Plenair Dittrich bij behandeling Wet uitbreiding taakstrafverbod



Verslag van de vergadering van 4 oktober 2022 (2022/2023 nr. 2)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.43 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Dittrich i (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dit jaar is het 500 jaar geleden dat Dirk Volkertszoon Coornhert werd geboren. Hij was onder andere grafisch kunstenaar, schrijver, theoloog, filosoof, stadssecretaris van Haarlem en notaris. Bekend is Coornhert geworden als strijder voor vrijheid van denken, meningsuiting, drukpers en godsdienst. Hij schreef over recht en rechtvaardigheid, respect, medemenselijkheid en verdraagzaamheid. Hij nam geen blad voor de mond. Dat werd hem niet in dank afgenomen. Op last van de hertog van Alva werd Coornhert in 1567 gevangengezet in de Gevangenpoort, een paar honderd meter van waar we nu vergaderen.

Het proces tegen Coornhert sleepte maar voort. In gevangenschap ontwikkelde Coornhert zijn ideeën over de zin van straffen. In 1587 schreef hij een boek, Boeventucht, waarin hij zijn ideeën uiteenzette over een zinvolle wijze van strafoplegging en strafuitvoering. Hij vond dat strafrecht rationeel toegepast moest worden, strevend naar een doel, anders dan pure wraak of vergelding. Hij schreef dat straffen gericht moesten zijn op de geestelijke verbetering van criminelen door hen nuttige arbeid te laten verrichten of een vak te laten leren. Dat was echt revolutionair in een tijd waarin veroordeelden in het gevang werden opgesloten en gemarteld.

Op 28 oktober aanstaande wordt in De Nieuwe Kerk in Amsterdam de Coornhertlezing gehouden en wordt ook een gedenksteen onthuld. 500 jaar geleden ontwikkelde Coornhert dat concept van de taakstraf. Wat een denkkracht! En wat doet de regering met dit wetsvoorstel? Zij voert een uitbreiding van het taakstrafverbod in. De kern waar dit debat over gaat, is dat de regering zegt dat het gebruik van geweld tegen iemand die een publieke taak vervult, geen klein vergrijp is maar een ernstig misdrijf, ook al is de hoofdregel in ons strafrecht dat de rechter de straf toemeet en de strafsoort kiest die bij de omstandigheden van de specifieke verdachte past. In dit wetsvoorstel doorbreekt de regering die hoofdregel. De regering verbiedt de rechter een taakstraf op te leggen bij geweld tegen een politieagent, een brandweer- of ambulancemedewerker die zijn publieke taak uitoefent in het kader van de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Die bevoegdheid wordt dus van de rechter afgepakt.

Voorzitter. D66 is het met deze benadering niet eens. In de trias politica hebben de staatsmachten onderscheiden verantwoordelijkheden. De rechtsprekende macht gaat over welke straf het beste past bij de verdachte die voor het hekje staat. Weliswaar mag de wetgevende macht in het Wetboek van Strafrecht de algemene kaders aangeven waarmee een misdrijf bestraft mag worden, bijvoorbeeld het maximum aantal jaren gevangenisstraf, maar het is aan de strafrechter die in concreto beslissingen neemt. Met dit wetsvoorstel bindt de wetgever de handen van de rechter en vervuilt in onze ogen daarmee de trias politica.

