coronatoegangsbewijs.
De heer Van der Voort (D66):
Ik zie niet helemaal de relatie tussen vaccinatie en het coronatoegangsbewijs.
De heer Nicolaï (PvdD):
Het coronatoegangsbewijs hield onder andere in dat je als je gevaccineerd was dan gewoon vrij ergens naar binnen kon, terwijl eigenlijk al uit allerlei cijfers — alleen hield het RIVM dat niet bij — was gebleken dat dat helemaal niet hielp tegen de mogelijkheid dat je anderen zou gaan besmetten. Dus de mensen die gevaccineerd waren mochten vrij naar binnen, maar waren juist uit een oogpunt van verspreiding de meest gevaarlijke mensen. Daar hebben we D66 toen nooit over gehoord. Gaat dat nu anders worden? Dat is eigenlijk mijn vraag aan de heer Van der Voort.
De heer Van der Voort (D66):
Nu snap ik 'm beter. Het is in ieder geval zo dat vaccinaties steeds, ook nu nog, beschermen tegen een ernstig beloop van de ziekte en ziekenhuisopnamen. Als je gevaccineerd bent, is er dus hoe dan ook een kleinere kans op een ernstig beloop. Ik denk dat het daarnaast nu niet relevant is om het coronatoegangsbewijs hier uitvoerig te bespreken. Die afweging zullen we te zijner tijd, als dat zich weer voordoet, met elkaar moeten maken. We kunnen dan kijken hoe de wetenschappelijke bewijsvoering op dat moment ligt.
De voorzitter:
De heer Nicolaï, tot slot.
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik ben blij dat de heer Van der Voort in ieder geval zegt dat er dan straks nog een afweging wordt gemaakt, maar mijn vraag was eigenlijk de volgende. Ik hoor de heer Van der Voort hier nu zeggen: we gaan veel meer naar die wetenschappelijke onderbouwing kijken. Is D66 dan bereid om daar scherper op te letten als het straks gaat om eventuele coronatoegangsbewijzen? Dat was mijn vraag.
De heer Van der Voort (D66):
Mijn antwoord is dat D66 altijd kijkt naar de wetenschappelijke onderbouwing en daarvan uitgaat. Ik denk dat dat generiek geldt nu en in de toekomst, en ook voor het coronatoegangsbewijs als dat weer aan de orde zou moeten zijn.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Het doet ons genoegen dat de heer Van der Voort zo hamert op het belang van wetenschappelijke bewijzen en toepassing. Hij is natuurlijk zelf ook expert op dit vlak. Wij zijn ook grote aanhangers van de wetenschap. Is de heer Van der Voort van mening dat de wetenschappelijke feiten over corona de afgelopen twee jaar op de juiste manier door het kabinet en de vorige minister zijn gecommuniceerd aan de Nederlandse bevolking? Of is de Nederlandse bevolking ook vaak met een quasiwetenschappelijk kluitje in het riet gestuurd? Dat is mijn vraag aan de heer Van der Voort. Dat is namelijk wel de indruk die wij hebben. Hoe ziet hij dat?
De heer Van der Voort (D66):
Volgens mij heeft het kabinet zich laten informeren en adviseren door eminente wetenschappers, onder anderen van het RIVM en het OMT. Daar zitten uitstekende wetenschappers die weten waarover ze het hebben. Het is natuurlijk wel zo dat in een zich ontwikkelende pandemie niet alles al uitvoerig en met gerandomiseerde studies wetenschappelijk is onderzocht. Je zal soms dus met beperkte informatie moeten adviseren en de regering zal er dan over moeten besluiten of zij wel of niet moet ingrijpen. Zo is het volgens mij steeds heel zorgvuldig gebeurd.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Daar raakt de heer Van der Voort de kern van de zaak: je zal dat zorgvuldig moeten communiceren. Er is natuurlijk heel vaak met een zeer grote stelligheid gecommuniceerd dat als we gingen vaccineren, de crisis binnen no time afgelopen zou zijn en we alles weer zouden kunnen doen. Er werd juist onwetenschappelijk gecommuniceerd, en wel door de vorige minister. Dat heeft tot enorme frustratie en polarisatie geleid. Hoe ziet de heer Van der Voort dat?
