Verslag van de vergadering van 4 oktober 2022 (2022/2023 nr. 2)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.34 uur
De heer Recourt i (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. De samenleving verhardt. Het geweld tegen brandweerlieden, conducteurs en vele andere publieke dienstverleners is toegenomen. Ook de Partij van de Arbeid maakt zich daar grote zorgen over. Uiteraard moeten we plegers van deze vorm van geweld stoppen. Dat doen we met een straf op maat: hard of zacht, maar passend.
Het wetsvoorstel dat wij vandaag behandelen, regelt dat de strafrechter in het geval van geweld tegen brandweer-, politie- en ambulancepersoneel en boa's alleen nog maar kan straffen met een gevangenisstraf. Een taakstraf mag niet worden opgelegd. Deze Wet uitbreiding taakstrafverbod is als wet heel erg klein. Het zijn maar een paar zinnetjes. Ook de gevolgen van deze wet zou je, in navolging van het Openbaar Ministerie, kunnen relativeren. Ik heb het dan over het Openbaar Ministerie ten tijde van onze deskundigenbijeenkomst hier in de Eerste Kamer. De rechter kan namelijk met een beetje goede wil eromheen, bijvoorbeeld door een onvoorwaardelijke straf van een dag op te leggen naast de taakstraf.
De fractie van de Partij van de Arbeid denkt hier anders over. Deze wet is om een aantal redenen zeer ongewenst. Zij leidt tot onrecht en willekeur in individuele gevallen. Ze ondermijnt de positie van de rechter. Ze vergroot de vertrouwenscrisis tussen overheid en burgers en ze draagt ten slotte ook zelf bij aan de verharding van de samenleving. Geen enkele reden dus om deze wet in uitwerking te relativeren.
Kort, want het is al een heel aantal keren gezegd: waarom leidt een nieuw taakstrafverbod honderd procent zeker tot onrecht? Allereerst dus omdat geen maatwerk meer kan worden geleverd in die enkele gevallen waarin een taakstraf voor de rechter wel de passende straf lijkt. De rechter kent alle feiten en omstandigheden. Iedere zaak is weer anders. Bij deze wet gaat de wetgever dus inderdaad op de stoel van de rechter zitten, door te bepalen dat een bepaalde straf niet meer mag. Het is ook een gebrek aan vertrouwen in de rechter; dat is ook al eerder gezegd. Dat gebrek aan vertrouwen is overigens ten onrechte, want uit onderzoek na onderzoek blijkt dat burgers met kennis van ongeveer dezelfde feiten en omstandigheden ook ongeveer kiezen voor dezelfde straffen.
Er wordt ook nog eens zelden een kale taakstraf opgelegd bij geweld tegen publieke dienstverleners. Kan de minister daarom toelichten waarom zij in de gevallen waarin een kale taakstraf door de rechter is opgelegd bij geweld tegen politie- brandweer- of ambulancepersoneel, met die specifieke omstandigheden, dit geen passende straf vond? Heeft de minister onderzoek laten doen naar dit soort gevallen? Zo ja, wat was de uitkomst van het onderzoek? Kan zij het onderzoek alsnog aan de Kamer verstrekken? Zijn er andere redenen waarom de minister de rechter in dit soort zaken straftoemeting binnen de gangbare werkwijze niet toevertrouwt?
Waarom leidt dan een nieuw taakstrafverbod zeker tot willekeur? Het doel is alle publieke dienstverleners te beschermen in hun belangrijke werk, maar deze wet beperkt zich tot een beperkte groep publieke dienstverleners. Wat is het verschil in verwijtbaarheid bij geweld tegen een politieagent of een leerkracht, een conducteur of misschien wel een private dienstverlener, als deze voor een publieke taak wordt ingezet? Onderscheid is niet in algemene regelgeving te maken zonder in willekeur te vervallen. Juist hier is maatwerk door de rechter nodig. Waarom heeft de regering niet gekozen voor een criterium in de wet dat alle publieke dienstverleners omvat?