Ik wil graag net als mevrouw Veldhoen een concreet voorbeeld geven. Misschien dat dit voorbeeld mevrouw Nanninga wat meer aanspreekt. Op het platteland in Hierden woont onze stikstofminister Christianne van der Wal. Zij werd bedreigd door de boeren. De politie beschermde haar huis. Maar op een avond, laat, kwamen de boeren op tractoren naar het huis en vielen de politie aan. Het Openbaar Ministerie heeft in die rechtszaak tegen tien boeren een werkstraf van 120 uur geëist en een voorwaardelijke celstraf van twee maanden. De rechter heeft gestraft conform die eis. Als dit wetsvoorstel in werking treedt, mag het Openbaar Ministerie die eis niet meer stellen. De wetgever grijpt in op een bestendige praktijk die niet voor problemen zorgt. De rechter mag geen taakstraf meer opleggen. Hij kan alleen een gevangenisstraf kiezen, al dan niet geheel voorwaardelijk. Een geldboete mag ook niet, want die is in de rangorde van de hoofdstraffen lager dan de taakstraf. Wordt met een gevangenisstraf voor deze boeren de veiligheid in de samenleving een dienst bewezen? Diegenen die voor uitbreiding van het taakstrafverbod zijn, sturen in dit voorbeeld de boeren de gevangenis in, met alle gevolgen voor het voortbestaan van het boerenbedrijf.

De voorzitter:

Mevrouw Nanninga, u werd al opgeroepen.

Mevrouw Nanninga i (Fractie-Nanninga):

Om met prof. dr. ir. Akkermans, een creatie van Van Kooten en De Bie, te spreken: mijn naam wordt genoemd. Goed, dan ben ik ook niet te beroerd om daar gehoor aan te geven. Het is niet echt een vraag, vrees ik, maar for the record: wat mijn partij ook vindt van de zaak die de boeren bepleiten, mensen op die manier thuis opzoeken vind ik bij uitstek een voorbeeld waarvoor je even achter de deur moet, want zoiets doe je niet in een vrije democratie. Wat je protest ook is, wat je ding ook is, je gaat geen bewindspersonen thuis opzoeken. In die zin vind ik dit een goed voorbeeld. Mijn fractie is van mening dat daarvoor een taakstraf niet gepast zou zijn.

De heer Dittrich (D66):

Maar dat roept bij mij dan de vraag op waarom de rechter niet meer voluit zijn werk mag doen. Waarom wordt de rechter in zijn mogelijkheden van het kiezen van een hoofdstraf beperkt? Volgens de regering zijn er twee argumenten in de stukken. Het eerste is dat er een breed gedeeld gevoelen van ernst is over het geweld tegen deze functionarissen. Dat is een beetje wat er zojuist werd gezegd. Het tweede is dat daarnaast door het gebruikte geweld het respect voor het openbaar gezag wordt aangetast. Ook D66 vindt het onverteerbaar dat er tegen dit soort functionarissen geweld wordt gebruikt als zij hun werk ten behoeve van de samenleving doen. Dat is onacceptabel gedrag. Dat moet gestraft worden. Maar de conclusie die de regering daaraan verbindt, vinden wij onjuist en onlogisch. De regering zegt steeds dat het aan de wetgever is om het ongenoegen van de samenleving over dit soort geweld te vertalen in de uitbreiding van het taakstrafverbod. Mijn fractie vindt echter dat met een snelle vervolging en een berechting een krachtig signaal wordt afgegeven dat dit type geweld beteugeld moet worden.

De reclassering heeft zelf onderzocht wat het recidivepercentage is na een gevangenisstraf tot zes maanden en na het uitvoeren van een taakstraf. De uitkomst is helder. Tot taakstraffen veroordeelden gaan 47% minder opnieuw in de fout dan mensen die in de cel zaten. Het gaat erom minder geweldsdelicten te krijgen. Dan is het toch veel juister en beter om wel een kale taakstraf te kunnen opleggen bij dit type misdrijven? Denk aan het voorbeeld van de boeren dat ik zojuist gaf. Het Openbaar Ministerie vond ook, gelet op de weging van alle omstandigheden van het geval, dat een werkstraf, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf, opportuun was. Waarom moet de wetgever de deskundigheid van het Openbaar Ministerie en van de rechters doorkruisen? Ik verzoek de minister daarop in haar reactie te reflecteren.