De heer Van der Voort (D66):
Ik denk dat dit interpretaties zijn die aan de heer Otten zijn. Wij hebben natuurlijk allemaal onze gedachten over hoe het gegaan is. Ik denk dat het goed is om de evaluaties die nu gaande zijn en de komende tijd nog zullen komen af te wachten en om dan ons uiteindelijke oordeel daarover te vellen. Maar zoals ik net zei, is er op basis van adviezen van goede wetenschappers door het kabinet gehandeld. Ik denk dat dat in het algemeen zorgvuldig is geweest.
De voorzitter:
Dank u wel. U kunt uw betoog voortzetten.
De heer Van der Voort (D66):
De vraag die boven de markt hangt en die onze fractie dan ook maar hier stelt, is: welke maatregelen in welke vorm en in welke volgorde kunnen burgers en bedrijven verwachten? Welke sectoren gaan eerst op slot en welke gaan hoe dan ook niet op slot? Welke vrijheidsbeperkende maatregelen kunnen de burgers op welk moment en in welke volgorde verwachten? Het lijkt onze fractie van belang om de verwachtingen te managen, zodat er op voorhand zo veel mogelijk draagvlak is gecreëerd. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat de samenleving goed voorbereid is op eventuele nieuwe maatregelen? Kan de minister van JenV bijvoorbeeld aangeven hoe zij zich voorbereidt en bij voorkeur voorkomt dat er weer excessen met openbareordeverstoringen optreden? Voorzitter. Dan hebben wij nog vragen over de wetgeving. Wanneer in het najaar de aanpassingen in de Wpg aan de Kamer worden gepresenteerd, zullen wij daar uiteraard uitvoerig op ingaan. Toch is het nu al relevant om van gedachten te wisselen over hoe de rol van het parlement en in het bijzonder deze Kamer bij het instellen van maatregelen zal zijn. Kan de regering vooruitlopen op de parlementaire controle op het instellen van vrijheidsbeperkende maatregelen in de aangepaste Wpg? De internetconsultatie die gaande is, geeft daar weinig inzicht in. De beantwoording van de schriftelijke vragen wel meer, maar nog niet compleet wat onze fractie betreft.
Dan nog vragen over de LFI, met dank aan de minister voor zijn uitvoerige beantwoording van onze vragen over de Landelijke Functionaliteit Infectieziektebestrijding, de LFI. Daarbij wordt veel duidelijk over de rol en de positionering van de LFI. Wat ons blijft bezighouden is de relatie tussen GGD'en en de LFI. De GGD valt onder de gemeente en de LFI onder het RIVM. Maar de LFI heeft wel een rol in taken die nu onder de GGD vallen. Waar kan spanning komen te staan op de verhouding tussen GGD en LFI, vragen wij de minister, en hoe gaat het dan in de praktijk, juist op momenten dat er grote druk op deze organisaties staat?
Voorzitter. De afgelopen week is de voorzitter van de OVV in het nieuws geweest over de aanpak van het kabinet betreffende de uitvoering van de aanbevelingen die de OVV in het eerste rapport heeft gedaan. Wij beperken ons hier tot de vraag aan de minister hoe de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van de aanbevelingen, maar die vraag is zojuist ook door mevrouw De Boer gesteld.
Voorzitter. Onze fractie hoopt op een uitdovende pandemie waarbij de zo vaak besproken groepsimmuniteit ons vanaf nu beschermt tegen hoge golven en ernstig zieke covidpatiënten. Dat neemt niet weg dat het belangrijk is om voorbereid te zijn op ernstiger scenario's. Daarom wachten we met belangstelling de beantwoording van onze vragen af.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Voort. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Verkerk van de ChristenUnie.