Een wet die de rechter kiest om te kiezen tussen twee kwaden is geen goede wet. Ik zal dit toelichten. Als een rechter een taakstraf de meest passende straf vindt, maar deze straf als gevolg van deze wet niet mag opleggen, heeft zij de keuze. Zij kan een creatieve oplossing verzinnen, waarbij het nettoresultaat alsnog is dat een bijna kale taakstraf moet worden uitgevoerd, bijvoorbeeld door het onnodig opleggen van één dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de wetenschap dat die toch niet ten uitvoer wordt gelegd. Dat doet recht in de individuele zaak, maar de rechter handelt niet naar de geest van de wet. Dat is onwenselijk. Het alternatief is het omgekeerde. De rechter volgt de geest van de wet en wijkt uit naar een zwaardere straf, maar doet geen recht aan de individuele zaak. Dat is evenzeer een zeer onwenselijke situatie. Door de rechter en overigens ook de officier van justitie uit twee kwaden te laten kiezen wordt de positie van de rechter ondermijnd. Zo moeten we binnen de trias politica niet met elkaar om willen gaan. Mijn fractie heeft de volgende vragen aan de minister. Hoe plaatst zij voorgenoemde uitwerking van deze wet binnen de werking van de trias? Heeft zij hierover met de rechtspraak gesproken en wat is de uitkomst?
Het onrecht dat het kindertoeslagenschandaal heeft aangericht bij al die individuele ouders is nog lang niet hersteld. De lessen zijn nog lang niet geleerd. Al wel duidelijk is dat te algemene wetgeving zonder de mogelijkheid tot correctie door besturen of rechter tot ellende leidt voor sommige mensen. De rechtspraak heeft bij monde van de Raad voor de rechtspraak laten weten dat hij in dit kader buikpijn heeft van deze wet, omdat hij, na een grondige zelfevaluatie, een herhaling vreest van een vorm van onrecht vergelijkbaar met die uit het kindertoeslagenschandaal. Deze Kamer heeft vandaag nog gesproken over de lessen die ze heeft geleerd uit dit schandaal. Onderscheid tussen een politiek en een wetstechnisch oordeel is juist voor de Eerste Kamer van belang. Nu wordt het meteen concreet. Hoe beoordelen we een wet waarover vele deskundigen zeggen dat een herhaling, uiteraard altijd in een iets andere vorm, van het kindertoeslagenschandaal dreigt? Waar is de menselijke maat? Waar is het maatwerk? Nu dit niet is opgenomen, vindt mijn fractie deze wet technisch onder de maat. We steunen het doel, maar niet de uitwerking. Deze uitwerking vergroot de afstand tussen overheid en burger. Regering, zoek een andere, passende oplossing voor het politieke doel dat u en wij willen dienen, namelijk het beter beschermen van publieke dienstverleners.
Tot slot een meer politiek argument tegen deze wet. Mijn fractie vindt deze wet een symbolische gelegenheidsoplossing. Hij klinkt stoer, maar zal in de praktijk weinig bijdragen aan het terugdringen van geweld tegen publieke dienstverleners. De redenering van de regering is dat er een signaal uitgaat naar de samenleving. Dat klopt, maar de vraag is of dit signaal niet precies het tegenovergestelde effect heeft, namelijk een verdere verharding. De gedachte van de regering is dat geweldplegers een rationale afweging maken. Tevoren wordt dan een plan bedacht om bijvoorbeeld ambulancepersoneel te mishandelen. Maar laten we hier toch maar … Ik heb een onhandige zin opgeschreven. Het is niet heel waarschijnlijk dat het een rationale afweging is, want veel geweld is impulsief en kent groepsdynamiek. Dronkenschap of hoge emoties kunnen meespelen. Als rationele afwegingen al een rol spelen, is het verhogen van de pakkans vele malen effectiever.
Een ietwat breder perspectief. Met het verschralen van overheidstaken en daarmee het steeds verder terugtrekken van de overheid uit het publieke domein zijn publieke dienstverleners de eerste en de laatste buffer waar burgers tegenaanlopen. Met de suggestie dat met strenger straffen wordt bijgedragen aan het oplossen van het veelomvattende probleem van toenemend geweld wordt naïef gehandeld. Soms is het nodig. Dat klopt. Een andere keer is er voor herstel iets heel anders nodig. De dader, maar zeker ook het slachtoffer, zijn soms gebaat bij een heel andere oplossing. De boodschap dat geweld alleen met vergelding kan worden bestreden draagt zelf bij aan de verharding van de samenleving. Ik vraag de minister tot slot welke maatregelen de regering nog meer heeft genomen om geweld tegen publieke dienstverleners te verminderen.
Voorzitter. Mijn betoog leidt maar tot één conclusie: deze wet kan vanwege haar uitwerking op de rechtsstaat, maar vooral op sommige mensen die voor bescherming moeten kunnen rekenen op deze rechtsstaat, niet worden aangenomen. Mijn fractie zal daarom tegenstemmen, met het verzoek aan de regering om haar huiswerk over te doen en te komen met een wet of beleid waardoor publieke dienstverleners wel beter worden beschermd.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is vervolgens het woord aan de heer Talsma. Hij spreekt ook vandaag namens de ChristenUnie. De heer Talsma.