De heer Nicolaï i (PvdD):

Een boeiend betoog. Ik wilde eigenlijk aan de heer Dittrich vragen, ook naar aanleiding van zijn vraag aan mevrouw Nanninga en haar reactie: begrijp ik goed dat D66 met de uitspraak dat de trias politica wordt doorbroken, bedoelt dat niet de rechter aan de boeren een straf oplegt, maar dat mevrouw Nanninga die boeren een straf oplegt? Als mevrouw Nanninga zegt dat zij een taakstraf voor die boeren niet op zijn plaats vindt, zegt mevrouw Nanninga eigenlijk: ik, mevrouw Nanninga, en mijn partij stoppen die boeren in de gevangenis. Is dat wat u bedoelt?

De heer Dittrich (D66):

Zo had ik het niet verwoord, maar het komt er wel op neer dat de wetgever de vrije toemetingsruimte van de rechter helemaal beperkt en zegt: een kale taakstraf mag niet meer. Terwijl de rechter in het concrete geval dat hij voor zich heeft, zou kunnen denken: hier is juist een kale taakstraf op zijn plaats. Vanuit Den Haag wordt dus eigenlijk door degenen die voor dit wetsvoorstel zijn, gezegd: wij gaan die vrije ruimte voor de rechter inperken; wij weten het beter dan degenen die hiervoor in de trias politica bedoeld zijn. Dat is mijn antwoord op uw vraag.

De voorzitter:

Dat was een interruptie van de heer Nicolaï. Hij spreekt namens de Partij voor de Dieren, voor de mensen die dat mogelijk is ontgaan.

De heer Dittrich (D66):

Ik wil een citaat over de top 600 van criminelen uit Amsterdam geven, een heel mooi citaat. Ik zie dat de minister er al voor gaat zitten. "Meer dan de helft van die 600 topcriminelen had een licht verstandelijke beperking of had te maken met een ggz-problematiek. Als je daaraan voorbijgaat en denkt dat detentie de enige oplossing is, werkt dat natuurlijk niet. Dan krijg je hele hoge recidivecijfers. Je moet maatwerk kunnen leveren."

Die laatste woorden wil ik graag herhalen: je moet maatwerk kunnen leveren. Van wie zijn deze wijze woorden? Herkent de minister ze? Ze zijn uit het debat van de Tweede Kamer op 15 juni van dit jaar. Dat ging over ondermijnende criminaliteit. Ze zijn uitgesproken door deze minister. In het ene debat over ondermijnende georganiseerde criminaliteit is er dus maatwerk nodig volgens de minister en in dit debat, dat gaat over misdrijven die wat minder ernstig zijn dan ondermijning en georganiseerde criminaliteit, zegt de minister: wij als wetgever moeten voorstructureren bij het soort straf dat de rechter mag opleggen. Ik vind dat een hybride opstelling. Ik zou daar graag van de minister uitleg over willen hebben. Hoe kan dit?

Bij de regering en bij een deel van de Nederlandse bevolking leeft wellicht het idee dat een taakstraf weinig tot niets voorstelt. Maar een taakstraf is door de wetgever tot een hoofdstraf gemaakt, na allerlei debatten in het verleden. Er moet maximaal 240 uur gewerkt worden. Dat is serieuze arbeid. Behalve het werken ten behoeve van de maatschappij leert men ook in een werkritme te komen, zich aan de afspraken te houden, samen te werken, opdrachten uit te voeren, verantwoordelijkheid te nemen en al dat soort zaken. Het is dus zo veel meer dan alleen het werk sec. Dat is terug te zien in de recidivecijfers, waar ik het zojuist over had. In de gevangenis leer je dat echt niet allemaal. Daar zit je je tijd uit en loop je een grote kans in contact te komen met mensen die, zou je kunnen zeggen, niet de steunpilaren van de samenleving zijn.

