Verslag van de vergadering van 12 juli 2022 (2021/2022 nr. 38)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 0.55 uur
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil de bewindslieden bedanken dat zij hier zo massaal aanwezig waren en het zo lang hebben volgehouden. Ik ga het niet heel lang maken.
Ik heb uit dit debat begrepen dat augustus heel belangrijk gaat worden. Dat is niet voor het eerst. Keizer Augustus, de eerste keizer van het Romeinse Rijk, is ook redelijk belangrijk geweest. Maar iedereen die die geschiedenis bestudeert — ik ga het niet herhalen — weet dat Julius Caesar het een paar jaar later in de senaat moeilijk gekregen heeft. In die zin denk ik dat het goed is dat we verwachtingsvol uitkijken naar augustus. We gaan kijken wat het kabinet gaat doen. Ik heb in dat kader een motie. Die wil ik graag indienen.
De voorzitter:
Door de leden Koffeman, Nicolaï, Prast, Van Strien, Faber-van de Klashorst en Kox wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat studenten die tussen 2015 en 2023 stude(e)r(d)en anders dan de generaties studenten voor en na hen veelal (hebben) moeten lenen om hun studie te bekostigen en daarom inmiddels te boek staan als de "pechgeneratie";
overwegende dat de stijgende rente, naast stijgende energieprijzen, veel studenten en ex-studenten in financiële problemen dreigt te brengen;
overwegende dat de rijksoverheid verzuimd heeft studenten bij het aangaan van hun studielening een financiële prospectus te geven met voorlichting over renterisico's, risicoprofielen, gevolgen voor het aangaan van hypothecaire verplichtingen en dergelijke;
overwegende dat er niet of nauwelijks onafhankelijk toezicht was op de voorwaarden waaronder de leningen verstrekt zijn of om te waarschuwen voor mogelijke bestedingsrisico's;
overwegende dat de verstrekking van studieleningen goeddeels gefinancierd is met negatief rentende staatsleningen;
verzoekt de regering de rente op studieleningen te bevriezen op 0% en alle baten uit negatief rentende staatsleningen aangegaan ten behoeve van het verstrekken van studiefinancieringen ten goede te laten komen aan het naar rato verlagen van studieschulden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter H (36120-IX, 36120-XV).
Bent u daarmee aan het einde van uw inbreng, meneer Koffeman?
De heer Koffeman (PvdD):
Nou ...
De voorzitter:
Maakt u het anders maar even af. Dan geef ik daarna het woord aan meneer Crone.
De heer Koffeman (PvdD):
Ik wilde alleen even aangeven dat ik de motie graag aanhoud tot na augustus, omdat het kabinet dan alle gelegenheid heeft om daar zelf ook iets van te vinden.
De voorzitter:
U houdt de motie aan.
Op verzoek van de heer Koffeman stel ik voor zijn motie (36120-IX, 36120-XV, letter H) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Crone.
De heer Crone i (PvdA):
Ik zal het kort houden. Als je een toezegging hebt gevraagd in de eerste termijn maar die niet hebt gekregen, is de bedoeling van een motie dat je een uitspraak van de Kamer vraagt. Maar ik heb over dit onderwerp nauwelijks iets gehoord, en zeker niet in gedetailleerde vorm, in de eerste termijn. Vervolgens wordt de motie niet in bespreking gegeven, want ze wordt meteen al overgeheveld naar een volgende bijeenkomst. Dan staan we wel erg op zenden in plaats van overleggen. Ik laat het hierbij, voorzitter, want de motie is aangehouden. Ik zou de regering ook willen vragen om geen antwoord te geven.
De voorzitter:
De heer Koffeman nog, voor een reactie.
De heer Koffeman (PvdD):
Als u daar in de eerste termijn niks over gehoord heeft, dan heeft u niet goed geluisterd. Misschien was u met iets anders bezig; dat kan.
De voorzitter:
Meneer Crone, graag bij de microfoon.
De heer Crone (PvdA):
Ik zei nadrukkelijk: niet in gedetailleerde vorm. Ik had gevraagd: sommige leningen hebben een bevroren rente; hoe gaat u daarmee om? Al die vragen stel ik nu niet, maar die hoor ik nu naar aanleiding van uw zeer gedetailleerde motie, die heel anders is dan uw veel kortere inbreng op dit punt. Leest u het maar na.
De heer Koffeman (PvdD):
Ik hoor een mening. Dat mag natuurlijk.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koffeman. Wenst een van de leden in de tweede termijn nog het woord? Mevrouw Oomen, namens het CDA en wie weet namens nog meer fracties. Dat weet je nooit.