Het is de verantwoordelijkheid van en een opdracht aan de regering om te zorgen voor een soepel werkende strafrechtketen, zodat diegenen die een geweldsmisdrijf hebben gepleegd snel berecht worden. We hebben als Eerste Kamer een werkbezoek afgelegd aan Arnhem en de regio daar. Helaas hebben we moeten we constateren dat het nog niet op orde is in Nederland. Het was pijnlijk te constateren dat in Oost-Nederland 1.500 strafzaken door de rechtbank Gelderland niet meer konden worden behandeld, waardoor het Openbaar Ministerie zich genoodzaakt zag die zaken te seponeren. Dat soort beslissingen is echt uit armoe genomen. Dat ondergraaft het vertrouwen in de rechtsstaat. De fractie van D66 vindt dat de regering zich moet richten op het voorkomen van dit soort uitwassen, in plaats van het onderhavige wetsvoorstel in te dienen. De cijfers wijzen namelijk uit dat iets meer dan 100 kale taakstraffen per jaar worden opgelegd aan verdachten van geweld tegen deze functionarissen. De rechter hoort de argumenten voor en tegen, hoort getuigen en deskundigen, en wikt en weegt. Als er in ruim 100 zaken per jaar een taakstraf uit rolt, terwijl in het merendeel van dit type zaken een gevangenisstraf wordt opgelegd, dan mag je concluderen dat onze professionele rechters een goede reden hadden om een kale taakstraf op te leggen.

Ik stel dan de vraag die mevrouw Veldhoen stelde: waarom vertrouwt de minister de rechters niet? In de memorie van antwoord zegt de minister: "Een dergelijke bestraffing — een taakstraf dus — is naar ons oordeel echter niet gepast als het gaat om geweld tegen personen met een publieke taak." Wat D66 betreft gaat de minister hier echt op de stoel van de rechter zitten. Dat lijkt mij ongepast.

Voorzitter. Waarom geen hardheidsclausule of een ontsnappingsmogelijkheid voor de rechter als een bepaalde zaak voorligt waarvan de rechter zegt: hier kan ik echt geen gevangenisstraf voor opleggen? Onlangs heeft de minister voor Rechtsbescherming de Tweede Kamer geschreven dat hij een verkenning laat uitvoeren naar alternatieven voor celstraf. Ik citeer dan uit de krant: "Deels is dat een centenkwestie. De taakstraf kost de overheid minder dan een celstraf. Anderzijds drongen de reclassering en kabinetsadviseur Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming aan op het terugdringen van korte celstraffen, omdat de gevolgen soms niet meer in verhouding staan tot de misstap. Tijdens een korte celstraf verliezen gedetineerden soms ook hun baan of hun woning." Een prima idee, zou je zeggen. Maar waarom dan niet alvast dit wetsvoorstel ingetrokken en doorgaan op dat idee?

Voorzitter, samenvattend. D66 wil dat de rechters zelf bepalen wat voor straf moet worden opgelegd aan diegenen die ervan verdacht worden geweld te hebben gebruikt tegen een politieman, ambulance- of brandweermedewerker of buitengewoon opsporingsambtenaar tijdens de uitoefening van hun publieke taak in het kader van het handhaven van de openbare orde of de veiligheid.

Ik zou graag willen eindigen met waar ik mee begonnen ben: met Coornhert. De aanhangers van de visie van Coornhert op het strafrecht hadden in 1971 de Coornhert-Liga opgericht. Die Coornhert-Liga bestaat nog steeds, maar is niet meer actief. Er is dus wat mij betreft behoefte aan een hernieuwde Coornhertbeweging. Die behoefte wordt eigenlijk treffend onder woorden gebracht door het vroegere lid van de Coornhert-Liga Dries van Agt, oud-CDA-minister van Justitie en oud-premier. Ik zou hem tot slot graag willen citeren: "Het enige dat ik thans nog kan uitbrengen, is dat er heden ten dage een urgentere behoefte is aan de een of andere Coornhert-Liga dan eertijds al. Het roepen en blaten om meer strafbaarstellingen, langduriger en hardvochtiger straffen en meer dienaren van de zwaardmacht om ons heen, is een akelige kakofonie geworden."

Daar laat ik het bij. Ik hoop dat de minister daarop wil reageren.

De voorzitter:

Dank u zeer. Dan is het woord vervolgens aan de heer Janssen. Hij spreekt namens de fractie van de SP.